ECLI:NL:RBROT:2018:2641

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 februari 2018
Publicatiedatum
3 april 2018
Zaaknummer
C/10/541588 / KG ZA 17-1390
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering inzage risicoprofielen kinderopvang door Gemeente Rotterdam

In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen De Dikkedeur Kralingen B.V. en De Dikkedeur Heemraadssingel B.V. inzage in de door de Gemeente Rotterdam opgestelde risicoprofielen op basis van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko). De Dikkedeur c.s. stelde dat zij een rechtmatig en spoedeisend belang had bij deze inzage om ouders adequaat te kunnen informeren over de kwaliteit van de kinderopvang. De Gemeente Rotterdam, die verantwoordelijk is voor het toezicht op de kindercentra, weigerde echter deze inzage te geven, met als argument dat de risicoprofielen geen openbaar document zijn en dat de Dikkedeur c.s. niet kon aantonen dat er een rechtmatig belang was voor de gevraagde informatie.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de Dikkedeur c.s. niet voldoende had onderbouwd dat er sprake was van een rechtmatig of spoedeisend belang. De rechter wees erop dat de risicoprofielen een intern planningsinstrument zijn voor de toezichthouder en geen waarde-oordeel over de kwaliteit van de kinderopvang geven. De Dikkedeur c.s. had ook niet aangetoond dat het gebrek aan inzicht in de risicoprofielen ernstige gevolgen had voor haar bedrijfsvoering. De vordering werd afgewezen, en de Dikkedeur c.s. werd veroordeeld in de proceskosten van de Gemeente Rotterdam.

De uitspraak benadrukt het belang van de scheiding tussen toezicht en de informatievoorziening aan ouders, en dat de toezichthouder niet verplicht is om risicoprofielen openbaar te maken. De rechter concludeerde dat de Dikkedeur c.s. niet kon aantonen dat de gevraagde informatie noodzakelijk was voor haar bedrijfsvoering, en dat de vordering daarom niet kon worden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel en Haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/541588 / KG ZA 17-1390
Vonnis in kort geding van 2 februari 2018
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE DIKKEDEUR KRALINGEN B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DE DIKKEDEUR HEEMRAADSSINGEL B.V.,
beide gevestigd te Rotterdam,
eiseressen,
advocaat mr. R. Timmers te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M. Ricci te Rotterdam.
Partijen zullen hierna De Dikkedeur c.s. en Gemeente Rotterdam genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 9 januari 2018;
  • de 10 producties van De Dikkedeur c.s.;
  • de 8 producties van Gemeente Rotterdam;
  • de mondelinge behandeling op 19 januari 2018;
  • de pleitnota van De Dikkedeur c.s.;
  • de pleitnota van Gemeente Rotterdam.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
De Dikkedeur c.s. behoort tot een concern dat kindercentra in de zin van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wko) exploiteert. Zij exploiteert te Rotterdam een zestal kindercentra.
2.2.
Op grond van artikel 1.61 lid 1 Wko ziet Gemeente Rotterdam erop toe dat de in haar gemeente gevestigde kindercentra en gastouderbureaus de regels van de Wko naleven. Voor de uitvoering van die taak heeft zij GGD Rotterdam Rijnmond aangewezen als toezichthouder. GGD GHOR Nederland (hierna: GGD Nederland) is ingevolge artikel 1.61a lid 1 Wko de door de minister aangewezen instelling die de kwaliteit en uniformiteit van de uitvoering van het toezicht moet bevorderen. In 2012 is gestart met risicogestuurd toezicht. Mede in verband hiermee is de Beleidsregel werkwijze toezichthouder kinderopvang (hierna: de Beleidsregel) opgesteld. Op basis van de Beleidsregel heeft GGD Nederland het Model Risicoprofiel Kindercentra (hierna: het MRP) ontwikkeld. Het MRP bevat zeven indicatoren met meerdere vragen, waarmee wordt beoogd een inschatting te maken van de mate waarin in het kindercentrum of door tussenkomst van een gastouderbureau op verantwoorde wijze opvang geboden wordt en blijft worden. Na de jaarlijkse inspectie beantwoordt de inspecteur van de GGD de vragen uit het MRP en bepaalt hij aan de hand daarvan een kleurcode bij iedere indicator. Daarbij maakt hij gebruik van een digitaal systeem, het zogenaamde Gemeenschappelijke Inspectie Ruimte-Inspecteren (hierna: GIR). Nadat alle vragen zijn ingevuld en alle indicatoren een kleurcode hebben gekregen, berekent het GIR op basis van de ingevulde kleurcodes de zogenaamde centrumkleur, de kleurcode voor het kindercentrum als geheel. Aan elke kleur is een risicoprofiel gekoppeld.
