ECLI:NL:RBROT:2018:1710

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
2 maart 2018
Zaaknummer
10/691106-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld en wederrechtelijke toe-eigening van een auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met medeverdachten betrokken was bij een gewelddadige confrontatie met de aangever over de eigendom van een auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachten op 9 juli 2017 de aangever hebben benaderd terwijl hij in zijn auto zat. Er ontstond een gevecht waarbij de verdachte de aangever in zijn gezicht heeft geslagen en de medeverdachte met de telefoon van de aangever is weggerend. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal met geweld, maar sprak hem vrij van de diefstal van de telefoon, omdat er onvoldoende bewijs was voor zijn opzet daarop. De rechtbank overwoog dat de verdachte niet de initiatiefnemer was van het geweld, maar dat hij wel bewust de kans op geweld had aanvaard door deel te nemen aan het plan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en bepaalde dat de verdachte zich moest houden aan reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die schade had geleden door de gewelddadige confrontatie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/691106-17
Datum uitspraak: 18 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M.G.J. Plat, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden: het houden aan een meldplicht bij de reclassering en het ondergaan van een ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Algemeen
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag:
  • De medeverdachte [naam medeverdachte 1] heeft een conflict met [naam slachtoffer] (hierna: de aangever) over de eigendom van een auto. Volgens [naam medeverdachte 1] is de auto van haar en slechts tijdelijk op naam van de aangever gezet, omdat zij op het moment van de aankoop nog niet in het bezit was van een rijbewijs. De aangever betwist dat en heeft geweigerd de auto af te staan aan [naam medeverdachte 1] . De aangever stelt dat hij de auto van [naam medeverdachte 1] heeft overgekocht en dat de auto daarom op zijn naam is gezet.
  • Op 9 juli 2017 zijn de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte 2] op het moment dat de aangever in de bewuste auto stapte op hem afgelopen. Er ontstond vervolgens een gevecht tussen de verdachte, [naam medeverdachte 2] en de aangever. Tijdens dit gevecht heeft iemand een mes getrokken. [naam medeverdachte 2] is vervolgens met de telefoon van de aangever weggerend.
4.2.
Feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft betoogd dat medeverdachte [naam medeverdachte 2] de telefoon van de aangever heeft gestolen en dat deze diefstal onderdeel uitmaakte van het plan dat de verdachte, [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] hadden om de auto van de aangever te krijgen. Minst genomen had de verdachte voorwaardelijk opzet op de diefstal van andere zaken dan de auto.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat [naam medeverdachte 2] zich schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van de telefoon van de aangever. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat van (voorwaardelijk) opzet bij de verdachte op het verkrijgen van deze telefoon niet is gebleken. Het is mogelijk dat de verdachte, tezamen met [naam medeverdachte 2] , de telefoon wilde afnemen van de aangever om hem onder druk te zetten tot afgifte van de auto(sleutels), maar dit vindt onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. Uit de tapgesprekken blijkt niet dat het de bedoeling was andere zaken dan de auto terug te halen. Hieruit valt uitsluitend op te maken dat het om de auto(sleutels) ging. Het kan daarom niet worden uitgesloten dat de diefstal van de telefoon een éénmansactie van [naam medeverdachte 2] is geweest die hem ter plekke werd ingegeven door de omstandigheden. Gelet hierop dient de verdachte te worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
4.3.
Feit 2
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdediging heeft gesteld dat de verdachte alleen maar wilde praten met de aangever over teruggave van deze auto aan [naam medeverdachte 1] . Het was niet zijn bedoeling om de auto met geweld terug te halen. Het was volgens hem juist de aangever die begon met het gebruik van geweld door te dreigen met een mes. De verdachte heeft zich hier vervolgens tegen verdedigd. Daarbij heeft de verdachte, anders dan ten laste is gelegd, niet gestompt of geslagen in het gezicht van de aangever.
De verdediging heeft hiertoe verder aangevoerd dat de auto van [naam medeverdachte 1] was, derhalve een van de mededaders, en dus niet van de aangever. Gelet hierop kan niet worden bewezenverklaard dat de auto aan de aangever toebehoorde, althans aan een ander dan de verdachte of zijn mededader(s), en de verdachte de auto wederrechtelijk probeerde toe te eigenen.
4.3.2.
Beoordeling
Diefstal met geweld?
Het staat niet ter discussie dat de bedoeling van de confrontatie met aangever was dat hij de auto zou afgeven aan [naam medeverdachte 1] . De rechtbank heeft in de zaken van de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 1] geoordeeld dat zij ook het gebruik van geweld als middel daartoe vooraf hebben aanvaard. Niet is gebleken dat de verdachte voor de confrontatie met de aangever al op de hoogte was van het (eventuele) geweldsonderdeel van het plan. Echter, gegeven de omstandigheden waaronder de confrontatie met de aangever plaatsvond, namelijk om kwart voor één ‘s nachts, in het donker, zonder afspraak en zonder [naam medeverdachte 1] ter plaatse terwijl de aangever de verdachte en [naam medeverdachte 2] niet kende, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte met zijn deelname aan het plan bewust de aanmerkelijke kans in het leven heeft geroepen dat de confrontatie zou kunnen uitlopen op een gevecht met de aangever, dat hij zich van deze kans bewust was en deze ook heeft aanvaard. De rechtbank neemt hiertoe ook in aanmerking dat uit de gedragingen van de verdachte ten tijde van de confrontatie niet blijkt dat hij zich aan de situatie heeft willen onttrekken toen deze uit de hand liep. Integendeel, het is volgens de verklaring van de aangever juist de verdachte geweest die als eerste geweld heeft gebruikt, namelijk door de aangever in zijn gezicht te stompen. De verdachte heeft ook erkend dat er is gevochten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachten een zodanige nauwe en bewuste samenwerking bestond dat gesproken kan worden van medeplegen van de poging tot het afhandig maken van de auto met geweld. De rechtbank acht
nietbewezen dat de verdachte hierbij ook opzet had op het gebruik van een mes door [naam medeverdachte 2] . Niet is gebleken dat de verdachte op de hoogte was dat [naam medeverdachte 2] een mes bij zich had of dat hij daarmee rekening had moeten houden. De rechtbank zal de verdachte in zoverre vrijspreken en dit verdisconteren in de straf die hem wordt opgelegd.
Zelfverdediging?
Dat [naam verdachte] uitsluitend geweld zou hebben gebruikt om zichzelf te verdedigingen, is niet aannemelijk geworden.
Toebehoren?
De volgende vraag is of het verweer slaagt dat [naam medeverdachte 1] rechthebbende was op de auto en dat daarom niet van een diefstal kan worden gesproken. De rechtbank stelt vast dat er in het dossier sterke aanwijzingen zijn op grond waarvan [naam medeverdachte 1] kan menen dat zij civielrechtelijk gezien rechthebbende is van de auto. Anders dan door de verdediging is betoogd houdt dit echter niet in dat de auto haar ook toebehoorde als bedoeld in de delictsomschrijving van diefstal. Het strafrechtelijk begrip ‘toebehoren’ is namelijk niet hetzelfde als het civielrechtelijke begrip eigendom (HR 25 juni 1946, NJ 1946, 503). Waar het strafrechtelijk om gaat is in wiens beschikkingsmacht de auto zich bevond, oftewel, wie de feitelijke heerschappij over de auto had. Uit het arrest HR 7 juli 2015, ECLI:NL:HR:2015:1786 blijkt dat dat zelfs geldt wanneer een goed zojuist is gestolen. Het geldt dus ook in de situatie waarin [naam medeverdachte 1] en aangever, na uit elkaar te zijn gegaan, ruzie hebben over de auto. De auto behoorde ten tijde van het ten laste gelegde derhalve (in de zin van artikel 310 Sr) toe aan de aangever.
Wederrechtelijke toe-eigening?
Anders dan de raadsvrouw stelt, kan toe-eigening door de rechthebbende van een van hem ontnomen zaak een strafrechtelijk verwijtbare diefstal opleveren, namelijk als die toe-eigening wederrechtelijk (‘in strijd met het recht’) gebeurt (vergelijk HR 9 februari 1971,
NJ1972). Dat is in dit geval zo. Zij hebben immers met gebruik van geweld geprobeerd de auto direct dan wel indirect uit de macht van de aangever te krijgen. De rechtbank is van oordeel dat zij daarmee de grenzen van het maatschappelijk betamelijke ver hebben overschreden en daardoor wederrechtelijk hebben gehandeld.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 9 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, toebehorende aan [naam slachtoffer] , en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, met een van zijn mededaders
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft belet en
- tegen die [naam slachtoffer] heeft gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft getrokken en (vervolgens) op de grond heeft gegooid en
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft geslagen of gestompt en geschopt of getrapt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen een persoon, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met zijn medeverdachten geprobeerde de auto van de aangever met geweld afhandig te maken. De verdachte heeft de aangever in het holst van de nacht toegeschreeuwd, hem geslagen, naar de grond gewerkt en vervolgens geschopt. De rechtbank neemt het de verdachte en zijn medeverdachten bijzonder kwalijk dat zij hebben gemeend een geschil over de eigendom van een auto te moeten oplossen door het gebruik van geweld. Eigenrichting is binnen de Nederlandse samenleving en rechtsorde onacceptabel. Door zijn handelen heeft de verdachte dit verbod van eigenrichting ernstig geschonden. Daarnaast heeft de verdachte met zijn actie een grove inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid van de aangever en omstanders. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten zich nog lang onveilig kunnen voelen, hetgeen ook is gebleken uit de schriftelijke slachtofferverklaring van de aangever.
