ECLI:NL:RBROT:2018:1964

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
12 maart 2018
Zaaknummer
10/960048-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met betrekking tot cocaïne invoer

Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De zaak betreft de invoer van ongeveer 19 kilogram cocaïne op 11 mei 2017 op luchthaven Schiphol. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsman, E.G.S. Roethof. De officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, eiste een gevangenisstraf van vijf jaar en een geldboete van 31.086 euro, dan wel verbeurdverklaring van in beslag genomen goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de verdachte voldoende op de hoogte was van de tenlastelegging. Tijdens de zittingen zijn gesprekken tussen de verdachte en anderen opgenomen, waaruit blijkt dat de verdachte betrokken was bij de invoer van cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Opiumwet door samen met anderen de invoer van cocaïne voor te bereiden en te bevorderen.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar en een geldboete van 13.000 euro. Daarnaast zijn de in beslag genomen telefoons verbeurd verklaard, terwijl andere goederen aan de verdachte zijn teruggegeven. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/960048-17
Datum uitspraak: 2 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad in Westzaan,
raadsman E.G.S. Roethof, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18 december 2017 en 2 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Nij Bijvank heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar met aftrek van het voorarrest, en een geldboete van 31.086 euro, dan wel verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld, de telefoons en de sieraden, waarop conservatoir beslag is gelegd.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat het slechts ziet op één feit, en niet duidelijk is om welke voorbereidingshandelingen het gaat. Dit brengt met zich dat niet is voldaan aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering, zodat de dagvaarding in zoverre nietig moet worden verklaard.
4.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt dit betoog en acht de dagvaarding geldig. Het onder 2 tenlastegelegde ziet op het voorbereiden van één of meerdere transporten van drugs. Dat kan uit meerdere voorbereidingshandelingen bestaan, op meerdere momenten plaatsvinden en hoeft niet te zien op één bepaald transport. De dagvaarding is gelet hierop voor verdachte voldoende duidelijk en begrijpelijk. Het is de rechtbank overigens ook niet gebleken dat verdachte niet heeft begrepen wat hem wordt verweten en waar hij zich dus tegen diende te verdedigen.
De dagvaarding voldoet dan ook aan de eisen van artikel 261 Wetboek van Strafvordering, zodat er geen grond is voor partiële nietigheid.
4.3.
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt verdediging feit 1
De verdediging bepleit vrijspraak van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van 19 kg cocaïne. Uit de inhoud van de afgeluisterde gesprekken valt op te maken dat de verdachte niet wil meewerken aan de invoer. Hij spreekt met mensen die betrokken zijn bij de invoer van cocaïne en ze vragen hem daarbij om hulp, maar de verdachte geeft telkens duidelijk aan dat hij geen opdracht heeft gegeven en niet zo kan werken. De verdachte was niet op de hoogte van het transport. De bloemen met inhoud waren al in het vliegtuig toen de verdachte werd benaderd.
5.1.2.
Beoordeling feit 1
Op 11 mei 2017 komt op de luchthaven Schiphol vanuit Colombia een zending bloemen binnen met daarin 19 kg cocaïne. De bloemendozen werden vervoerd op een zogenoemde PMC-pallet met het nummer [pallet-nummer] . Op 8 mei 2017 werd communicatie opgenomen in de auto van de verdachte, waarbij hij sprak met een onbekende man. Deze man vraagt de verdachte of er al bloemen zijn aangekomen. De verdachte antwoordt hem: “ vijf PNC”. Tijdens dit gesprek belt de onbekende man vervolgens met iemand met een Colombiaans accent en vertelt dat er 5 PMC zijn aangekomen en dat de verdachte heel boos wordt, omdat hij niet van leugens houdt. Op 12 mei 2017 werd wederom communicatie opgenomen in de auto van de verdachte, waarbij hij sprak met een onbekende man. Er werd hier gesproken over een vracht die door een scan was gegaan. In ditzelfde gesprek werd ook het nummer [pallet-nummer] genoemd. Op de telefoon die in de woning van de verdachte is aangetroffen en in beslag is genomen is een foto van de PMC met dit nummer aangetroffen, evenals een foto van de doos waarin de 19 pakketjes zich bevinden en een foto van de cocaïne met het ingeperste stempel. Het voorgaande weerlegt het verweer van de raadsman dat de verdachte de boot afhoudt. Uit het voorgaande is genoegzaam gebleken dat de verdachte betrokken was bij de invoer van ongeveer 19 kg cocaïne op 11 mei 2017 op de luchthaven Schiphol waarbij sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen meerdere personen, waaronder de verdachte.