Groen staat voor: geen zorg over actuele situatie of situatie in de nabije toekomst.
Geel staat voor: geen of lichte zorg over actuele situatie, lichte zorg over nabije toekomst.
Oranje staat voor: lichte zorg of zorg over actuele situatie, zorg over nabije toekomst.
Rood staat voor: (serieuze) zorg over actuele situatie, serieuze zorg over nabije toekomst.
Aan de hand van de toegewezen centrumkleur bepaalt de toezichthouder de inspectiefrequentie en -intensiteit voor het daaropvolgende jaar. Met de intensiteit wordt gedoeld op het aantal kwaliteitscriteria dat getoetst wordt.
2.3.
De toezichthouder legt zijn oordeel naar aanleiding van de inspectieonderzoeken vast in een openbaar te maken inspectierapport. Op grond van artikel 1.54 lid 2a Wko dient De Dikkedeur c.s. de ouders van bij haar opgevangen kinderen te informeren over het uitgebrachte inspectierapport.
2.4.
Vanaf 2012 heeft De Dikkedeur c.s. brieven verzonden aan Gemeente Rotterdam met klachten over onder meer de wijze waarop de inspecties zijn uitgevoerd, de wijze van totstandkoming van de inspectierapporten en de inhoud daarvan en het gebruik van het risicoprofiel en de kleurcodes. Daarin heeft zij onder meer verzocht om inzicht in haar risicoprofiel.
2.5.
Bij brief van 24 juli 2017 heeft Gemeente Rotterdam alle tot en met 22 mei 2017 ingediende klachten en verzoeken van De Dikkedeur c.s. afgehandeld.
2.6.
Bij brief van 10 oktober 2017 heeft De Dikkedeur c.s. bezwaar gemaakt tegen de wijze waarop haar klachten door Gemeente Rotterdam zijn afgehandeld en heeft zij Gemeente Rotterdam (wederom) verzocht haar inzage te verschaffen in de risicoprofielen en kleurcodes van iedere vestiging van De Dikkedeur c.s.
2.7.
Bij brief van 19 oktober 2017 heeft Gemeente Rotterdam een ‘Schema inspecties met gegeven risicoprofiel’ verzonden aan De Dikkedeur c.s. Dat schema was al eerder op
19 juli 2016 aan De Dikkedeur c.s. verstrekt. Voor het overige is Gemeente Rotterdam bij haar standpunt gebleven om afgifte van de gevraagde risicoprofielen en kleurcodes te weigeren.

3.Het geschil

3.1.
De Dikkedeur c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Gemeente Rotterdam te gebieden binnen 14 dagen na betekening van het te wijzen vonnis tot het verstrekken van bescheiden zoals opgesomd in het lichaam van de dagvaarding (“III. Vordering en juridisch kader”), dit op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag dat Gemeente Rotterdam na betekening van het vonnis in gebreke blijft om aan het vonnis te voldoen, met veroordeling van Gemeente Rotterdam in de kosten van de procedure.
3.2.
Aan haar vordering heeft De Dikkedeur c.s. het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
De Dikkedeur c.s. heeft (een spoedeisend en rechtmatig) belang bij inzage in de risicoprofielen zoals door Gemeente Rotterdam opgesteld in het GIR op grond van artikel 843a Rv. Ingevolge de Wko heeft De Dikkedeur c.s. een wettelijke plicht om in het bijzonder de ouders te informeren over inspecties (alsmede de omvang, diepgang en frequentie etc.) en daarmee de dagelijkse kwaliteit van de kinderopvang. Zonder inzage in het risicoprofiel kan De Dikkedeur c.s. de ouders niet adequaat informeren. In de praktijk is gebleken dat het MRP-systeem vaag en warrig is. Zo gaf de inspecteur in 2017 mondeling aan dat de inspecties van alle locaties plaatsvonden op basis van de kleurcode groen, terwijl dat niet rijmde met het eerder ontvangen schema van 19 juli 2016 waarin de verschillende vestigingen niet allemaal de kleur groen toegekend hadden gekregen. Ook de frequentie en de intensiteit van de inspecties rijmden niet met een groene kleurcode.
