ECLI:NL:RBROT:2018:2346

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
22 maart 2018
Zaaknummer
K/10/4080627 CV EXPL 15-3441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C. Sikkel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Regresvordering van de cascoverzekeraar van de eigenaar van de duwbak Espera 117 tot vergoeding van schade na breken en zinken van de duwbak

In deze zaak vorderde de eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, schadevergoeding van de gedaagde, Provaart Logistics B.V., naar aanleiding van het breken en zinken van de duwbak Espera 117. De eiseres had een regresvordering ingesteld na een schadevergoeding van € 244.917,25 die zij had ontvangen van haar cascoverzekeraars. De eiseres stelde dat de schade was veroorzaakt door de tekortkomingen van de bemanning die door Provaart was ingezet. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst tussen partijen als rompbevrachting moest worden gekwalificeerd, waardoor de voorschriften van huur van toepassing waren. De eiseres stelde dat Provaart aansprakelijk was op basis van artikel 7:213 en 7:219 BW, maar Provaart voerde aan dat er een (mede)verzekeringsclausule bestond die hen vrijstelde van aansprakelijkheid.

De kantonrechter oordeelde dat de eiseres gehouden was om ervoor te zorgen dat Provaart als medeverzekerde op de polis stond, zoals gebruikelijk was in de branche. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de eiseres moest worden afgewezen, omdat de cascoverzekeraars van de eiseres geen verhaal konden uitoefenen op Provaart. De vordering in reconventie werd niet beoordeeld, omdat de vordering in conventie was afgewezen. De eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van Provaart, die op € 2.000,00 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: K/10/4080627 CV EXPL 15-3441
uitspraak: 11 januari 2018
vonnis van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Zwijndrecht,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. J.C. van Zuethem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROVAART LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Hendrik-Ido-Ambacht,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
gemachtigde: mr. R.A. Klaassen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Provaart genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure volgt uit de volgende processtukken, waarvan de kantonrechter heeft kennis genomen:
- de dagvaarding van 14 april 2015;
- de akte houdende overlegging producties 1 tot en met 5 van 21 mei 2015;
- het vonnis in het bevoegdheidsincident van 1 april 2016 waarbij de incidentele vordering van Provaart tot onbevoegdverklaring is afgewezen;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in voorwaardelijke reconventie met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie;
- de zittingsagenda van 31 augustus 2017;
- de brief van de advocaat van Provaart van 1 september 2017 met een afschrift van het verzoek voorlopig getuigenverhoor en de verklaringen van drie getuigen;
- de akte overlegging producties 10 tot en met 14 tevens akte houdende vermeerdering van eis van [eiseres] ;
- het proces-verbaal van comparitie van 21 september 2017.
1.2.
Ter comparitie is de zaak naar de rol verwezen vanwege rolhandelingen in de met deze zaak gevoegde zaak [eiseres] /Arends met nummer 4424774 / CV EXPL 15-7075. Op verzoek van partijen zijn deze zaken op 21 november 2017 gesplitst. Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de in zoverre niet weersproken inhoud van de producties, staat tussen partijen het volgende vast.
2.1.
[eiseres] is eigenaar van de duwbak Espera 117. [eiseres] heeft de Espera 117 in de periode van 1 oktober 2014 tot en met 15 oktober 2014 aan Provaart ter beschikking gesteld tegen betaling van € 180 per dag.
2.2.
De Espera 117 is op 14 oktober 2014 na belading gebroken en gezonken.
2.3.
[eiseres] heeft ter zake van de onderhavige cascoschade aan de Espera 117 een bedrag van € 244.917,25 uitgekeerd gekregen van haar cascoverzekeraars. De cascoverzekeraars van de Espera 117 hebben aan [eiseres] last verstrekt tot het instellen van een regresvordering tot schadevergoeding tegen Provaart.

3.Het geschil in conventie3.1. [eiseres] vordert na vermeerdering van eis om Provaart bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 421.432,00 aan schade en een bedrag van € 6.120,00 aan bedrijfsschade (tijdverlet), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele voldoening, met veroordeling van Provaart in de proceskosten.

3.2.
Provaart voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering van [eiseres] , met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in voorwaardelijke reconventie

4.1.
Provaart vordert – voor het geval Provaart wordt veroordeeld om iets aan [eiseres] te betalen – dat [eiseres] wordt veroordeeld tot hetzelfde bedrag als waartoe Provaart zal zijn veroordeeld in conventie aan Provaart te betalen met veroordeling in de proceskosten.
4.2.
[eiseres] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van Provaart in haar vorderingen, althans haar deze te ontzeggen met veroordeling in de proceskosten.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter laat de vermeerdering van eis in conventie tot vergoeding van bedrijfsschade (tijdverlet) ambtshalve buiten beschouwing wegens strijd met de behoorlijke procesorde, om de volgende redenen.
De eisvermeerdering betreft een eigen vordering van [eiseres] , anders dan de bij dagvaarding ingestelde regresvordering van de verzekeraars van [eiseres] die in naam van deze is ingesteld. Voor de vordering tot vergoeding van bedrijfsschade kan daarom een ander beoordelingskader gelden.
[eiseres] zou de vordering tot vergoeding van bedrijfsschade al bij dagvaarding hebben kunnen instellen, maar heeft deze pas, ruim na de conclusie van antwoord in reconventie en eerst één week voor de zitting toegezonden om ter comparitie te worden genomen. Zodoende heeft Provaart niet schriftelijk kunnen reageren op deze nieuwe vordering.
Ter comparitie is deze nieuwe vordering onvoldoende behandeld. [eiseres] heeft ter zitting verklaard dat zij alleen de kosten van de uitkering van de verzekering vordert, maar zich daarbij niet specifiek uitgelaten over de vordering tot vergoeding van bedrijfsschade.
5.2.
Het gaat hier om een (ingevolge lastgeving door [eiseres] in eigen naam ingestelde) regresvordering van de cascoverzekeraars van [eiseres] tot vergoeding van de door hen aan [eiseres] uitgekeerde schadevergoeding wegens het breken en zinken van de duwbak Espera 117.
5.3.
De kantonrechter kwalificeert de overeenkomst tussen [eiseres] en Provaart waarbij de Espera 117 aan Provaart ter beschikking werd gesteld als rompbevrachting zodat op grond van artikel 8:900 juncto artikel 8:893 BW de voorschriften van huur van toepassing zijn.
5.4.
[eiseres] grondt haar vordering op artikel 7:213 en artikel 7:219 BW en stelt dat de schade is veroorzaakt doordat de vanwege Provaart als huurder ingezette bemanning van de Espera 117 tekort is geschoten in de door haar in acht te nemen behoorlijke zorg voor de Espera 117 zodat Provaart aansprakelijk is jegens [eiseres] voor de ten gevolge van de beschadiging en het zinken van de Espera 117 door [eiseres] geleden schade van
€ 421.432,00.
5.5.
Provaart heeft niet betwist dat zij voor de bemanning van de Espera 117 verantwoordelijk is en dat deze tekort is geschoten in de zorg voor de Espera 117, zodat de kantonrechter dat als vaststaande feiten beschouwd. Dat betekent dat Provaart in beginsel op grond van artikel 7:218 en 219 BW aansprakelijk is voor de aan de Espera 117 ontstane schade tenzij het beroep van Provaart op de (mede)verzekeringsclausule slaagt.
5.6.
Het antwoord op de vraag of [eiseres] en Provaart een (mede)verzekeringsclausule zijn overeengekomen dient te worden gevonden door uitleg van de hierboven onder 2.1 en 5.3 genoemde (mondelinge) overeenkomst. Bij de uitleg van een (mondelinge) overeenkomst komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Op grond van artikel 6:248 lid 1 BW heeft een overeenkomst niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoonte tussen partijen of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
5.7.
Provaart heeft aangevoerd dat zij al sinds medio 2002 of 2003 zaken doet met [eiseres] en duwbakken huurt en deze doorverhuurt aan derden. Het is gebruikelijk in de branche van de duwbakkenverhuur dat dit op dagbasis gaat. Op basis van het aantal huurdagen zendt Provaart een creditnota aan [eiseres] en betaalt deze dan meteen. Provaart is op geen enkele wijze betrokken geweest bij het incident met de Espera 117. Provaart heeft de Espera 117 doorverhuurd aan H2Go B.V. die de Espera 117 op haar beurt heeft doorverhuurd aan Touwslager B.V., die de Espera 117 op haar beurt heeft doorverhuurd aan Martens en Van Oord B.V..
