ECLI:NL:RBROT:2018:2105

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2018
Publicatiedatum
14 maart 2018
Zaaknummer
ROT 17/3509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wijziging geboortedatum in basisregistratie personen op basis van onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis. De eiser, die in de basisregistratie personen (brp) staat ingeschreven met een geboortedatum van 1962, heeft verzocht om wijziging van zijn geboortedatum naar 1952, onderbouwd met een Turks vonnis. Het college heeft dit verzoek afgewezen, omdat het vonnis volgens hen niet op betrouwbare gegevens is gebaseerd. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard, omdat de eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat de geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is. De rechtbank oordeelt dat de gegevens in de brp betrouwbaar moeten zijn en dat de eiser niet heeft aangetoond dat de Turkse uitspraak voldoet aan de eisen van de Wet basisregistratie personen (Wbrp). De rechtbank concludeert dat het vonnis niet de vereiste objectieve maatstaven van betrouwbaarheid biedt en dat de eiser niet kan aantonen dat zijn geboortedatum in de brp onjuist is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het college niet verplicht was om de eiser een verklaring te laten afleggen ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand. De rechtbank heeft de afwijzing van het verzoek door het college bevestigd en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 17/3509

uitspraak van de meervoudige kamer van 13 maart 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats] , eiser,
gemachtigde: mr. P. Hoogenraad,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maassluis, verweerder,
gemachtigde: mr. P.H. Harent.

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eisers verzoek tot wijziging van zijn geboortedatum in de basisregistratie personen (brp) afgewezen.
Bij besluit van 1 mei 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens is de dochter van eiser verschenen als tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens verweerder is tevens verschenen J.P.B. Over de Vest.

