In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 14 februari 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan het vervoeren van cocaïne, het in bezit hebben van hennep en het witwassen van een geldbedrag van € 20.780,00. De verdachte werd op 28 juli 2017 aangehouden in Rotterdam, waar bij controle in zijn auto een ingepakt blok cocaïne van 1024 gram werd aangetroffen. De verdachte ontkende de cocaïne te kennen en stelde dat de tas met cocaïne toebehoorde aan een oude vriend. De rechtbank verwierp dit verweer, omdat het niet aannemelijk was en de verdachte geen bewijs kon leveren voor zijn verhaal. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzet had op het vervoer van de cocaïne.
Daarnaast werd in de woning van de verdachte een groot bedrag aan contant geld aangetroffen, wat de rechtbank als witwaspraktijk beschouwde. De verdachte beweerde dat het geld afkomstig was van zijn im- en exportbedrijf, maar kon dit niet onderbouwen. De rechtbank oordeelde dat de herkomst van het geld niet geloofwaardig was en dat het geld vermoedelijk van misdrijf afkomstig was. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en het geldbedrag van € 20.780,00 werd verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke strafbare feiten.