De Espera 117 is ingezet als remplaçant voor de Espera 114. In de huurovereenkomst van de Espera 114 staat in box 7 na “Cascoverzekering” vermeld: “wordt afgesloten door en op naam van verhuurder”. Artikel 8 “Verzekering” van deze overeenkomst luidt als volgt:
“1. De daartoe in box 7 aangewezen partij draagt er zorg voor dat de duwbak voor de looptijd van de overeenkomst verzekerd is op basis van een in Nederland gebruikelijke cascoverzekeringsovereenkomst, waarvan de dekking minimaal gelijkwaardig dient te zijn aan die van de Nederlandse Beurs-Casco polis voor de binnenvaart 2006 en waarbij ankers, ankerkettingen, koppellieren en luiken dienen te worden beschouwd als onderdeel van het casco. Zowel verhuurder als huurder dienen onder deze verzekeringsovereenkomst als (mede)verzekerden te gelden. (…)”
Het is altijd de bedoeling van partijen geweest dat mondelinge contacten en contracten onder het regime vallen van geldende schriftelijke standaard contracten. Onderlinge contacten en contracten gaan vrijwel altijd over duur en prijs waarbij als vanzelfsprekend wordt aangenomen dat verhuur aan derden altijd akkoord is en er een cascopolis met medeverzekeringsclausule is gesloten. [eiseres] wist, althans moest weten, dat zij contractueel gehouden was tot het verzorgen van medeverzekering conform hetgeen wordt gesteld in § 8 van de standaardovereenkomst. Om die reden is [eiseres] niet vorderingsgerechtigd en dient de vordering te worden afgewezen. Tot zover de stellingen van Provaart.
5.8.
[eiseres] betwist dat zij contractueel gehouden was voor Provaart een dergelijke casco-verzekering te sluiten. [eiseres] stelt dat de bepalingen uit de schriftelijke huurovereenkomst niet van toepassing zijn. Voor de Espera 117 is eind september 2014 mondeling een zelfstandige huurovereenkomst aangegaan voor de periode van 1 oktober 2014 tot en met 15 oktober 2014.
5.9.
Het verweer van Provaart slaagt. De kantonrechter overweegt daartoe als volgt.
5.9.1.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij al zaken met elkaar doen vanaf de oprichting van Provaart in 2002 of 2003. Vast staat dat sindsdien tussen [eiseres] en Provaart diverse huurovereenkomsten zijn gesloten ten aanzien van verschillende duwbakken. Een deel van de overeenkomsten werd schriftelijk gesloten en een deel van de overeenkomsten werd mondeling gesloten. Zowel de heer [persoon 1] , directeur/aandeelhouder van [eiseres] , als de heer [persoon 2] , directeur van Provaart, hebben tijdens de comparitie verklaard dat de Espera 117 aan Provaart werd verhuurd omdat de Espera 114 lek was. [eiseres] is hiermee teruggekomen van hetgeen hij over de lekkage aan de Espera 114 bij het voorlopig getuigenverhoor heeft verklaard. De Espera 117 was dus, zoals door Provaart is gesteld, remplaçant voor de Espera 114. Voor de Espera 114 gold, zo blijkt uit de als productie 4 bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid overgelegde schriftelijke overeenkomst, een (mede)verzekeringsclausule zoals hierboven onder 5.7 geciteerd.
5.9.2.
Op grond van de verklaringen van de heren [persoon 1] en [persoon 2] ter zitting staat vast dat bij het mondeling aangaan van de onderhavige huurovereenkomst ten aanzien van de Espera 117 alleen is gesproken over de periode waarvoor Provaart de duwbak zou huren en niet eens over de prijs. De gebruikelijke gang van zaken met betrekking tot de verhuur van duwbakken door [eiseres] aan Provaart blijkt uit onderstaande verklaringen van de heer [persoon 2] , de heer [eiseres] en de heer [persoon 3] , directeur van [eiseres] .
5.9.3.