5.1.3.
Standpunt verdediging feit 2
De verdediging heeft aangevoerd dat de verdachte ook moet worden vrijgesproken van feit 2. Het feit dat de verdachte meerdere keren is veroordeeld voor drugs maakt hem nog niet verantwoordelijk voor alle drugstransporten. Dat de verdachte nog steeds connecties heeft met de drugswereld en hij met enige regelmaat wordt gevraagd om voor diverse drugscriminelen te tolken, maakt hem geen medepleger. Zijn aandeel is te klein om als medepleger aangemerkt te worden en medeplichtigheid is niet ten laste gelegd. Daarom moet de verdachte van feit 2 worden vrijgesproken.
5.1.4.
Beoordeling feit 2
Uit diverse opgenomen gesprekken van de verdachte blijkt dat hij meerdere keren met Colombianen heeft gesproken over drugstransporten. In versluierd taalgebruik heeft de verdachte het over onder meer containervervoer en over spullen die er uit gehaald kunnen worden en over gaten waar weer dingen ingestopt kunnen worden. Daarnaast geeft de verdachte aan dat het gestopt zou kunnen worden via CMA of de vloer. Op de terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat deze gesprekken over drugs gingen.
Kijkend naar de inhoud van de opgenomen gesprekken stelt de rechtbank vast dat sprake is van het daadwerkelijk voorbereiden van het invoeren van drugs. Uit niets blijkt dat alleen sprake is van het vertalen van gesprekken. Integendeel, de verdachte komt - naar het oordeel van de rechtbank - met concrete ideeën om de invoer van drugs te vergemakkelijken.
De verdachte regelde onder meer een bedrijf waar de spullen naar toe konden worden vervoerd en vertelde hoe en waar de drugs verstopt moesten worden. De verdachte heeft een aanzienlijk aandeel gehad in het voorbereiden of bevorderen van drugstransporten naar Nederland. Het verweer wordt verworpen.
5.1.5.
Conclusie
De feiten 1 en 2 zijn wettig en overtuigend bewezen.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 11 mei 2017 op luchthaven Schiphol, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 19 kilogram, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht.
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2017
tot en met 26 juni 2017, op luchthaven Schiphol en/of in Almere en/of
Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen.
te weten het opzettelijk ,afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
(als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) brengen van een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I,
-heeft getracht een of meer anderen te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-heeft getracht zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot
het plegen van dat feit te verschaffen,
-één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden
heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden
had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en
in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk (telkens)
-één of meer (telefoon)gesprek(ken) in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of
één of meer smsbericht(en) en/of pingbericht(en) en/of foto's van witte
blokken, transportorders, dozen met bananen en PMC-pallets verstuurd en/of
ontvangen met betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een of
meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
-met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer mededaders
ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad met betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen van die cocaïne en/of
afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of de vracht(en) waarin die
cocaïne was verborgen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2, onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
en
2.
Medeplegen van een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander trachten te bewegen om dat feit te plegen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de opzettelijke invoer van 19 kg cocaïne. De ingevoerde hoeveelheden zijn van dien aard, dat deze bestemd moeten zijn geweest voor verdere verspreiding en handel. Uit opgenomen telefoongesprekken blijkt ook dat de verdachte, naast de invoer van de 19 kg cocaïne, bezig is geweest met voorbereidingen van de invoer van andere partijen drugs. Het is een feit van algemene bekendheid dat drugs, waaronder cocaïne, vanwege de zeer verslavende werking ervan, schadelijk is voor de gezondheid van de gebruikers. De verspreiding van en de handel in drugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan cocaïne.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 28 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten is een gevangenisstraf passend. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om een taakstraf, omdat de ingevoerde hoeveelheid cocaïne niet zo groot is dat daarvoor een gevangenisstraf moet worden opgelegd. De rechtbank deelt dat standpunt niet. Gezien de rol van de verdachte in het geheel, de ernstige aard van de delicten en de eerdere veroordelingen van de verdachte acht de rechtbank een taakstraf geheel niet op zijn plaats. Daarentegen zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan is geëist door de officier van justitie. Daarnaast legt de rechtbank in overeenstemming met de vordering van de officier van justitie een geldboete op.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder te bespreken verbeurdverklaringen, passend en geboden.

