In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap Autom8-IT B.V. en een aandeelhouder, aangeduid als [gedaagde]. Autom8-IT vorderde terugbetaling van een uitgekeerd dividend van € 47.500,- dat in 2013 aan [gedaagde] was uitgekeerd. De achtergrond van de zaak betreft een geschil tussen de aandeelhouders van Autom8-IT over de beëindiging van hun samenwerking en de uitkering van dividend zonder toestemming van alle bestuurders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen rechtsgeldig besluit tot uitkering van het dividend was genomen, waardoor de uitkering onverschuldigd was. Echter, [gedaagde] voerde aan dat er inmiddels een aandeelhoudersbesluit was genomen dat de uitkering bekrachtigde, wat de vordering van Autom8-IT onhoudbaar zou maken.
De rechtbank oordeelde dat de vordering van Autom8-IT niet ontvankelijk was, omdat er geen geldig besluit van het bestuur was genomen om het kort geding in te stellen. De rechtbank overwoog dat [gedaagde] een tegenstrijdig belang had, waardoor zij niet mocht deelnemen aan de besluitvorming over de vordering. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vraag of [gedaagde] gehouden was het dividend terug te betalen voorlopig met 'nee' moest worden beantwoord, en wees de vordering af. Autom8-IT werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde].