In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot vaststelling van schade door [verzoekster] tegen haar bewindvoerders, [gedaagde 1] h.o.d.n. Ambulante Begeleiding Rotterdam (ABR) B.V. en ABR B.V. [verzoekster] heeft gesteld dat ABR c.s. tekort zijn geschoten in hun zorg als bewindvoerder, wat heeft geleid tot financiële schade. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 22 juni 2017 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 22 september 2017 en een voortzetting op 5 februari 2018. De kantonrechter heeft vastgesteld dat het vermogen van [verzoekster] op 26 maart 2015 onder bewind is gesteld en dat ABR c.s. op verschillende momenten als bewindvoerder hebben gefunctioneerd. [verzoekster] heeft onder andere aangevoerd dat zij niet tijdig over haar leefgeld kon beschikken, dat de zorgpremie niet is betaald, en dat er problemen waren met schulden en de overdracht naar een nieuwe bewindvoerder. ABR c.s. hebben deze verwijten gemotiveerd weersproken. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de zorgvuldigheid van de bewindvoerders en of zij hebben gehandeld zoals van een goed bewindvoerder verwacht mag worden. Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat ABR c.s. niet tekort zijn geschoten in hun zorg en heeft het verzoek van [verzoekster] afgewezen. Tevens is [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten van ABR c.s. tot een bedrag van € 400,00.