De heer [persoon 2] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor, voor zover thans relevant, als volgt verklaard:
“Met betrekking tot de huur van de duwbak Espera 117 kan ik vertellen dat wij deze enkele weken na afloop van het contract, in juni 2014, weer opnieuw hebben gehuurd. Wij hebben daarvoor geen schriftelijke overeenkomst getekend. In de wekelijkse gesprekken die ik met heer [persoon 1] heb is dit aan de orde gekomen in verband met een lekkage aan de duwbak die wij op dat moment in gebruik hadden. Deze bak was daarom niet langer bruikbaar. De heer [persoon 1] en ik spreken elkaar regelmatig en in deze gesprekken komen ook het gebruik en het onderhoud van de duwbakken die wij van [eiseres] betrekken aan de orde.
Gemiddeld hebben wij 6-12 duwbakken van [eiseres] in gebruik de heer [persoon 1] is heel makkelijk in de verhuur. Hij houdt dat verder niet bij en laat het administratieve deel over aan ons. Wij houden bij hoeveel dagen de bakken varen en sturen [eiseres] daarvoor een creditnota die ook op korte termijn wordt voldaan. Er is geen raamovereenkomst, maar wij sturen wel regelmatig huurovereenkomsten naar [eiseres] voor de duwbakken die wij in gebruik hebben. Soms worden deze huurovereenkomsten getekend en soms ook niet. Als voorbeeld geef ik een situatie waarin een duwbak voor een dag wordt gehuurd, dan wordt er vaak geen huurovereenkomst gestuurd maar wordt hij gewoon meegenomen in de creditnota. De relatie tussen Provaart en [eiseres] is er een op basis van vertrouwen en dat geldt nog altijd.
Inmiddels worden er vaker contracten gestuurd. Mede omdat onze accountants daarop aandringen, omdat de controles strenger worden. De contracten zijn per duwbak. Destijds, in 2014, werd er nog regelmatig mondeling gecontracteerd en werd het veelal afgehandeld in de creditnota’s. Alle bakken van [eiseres] stonden in principe tot onze beschikking.
Ik was er mee bekend dat de Espera 117 gereed stond voor verkoop en daarom in principe niet beschikbaar was. Omdat de lekkage met de Espera 114 zich had voorgedaan heb ik [eiseres] gebeld om te vragen of wij de 117 toch nog konden inzetten en daarmee was hij akkoord voor een periode van 1 tot 5 oktober 2014.”
De heer [persoon 1] heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor, voor zover thans relevant, als volgt verklaard:
“ [eiseres] heeft momenteel 23 duwbakken in eigendom. Op dit moment wordt er een bak aan Provaart verhuurd. [eiseres] doet al sinds de oprichting van Provaart zaken met Provaart. Ik weet niet meer precies wanneer dat is begonnen. Ik ken de heer [persoon 2] goed. Wij zien elkaar regelmatig in het café. Soms één keer per week, soms één keer per drie weken. Wij eten dan even een hapje tussen de middag, ook met de rest van het personeel. Dit zijn een heleboel bedrijven van de scheepvaart.
Eind september sprak de heer [persoon 2] en hij vroeg mij of hij de Espera 117 nog een keer mocht huren. De bak was al eerder voor een langere periode aan Provaart verhuurd, maar lag nu gereed voor transport naar Frankrijk. De sleepboot voor het transport zou een week later komen en ik heb tegen [persoon 2] gezegd dat het goed was onder de voorwaarde dat de bak op tijd terug zou zijn. Ik weet niet waarom hij de 117 wilde huren. Ik ben er niet mee bekend dat de Espera 114 een lekkage had. Wij hebben niets op papier gezet over deze verhuur, die voor drie dagen zou zijn. Wij hadden überhaupt weinig op papier wat betreft de verhuur van de duwbakken. Ik deed niet het contractenwerk, dat deed de huurder van de bakken en meestal voor zo’n korte periode was er helemaal geen schriftelijk contract.”
De heer [persoon 3] , heeft tijdens het voorlopig getuigenverhoor, voor zover thans relevant, als volgt verklaard:
“De relatie tussen [eiseres] een Provaart bestond al zo’n 10 jaar. Langere huurcontracten werden schriftelijk gedaan. De contracten kwamen dan van Provaart, die daarvoor een standaarddocument had. Korte perioden van gebruik gingen vrijwel altijd mondeling.”
5.9.4.