Overwegingen

1. Eiser staat in de brp ingeschreven als [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1962. Bij de inschrijving van eiser in Nederland op […] 1977, is deze geboortedatum ontleend aan het Turkse paspoort van eiser. Op 30 mei 2016 heeft eiser een verzoek ingediend om zijn geboortedatum in de brp te wijzigen naar [geboortedatum] 1952. Ter onderbouwing daarvan heeft hij onder meer een vonnis overgelegd van de arrondissementsrechtbank te Kayseri, Turkije, van [datum vonnis] (het vonnis) waarbij eisers verzoek tot wijziging van zijn geboortedatum van [geboortedatum] 1962 in [geboortedatum] 1952 in Turkije is geaccepteerd.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder, onder verwijzing naar het advies van de commissie voor de bezwaarschriften van 1 mei 2017, het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat, hoewel er twijfels zijn omtrent de leeftijd van eiser, niet onomstotelijk is komen vast te staan dat de in de brp geregistreerde gegevens feitelijk onjuist zijn. Volgens verweerder heeft eiser niet aangetoond dat hij is geboren op [geboortedatum] 1952. Volgens verweerder biedt het door eiser overgelegde vonnis onvoldoende onderbouwing om het verzoek van eiser tot wijziging van zijn geboortejaar in de brp te honoreren. Aan de door eiser overgelegde documenten en verklaringen van getuigen komt volgens verweerder geen bewijskracht toe nu de echtheid en betrouwbaarheid van die stukken niet kunnen worden vastgesteld. Uit de stelling van eiser dat hij niet in 1962 kan zijn geboren omdat hij dan op zijn vijftiende vader zou zijn geworden, kan volgens verweerder niet worden opgemaakt dat eiser op [geboortedatum] 1952 is geboren.
3.1.
Eiser voert aan dat uit het door hem overgelegde Turkse vonnis blijkt dat de in de brp geregistreerde geboortedatum feitelijk onjuist is en dat er niets aan in de weg staat dit vonnis te erkennen. Dit betoog faalt.
3.2.
Op grond van artikel 2.8, tweede lid, van de Wet basisregistratie personen (Wbrp) worden gegevens over de burgerlijke staat, indien zij feiten betreffen die zich buiten Nederland hebben voorgedaan, ontleend aan een geschrift als bedoeld onder a, bij gebreke hiervan aan een geschrift als bedoeld onder b of c, bij gebreke ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder d en bij gebreke ten slotte ook hiervan aan een geschrift als bedoeld onder e:
a. een akte over het desbetreffende feit, die is opgenomen in de registers van de Nederlandse burgerlijke stand;
b. een in Nederland gedane rechterlijke uitspraak over het desbetreffende feit die in kracht van gewijsde is gegaan;
c. een buiten Nederland overeenkomstig de plaatselijke voorschriften door een bevoegde instantie opgemaakte akte die ten doel heeft tot bewijs te dienen van het desbetreffende feit, of een over dat feit gedane rechterlijke uitspraak, of bij gebreke daarvan een akte van bekendheid of beëdigde verklaring, bedoeld in artikel 45 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
d. een geschrift dat overeenkomstig de plaatselijke voorschriften is opgemaakt door een bevoegde instantie, waarin het desbetreffende feit is vermeld;
e. een verklaring over het desbetreffende feit die betrokkene ten overstaan van een door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaar onder eed of belofte heeft afgelegd, die op schrift is gesteld en door betrokkene is ondertekend.
Op grond van artikel 2.10, tweede lid, van de Wbrp worden aan een geschrift als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, onder c, d of e, alsmede artikel 2.8, derde lid, geen gegevens ontleend, voor zover de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in deze geschriften vermelde feiten.
Op grond van artikel 2.58, eerste lid, van de Wbpr voldoet het college van burgemeester en wethouders binnen vier weken kosteloos aan het verzoek van betrokkene hem betreffende gegevens in de basisregistratie te verbeteren, aan te vullen of te verwijderen, indien deze feitelijk onjuist zijn dan wel onvolledig zijn of in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
3.3.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 22 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2285, dient voorop te worden gesteld dat de gegevens in de brp betrouwbaar en duidelijk moeten zijn. De gebruikers van de gegevens moeten erop kunnen vertrouwen dat de gegevens in beginsel juist zijn. Voor de gegevens omtrent de burgerlijke staat die niet aan de Nederlandse burgerlijke stand kunnen worden ontleend, is een rangorde aangegeven in de geschriften waaraan deze gegevens mogen worden ontleend. Aan een "lager" document mogen gegevens worden ontleend wanneer op het moment van inschrijving in redelijkheid geen "hoger" document kan worden overgelegd. Dit doet evenwel niet af aan de plicht van de burger om eventueel ook na de inschrijving alsnog zo sterk mogelijke documenten te leveren (Kamerstukken II 2011-2012, 33 219, nr. 3, blz. 126). Het bewijs dat eenmaal in de brp opgenomen gegevens feitelijk onjuist zijn, kan alleen maar worden geleverd door overlegging van de juiste brondocumenten. Voor het wijzigen van eenmaal in de brp geregistreerde gegevens zal gelet op het systeem van de Wbrp onomstotelijk moeten vaststaan dat deze feitelijk onjuist zijn. Voorts volgt uit de memorie van toelichting bij de Wbrp dat artikel 2.10, tweede lid, van deze wet onder meer ertoe strekt te voorkomen dat gegevens betreffende de burgerlijke staat in de brp worden opgenomen, indien bij het tot stand komen van het brondocument naar regels van Nederlands internationaal privaatrecht elementaire processuele regels niet in acht zijn genomen. Een van de eisen waaraan een buitenlandse rechterlijke uitspraak in dit verband moet voldoen, is dat deze er blijk van moet geven op – naar objectieve maatstaven gemeten – betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.
3.4.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de Nederlandse openbare orde zich verzet tegen de erkenning van de rechtsgeldigheid van de in het vonnis vermelde feiten. In het bijzonder is de vraag aan de orde of het vonnis er blijk van geeft op – naar objectieve maatstaven gemeten – betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.
3.5.
Het vonnis is, zo blijkt uit de vertaling ervan, gebaseerd op verklaringen van getuigen die op verzoek van eiser zijn gehoord. Zij hebben verklaard dat het bij hen en andere naaste personen uit eisers omgeving bekend is dat eiser op [geboortedatum] 1952 is geboren. Tevens is het vonnis gebaseerd op onderzoek door de officier van justitie. Dit onderzoek bevestigt volgens het vonnis de beweringen van de gehoorde getuigen. De rechtbank stelt vast dat het vonnis niet voorziet in enige toelichting omtrent de onderzoeken en de identiteit van de getuigen en de grondslag van hun wetenschap over de geboortedatum van eiser. Ook geeft het vonnis geen inzicht in de strekking van de door de getuigen afgelegde verklaringen. Hierdoor was het voor verweerder niet mogelijk om te beoordelen of het vonnis, naar objectieve maatstaven gemeten, is gebaseerd op betrouwbare gegevens. Het enkele feit dat uit het vonnis blijkt dat er meerdere getuigen zijn gehoord en dat er onderzoek is verricht, zoals eiser stelt, maakt dat niet anders. Eiser heeft ter onderbouwing van de inhoud van het vonnis in beroep nog een verklaring overgelegd van […] , gedateerd 20 mei 2017. Volgens eiser is […] ook als getuige door de rechtbank in Turkije gehoord. Nu uit het vonnis echter niet blijkt welke getuigen zijn gehoord, kan de rechtbank niet nagaan of dit klopt. Eiser heeft ter onderbouwing van het vonnis nog een verklaring van zijn huisarts, […] overgelegd. Uit deze verklaring, gedateerd 20 november 2017, blijkt dat de huisarts meent dat eiser biologisch gezien zeker over zijn zestigste jaar is. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze verklaring niet ter ondersteuning van het vonnis dienen omdat hieruit niet blijkt wat de geboortedatum van eiser dan wel is. Dat eiser de Turkse nationaliteit heeft en het Turkse recht bepaalt welke leeftijd eiser heeft, zoals eiser heeft aangevoerd, volgt de rechtbank niet nu de bepalingen in de Wbrp voorschrijven onder welke voorwaarden gegevens in de brp kunnen worden verbeterd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met verweerder van oordeel dat het vonnis er geen blijk van geeft op – naar objectieve maatstaven gemeten – betrouwbare gegevens te zijn gebaseerd.
4.1.
Eiser betoogt voorts dat verweerder ten onrechte geen toepassing heeft gegeven aan de mogelijkheid om eiser een verklaring te laten afleggen ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand, zoals bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wbrp. Dit betoog faalt.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank was verweerder niet gehouden om eiser een verklaring te laten afleggen ten overstaan van een ambtenaar van de burgerlijke stand. Bij de inschrijving in de brp is de geboortedatum van eiser immers ontleend aan zijn Turkse paspoort. Nadien, op 14 november 2002, is deze geboortedatum vergeleken met zijn Turkse geboorteakte. Dergelijke documenten komen op grond van de onder 3.3. genoemde rangorde meer gewicht toe dan een verklaring van eiser. Verweerder mocht dan ook aan een verklaring van eiser niet de waarde toekennen die eiser daaraan had willen toekennen.
5.1.
Eiser betoogt nog dat er onvoldoende onderzoek is ingesteld en dat onvoldoende rekening is gehouden met zijn feitelijke situatie. Eiser voert aan dat zijn eerste kind op [datum] is geboren en dat het niet waarschijnlijk is dat hij toen pas 15 jaar oud was. Dit betoog slaagt niet.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling, bijvoorbeeld de uitspraak van 5 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:756, – die ook onder de Wbrp van toepassing geacht moet worden – kent de Wbrp geen hardheidsclausule waarop eiser een beroep kan doen en laat de wet verweerder gelet op het gesloten systeem van brondocumenten geen ruimte voor een belangenafweging.
5.3.
Het is primair aan eiser om gegevens ter onderbouwing van zijn stelling, dat zijn geboortedatum in de brp feitelijk onjuist is, over te leggen. Dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft ingesteld is de rechtbank dan ook niet gebleken. Gelet op de onder 5.2. weergeven rechtspraak bestond er voor verweerder geen ruimte voor een belangenafweging waarbij rekening kon worden gehouden met de feitelijke situatie van eiser en derhalve ook niet met de door eiser aangevoerde omstandigheid dat het onwaarschijnlijk is dat hij op
15-jarige leeftijd een kind zou hebben gekregen. Datzelfde geldt voor de ter zitting door de dochter van eiser naar voren gebrachte emotionele aspecten die er voor eiser aan de vermeende verkeerde geboortedatum zijn verbonden.
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om zijn geboortedatum in de brp te wijzigen terecht heeft afgewezen.
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E. Bos, voorzitter, en mr. M.G.L. de Vette en mr. D.Y.A. van Meersbergen, leden, in aanwezigheid van E.S. Iplikçioglu, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2018.
de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.