De rechtbank houdt er in de strafmaat rekening dat er een band bestaat tussen een van de medeverdachten en het slachtoffer en deze mededader mogelijk de rechthebbende is op de auto. Dat maakt dat een aanzienlijk lagere straf op zijn plaats is dan bij een ‘gewone’ straatroof het geval zou zijn. Verder is er in het voordeel van de verdachte rekening mee gehouden dat hij niet degene is van wie het initiatief is uitgegaan om deze diefstal te plegen. Hij is ook niet verantwoordelijk voor het mes dat [naam medeverdachte 2] heeft getoond. Zijn rol is daarmee beduidend minder dan die van zijn medeverdachten. Zijn straf is daarom ook lager dan die van de medeverdachten.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 december 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 september 2017. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte verkeert in een tot op zekere hoogte stabiele sociaal maatschappelijke situatie. Hij heeft na het behalen van een vmbo-diploma gewerkt als uitzendkracht. De verdachte woont al geruime tijd zelfstandig wat hem redelijk goed af lijkt te gaan. Zijn moeder is vier jaar geleden overleden, met zijn vader heeft hij weinig contact. Beschermende factor vormen een oom en tante die bij hem in de buurt wonen.
Er zijn geen aanwijzingen voor problematisch middelengebruik of een gokverslaving. Ook zijn er geen aanwijzingen voor psychiatrische problematiek.
De kans op recidive wordt ingeschat als laaggemiddeld.
Indien de verdachte schuldig wordt bevonden, wordt geadviseerd - als de ernst van het strafbare feit dit toelaat - hem een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Hierbij worden de bijzondere voorwaarden van een reclasseringstoezicht en een ambulante behandeling geadviseerd. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een werkstraf.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Alles bij elkaar komt de rechtbank tot oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden waarvan drie voorwaardelijk. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 953,09 aan materiële schade en een vergoeding van € 650,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, met uitzondering van de post ‘schoenen’.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft afwijzing van de vordering bepleit.
8.3.
Beoordeling
Materiële schade
De door de benadeelde partij aangevoerde schadeposten ‘reiskosten’ (€ 199,01) en ‘parkeerkosten’ (€ 7,33) zijn niet gemotiveerd weersproken door de verdediging en zullen daarom worden toegewezen.
De schade gevorderd onder de posten ‘Schoenen’ (€ 99,75) en ‘Onherstelbaar beschadigde telefoon’ (€ 219,00) vindt onvoldoende steun in het dossier. De vordering zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. De deelvordering ‘Reparatiekosten Samsung’
(€ 428,00) komt evenmin voor (directe) toewijzing in aanmerking, aangezien uit de onderbouwing hiervan niet blijkt dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Ook dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Deze schade zal op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op
€ 400,-. De vordering zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De vordering kan voor zover die niet-ontvankelijk is verklaard bij de burgerlijke rechter worden aangebracht indien gewenst.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017.
Nu de verdachte het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partij betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 606,34, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 (twee) jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van De Waag of een soortgelijke ambulante forensische zorginstelling voor zijn problematiek en zal zich houden aan de aanwijzingen hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van
€ 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), bestaande uit € 206,34 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 606,34 (zegge: zeshonderdenzes euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 606,34 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
12 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. N. Doorduijn, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.M. van Herwijnen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of diens mededader(s),
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 09juli 2017 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] ,
te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- ( terwijl die [naam slachtoffer] net in zijn auto was gestapt) die [naam slachtoffer] het sluiten van zijn autoportier heeft/hebben belet en/of
- tegen die [naam slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij zijn autosleutels en andere spullen moest geven/afstaan en/of
- die [naam slachtoffer] in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- die [naam slachtoffer] uit zijn auto heeft/hebben getrokken en/of (vervolgens) op de grond heeft/hebben gegooid en/of
- ( terwijl die [naam slachtoffer] op de grond lag) die [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt en/of
- een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of met dit mes stekende bewegingen naar/in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.