De kantonrechter acht de volgende feiten en omstandigheden van belang:
- partijen hebben gedurende lange tijd zaken met elkaar gedaan;
- huurovereenkomsten voor langere periodes werden schriftelijk gesloten en huurovereenkomsten voor kortere duur veelal mondeling;
- Provaart stelde de schriftelijke overeenkomsten op en had daarvoor een standaarddocument;
- in grote lijnen hebben de schriftelijke overeenkomsten dezelfde inhoud, ook op het punt van de cascoverzekering (box 7 ‘door en op naam van verhuurder/eigenaar’ en artikel 8 zoals hierboven onder 5.7 weergegeven);
- de Espera 117 werd voor vrij korte duur gehuurd ter vervanging van de voor een langere periode gehuurde Espera 114 die lek was geraakt.
Onder deze omstandigheden mocht Provaart er vanuit gaan dat ook voor de huur van de Espera 117 een medeverzekeringsclausule gold. Het was de gewoonte tussen partijen dat [eiseres] bij verhuur van een duwbak aan Provaart voor een cascoverzekering zou zorgen waarbij Provaart als medeverzekerde onder de polis zou gelden. Dat Provaart in het telefoongesprek dat aan de huur van de Espera 117 voorafging niet aan de orde heeft gesteld dat [eiseres] met betrekking tot de Espera 117 voor Provaart een verzekering diende af te sluiten, zoals [eiseres] heeft gesteld, doet daar niet aan af. Vanwege voormelde gewoonte tussen partijen behoefde Provaart noch [eiseres] bij het aangaan van de huur van de Espera 117 over verzekering te spreken.
5.9.5.
Aan [eiseres] kan worden toegegeven dat de schriftelijke overeenkomsten op enkele punten, zoals het al of niet toestaan van onderverhuur, het toepasselijk recht en de jurisdictieclausule, verschillen. Provaart heeft hier echter een logische verklaring voor gegeven, te weten dat het al dan niet mogen onderverhuren en het toepasselijk recht, respectievelijk de bevoegde rechter afhankelijk zijn van het specifieke gebruik van de desbetreffende duwbak en de wensen van de eindgebruiker en dat deze verschillen tussen partijen van minder belang zijn.
[eiseres] is niet inhoudelijk ingegaan op dat verweer van Provaart. Gezien de verklaring van de heer [eiseres] als getuige “Wij hadden überhaupt weinig op papier wat betreft de verhuur van de duwbakken. Ik deed niet het contractenwerk, dat deed de huurder van de bakken” ligt het voor de hand aan te nemen dat de verschillen in de contractsteksten voor [eiseres] inderdaad niet van belang waren.
Nu gesteld noch gebleken is dat in de verschillende contracten nu eens wel en dan weer niet een verplichting voor [eiseres] tot medeverzekering van de huurder was opgenomen, doen die verschillen verder niet ter zake.
5.10.
De slotsom is dat [eiseres] gehouden was ervoor zorg te dragen dat Provaart mede verzekerd was op een in Nederland gebruikelijke cascoverzekeringsovereenkomst met een dekking minimaal gelijkwaardig aan die van de Nederlandse Beurs-Casco polis voor de binnenvaart. Provaart heeft gesteld dat het eerste gedeelte van artikel 4 (Rompbevrachting) van de Beurs-cascovoorwaarden luidt:
“Ter zake van schade onder deze polis aan de verzekerde eigenaar betaald, zullen de verzekeraars geen verhaal uitoefenen op een rompbevrachter van het verzekerde schip gegrond op diens exploitatie van het verzekerde schip, voor zover deze laatste, indien hij onder de polis verzekerd ware, tegen deze schade gedekt zou zijn.”
Dat betekent dat de cascoverzekeraars van [eiseres] geen verhaal kunnen uitoefenen op Provaart, de rompbevrachter van de Espera 117. Om die reden zal de vordering van [eiseres] worden afgewezen.
voorwaardelijke reconventie
5.11.
Nu de vordering in conventie wordt afgewezen is niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de vordering in reconventie is ingesteld zodat de kantonrechter niet toekomt aan beoordeling van de vordering in voorwaardelijke reconventie.
proceskosten
5.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiseres] in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten aan de zijde van Provaart worden begroot op € 2.000,00 aan salaris gemachtigde (2 punten x € 1.000,00).

6.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
wijst de vordering van [eiseres] af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten; begroot de aan de zijde van Provaart tot aan deze uitspraak gevallen proceskosten op € 2.000,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Sikkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 januari 2018.
16744/20335