3.2.2.
De Dikkedeur c.s. kan met de gevraagde informatie in staat worden gesteld een eventueel risico op zogezegd ‘een overtreding in de toekomst’ weg te nemen en dus preventief te handelen.
3.2.3.
Het MRP-systeem is in strijd is met het doel van de Wko. Het systeem is gebaseerd op subjectieve criteria, wekt willekeur in de hand en is allesbehalve transparant. De inspectiefrequentie is niet afhankelijk gesteld van feitelijk vastgesteld substantiële tekortkomingen, doch van de opinie van een inspecteur, zelfs ongeacht de in de inspecties gebleken kwaliteit. Dit zorgt voor een hogere inspectielast dan noodzakelijk. De Dikkedeur c.s. wenst daarom inzage in het risicoprofiel, opdat in een eventuele vervolgprocedure de Beleidsregel waar het risicomodel uit voortvloeit op dat onderdeel onverbindend kan worden verklaard wegens strijd met het hoger recht en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
3.3.
Gemeente Rotterdam voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Dikkedeur c.s. heeft in haar petitum voor de opsomming van de door haar gevraagde bescheiden verwezen naar
“het lichaam van deze dagvaarding (“III. Vordering en juridisch kader”)”. Aangezien hoofdstuk III. van de dagvaarding twee pagina’s beslaat, is de vordering daarmee onvoldoende bepaald en ligt zij, in beginsel, voor afwijzing gereed. Echter, uit dat hoofdstuk onder randnummer 35. kan worden afgeleid dat De Dikkedeur c.s., op straffe van een dwangsom, ten aanzien van al haar vestigingen een afschrift van c.q. inzage in de beantwoording van de vragen onder de indicatoren uit het MRP en de uitkomsten daarvan die tot de toegekende kleurcodes en centrumkleur hebben geleid, vordert, alsook andere gegevens over de vestigingen die blijken uit de GIR, vanaf 2013 tot heden. Nu ter zitting is gebleken dat Gemeente Rotterdam de vordering van De Dikkedeur c.s. ook zo heeft begrepen en derhalve niet is geschaad in haar belang om behoorlijk verweer te voeren, zal uitgegaan worden van de vordering als voormeld.
4.2.
Vooropgesteld wordt dat Gemeente Rotterdam c.q. GGD Rotterdam Rijnmond niet (wettelijk) verplicht is om de risicoprofielen openbaar te maken. Op grond van artikel 1.63 lid 1 Wko legt de toezichthouder zijn oordeel naar aanleiding van de inspectieonderzoeken vast in een inspectierapport. Dat rapport moet conform artikel 1.63 lid 5 Wko wel openbaar worden gemaakt. De houder van een kindercentrum is vervolgens ingevolge artikel 1.54 lid 2 en 3 Wko verplicht om de ouders van de opgevangen kinderen en haar personeel te informeren over het inspectierapport, door dit zo spoedig mogelijk na ontvangst op zijn website te plaatsen zodanig dat het rapport voor de ouders en het personeel gemakkelijk vindbaar is dan wel, indien de houder geen eigen website heeft, ter inzage te leggen op een voor hen toegankelijke plaats. Verder dient de houder van een kindercentrum op grond van artikel 1.60 lid 6 Wko het inspectierapport, na vaststelling daarvan door de toezichthouder, te bespreken met de oudercommissie. Anders dan De Dikkedeur c.s. stelt, volgt uit de Wko dus niet dat zij de ouders en de oudercommissie moet informeren over (de omvang, diepgang en frequentie van) de inspecties, maar enkel over wat door de inspecteur in het inspectierapport is vastgelegd.
4.3.