9.In beslag genomen voorwerpen

9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen telefoons, het geld en een gedeelte van de sieraden verbeurd te verklaren.
9.2.
Standpunt verdediging
Er moet een connectie zijn tussen het delict en het geld. Nu het transport is mislukt en de verdachte er geen geld voor heeft gekregen ontbreekt de connectie tussen het delict en het aangetroffen geld bij de verdachte, zodat er geen aanleiding is om het geld verbeurd te verklaren.
9.3.
Beoordeling
Voldoende staat vast dat met behulp van de inbeslaggenomen telefoons, 5 Samsung telefoons en 2 Blackberry telefoons, de onderhavige misdrijven zijn begaan en/of voorbereid. De in beslag genomen telefoons zullen dan ook verbeurd worden verklaard.
Omdat niet vast is komen te staan dat de inbeslaggenomen sieraden en het contante geld het resultaat zijn van de bewezenverklaarde feiten, moeten deze goederen aan de verdachte worden teruggegeven.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23, 24a, 24c, 33, 33a, 33b, 36d, 43a, 46, 47, 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2,10 en 10a van de Opiumwet.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, alsmede tot een
geldboete van € 13.000,00 (dertienduizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
100 dagen hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 2:
- 5 Samsung telefoons
- 2 Blackberry telefoons;
- gelast de teruggave aan verdachte van:
- 13.510 euro
- Ring met zwarte steen, in zakje
- Horloge Michael Kors
- Horloge goud Rolex
- Horloge zwart in hoesje
- Invicta horloge in doos
- Invicta horloge in doos geel
- Ketting witgoud in zwarte doos
- Horloge Audemars Piguet in doos
Dit vonnis is gewezen door:
mr. F.W.H. van den Emster, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. van den Bosch, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 2 januari 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2017 op luchthaven Schiphol en/of in Almere, in
elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 19 kilogram, in elk
geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een
middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, opzettelijk
binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, en/of opzettelijk heeft
afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft
gehad.
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2017
tot en met 26 juni 2017, op luchthaven Schiphol en/of in Almere en/of
Amsterdam, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de
Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen.
te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland
(als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) brengen van een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel vermeld op de
bij de Opiumwet behorende lijst I,
-heeft getracht een of meer anderen te bewegen om dat feit te plegen, te doen
plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn
en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
en/of
-heeft getracht zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot
het plegen van dat feit te verschaffen, en/of
-één of meer voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of betaalmiddelen voorhanden
heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden
had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit;
hebbende hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) tezamen en
in vereniging met elkaar, toen en daar opzettelijk (telkens)
-één of meer (telefoon)gesprek(ken) in versluierd taalgebruik) gevoerd en/of
één of meer smsbericht(en) en/of pingbericht(en) en/of foto's van witte
blokken, transportorders, dozen met bananen en PMC-pallets verstuurd en/of
ontvangen met betrekking tot het importeren en/of het vervoeren van een of
meer hoeveelhe(i)d(en) cocaïne en/of de vracht(en) waarin die cocaïne was
verborgen en/of
-met één of meer mededaders contact opgenomen en/of met één of meer mededaders
ontmoeting(en) en/of bespreking(en) gehad met betrekking tot het
invoeren/binnen het grondgebied van Nederland brengen van die cocaïne en/of
afleveren en/of vervoeren van die cocaïne en/of de vracht(en) waarin die
cocaïne was verborgen.