Het MRP-systeem is ontwikkeld om te dienen als hulpmiddel voor de toezichthouder om de risico’s en daarmee de benodigde inzet voor het daaropvolgende jaar in te schatten. Het aan een kindercentrum toegekende risicoprofiel is derhalve geen oordeel over de kwaliteit van een kinderopvang, maar een intern planningsinstrument voor de toezichthouder. Ter zitting heeft Gemeente Rotterdam toegelicht dat, hoewel een risicoprofiel correspondeert met een urenadvies, dit urenadvies niet in steen is gehouwen en naar bevind van zaken kan worden aangepast. Zo kan een inspecteur bij een kindercentrum met een groen risicoprofiel besluiten om extra items op te nemen in de inspectie, wanneer bij het inspectiebezoek blijkt dat zaken niet op orde zijn. Ook kan het gebeuren dat Gemeente Rotterdam, naar aanleiding van wetswijzigingen, een thema kiest waarop extra zal worden geïnspecteerd. Overwogen wordt dat deze toelichting correspondeert met het bepaalde in artikel 1.62 lid 4 en 5 Wko, dat de toezichthouder de bevoegdheid geeft om een incidenteel respectievelijk nader onderzoek in te stellen indien hij daartoe aanleiding ziet. Aldus kan een kindercentrum geen rechten ontlenen aan een eerder vastgesteld risicoprofiel. Voor zover de frequentie en de intensiteit van de inspecties van de vestigingen van
De Dikkedeur c.s. niet rijmen met de betreffende kleurcode, is dat in die zin verklaarbaar en, zonder enige nadere concretisering (en onderbouwing daarvan) door De Dikkedeur c.s. van de door haar ervaren buitenproportionele inspectielast (zowel qua intensiteit als frequentie), niet onzorgvuldig of onrechtmatig te achten.
4.4.
De Dikkedeur c.s. heeft nog gesteld dat het gebrek aan inzicht in de risicoprofielen ernstige gevolgen heeft voor haar bedrijfsvoering, maar dat is door Gemeente Rotterdam uitdrukkelijk betwist en De Dikkedeur c.s. heeft nagelaten aan die stelling handen en voeten te geven. Niet onderbouwd is dat en op welke wijze de ouders en/of de oudercommissie problemen maken van het risicoprofiel en/of de gestelde, maar in het geheel niet onderbouwde, frequentie en intensiteit van de inspecties.
Het aangevoerde belang van De Dikkedeur c.s. om met behulp van de MRP-gegevens preventief te werk te gaan, is geen in rechte te respecteren belang. Het kleurenprofiel bevat immers geen waarde-oordeel. Daarvoor dient het bij wet aangewezen middel van het inspectierapport. Bovendien is Gemeente Rotterdam op de voet van artikel 1.65 lid 1 Wko (tussentijds) bevoegd om de houder van een kindercentrum aanwijzingen te geven, wanneer de regels van de Wko niet of in onvoldoende mate (zouden) worden nageleefd.
4.5.
Ook het standpunt van De Dikkedeur c.s. dat het MRP-systeem in strijd is met het doel van de Wko en zij de gevraagde informatie nodig heeft om een eventuele vervolgprocedure aanhangig te maken om het systeem onverbindend te laten verklaren, is onvoldoende geconcretiseerd. Nu die stelling in het geheel niet aannemelijk is geworden, komt de vordering voor als een ‘fishing expedition’, waarvoor het middel van artikel 843a Rv niet is bedoeld. Dat klemt temeer nu tussen partijen sprake is van een langlopend conflict (van jaren) over de wijze waarop Gemeente Rotterdam haar taak als toezichthouder uitvoert, waarvan de weigering van Gemeente Rotterdam om de risicoprofielen te verstrekken aan
De Dikkedeur c.s. er slechts één van is.
4.6.
Gelet op het voorgaande is niet gebleken van een rechtmatig of spoedeisend belang van De Dikkedeur c.s. om, bovenop het jaarlijkse inspectierapport, inzage te krijgen in de op haar betrekking hebbende MRP-gegevens. De vordering ex artikel 843a Rv wordt daarom afgewezen.
4.7.
De Dikkedeur c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Rotterdam worden begroot op:
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.442,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt De Dikkedeur c.s. in de proceskosten, aan de zijde van Gemeente Rotterdam tot op heden begroot op € 1.442,00;
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. de Bruin en in het openbaar uitgesproken op 2 februari 2018.
2091 / 2009