ECLI:NL:RBROT:2018:2795

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 april 2018
Publicatiedatum
6 april 2018
Zaaknummer
C/10/507047 / HA ZA 16-758 + C/10/512936 / HA ZA 16-1047
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door funderings- en sloopwerkzaamheden in Rotterdam

In deze zaak vorderden eisers, wonende aan de Margrietstraat in Rotterdam, schadevergoeding van de Gemeente Rotterdam, Stichting Boor, Brefu Funderings technieken B.V. en Gebr. St. Nicolaas B.V. wegens schade aan hun woning die zou zijn veroorzaakt door funderings- en sloopwerkzaamheden aan een nabijgelegen school. De rechtbank Rotterdam oordeelde dat de vorderingen van eisers op grond van onrechtmatige daad werden afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de stellingen van eisers onvoldoende waren geconcretiseerd en dat er geen causaal verband was aangetoond tussen de werkzaamheden en de schade aan de woning. De rechtbank stelde vast dat de funderings- en gevelproblemen van de woning al bestonden voordat de werkzaamheden begonnen en dat de eisers zelf verantwoordelijk waren voor de risico's die voortvloeiden uit de slechte staat van hun woning. De rechtbank wees de vorderingen af en veroordeelde eisers in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
Vonnis in gevoegde zaken van 4 april 2018
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/10/507047 / HA ZA 16-758 van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R. Scheltes te Rotterdam,
tegen
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.J. Jacobse te Middelburg,
2. de stichting
STICHTING BOOR,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. W.F. Roelink te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BREFU FUNDERINGSTECHNIEKEN B.V.,
zetelend te Breda,
gedaagde,
advocaat mr. E.J. Eijsberg te Rotterdam,
en
de gevoegde partij aan de zijde van Stichting Boor
de naamloze vennootschap
REAAL SCHADEVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Zoetermeer,
advocaat mr. P.C. Knijp te Rotterdam,
en in de gevoegde zaak met zaaknummer / rolnummer C/10/512936 / HA ZA 16-1047 van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat mr. R. Scheltes te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GEBR. ST. NICOLAAS B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eisers] , Gemeente Rotterdam, Stichting Boor, Brefu, Reaal en Gebr. St. Nicolaas genoemd worden.

1.De procedure in de zaak 16-758

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 juli 2016, met producties,
  • de conclusie van antwoord met producties van Gemeente Rotterdam,
  • de conclusie van antwoord met producties van Brefu,
  • het vonnis in het (vrijwarings)incident van 14 december 2016 en de daarin vermelde processtukken in dat incident,
  • de conclusie van antwoord van Stichting Boor,
  • het vonnis in het (voegings-)incident van 19 april 2017 en de daarin vermelde processtukken in dat incident,
  • het tussenvonnis (brief) van 5 juli 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast,
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 9 november 2017 en de daarin vermelde processtukken, met de schriftelijke reacties op het proces-verbaal van mr. J.J. Jacobse voor Gemeente Rotterdam van 4 december 2017 en mr. J.N. Potharst voor Gebr. St. Nicolaas van 9 december 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de zaak 16-1047

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 oktober 2016, met producties,
  • het vonnis in het (voegings-)incident van 23 november 2016 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
  • het vonnis in het (vrijwarings-)incident van 1 februari 2017 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken,
  • de conclusie van antwoord met producties van Gebr. St. Nicolaas,
  • het tussenvonnis (brief) van 5 juli 2017 waarbij een comparitie van partijen is gelast
  • het proces-verbaal van comparitie van partijen van 9 november 2017 en de daarin vermelde processtukken, met de schriftelijke reacties op het proces-verbaal van mr. J.J. Jacobse voor Gemeente Rotterdam van 4 december 2017 en mr. J.N. Potharst voor Gebr. St. Nicolaas van 9 december 2017.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eisers] was vanaf 2008 eigenaar/bewoner van de woning aan de [adres] (verder: de woning). De woning was onderdeel van het bouwblok Margrietstraat 1-13 (hierna ook: het bouwblok) en was gelegen in een gebied waarin de panden gezien de kwetsbaarheid van de funderingen bijzonder kwetsbaar zijn (de zogenaamde rode zone).
3.2.
In 1989 is door de Dienst van Gemeentewerken van Gemeente Rotterdam onderzoek gedaan naar de handhavingstermijn van de funderingen van onder andere de Margrietstraat. Daarbij werd de fundering van de panden Margrietstraat 1, 3 en 5 als matig tot goed beoordeeld, met een handhavingstermijn van 40 jaar.
3.3.
Aan de zijde van Margrietstraat 1 sluit het bouwblok aan op de openbare basisschool Bergse Zonnebloem (verder: de school) gelegen aan de Elektroweg te Rotterdam.
3.4.
Het openbaar onderwijs in Rotterdam is verzelfstandigd en ondergebracht in Stichting Boor. Stichting Boor heeft aan aannemersbedrijf Pullen Bouw B.V. (verder: Pullen) opdracht gegeven voor sloop- en bouwwerkzaamheden aan de school.
3.5.
Pullen heeft Brefu als onderaannemer ingeschakeld voor het herstel van de fundering van het deel van de school dat gehandhaafd zou worden. Brefu heeft die funderingswerkzaamheden in 2013 uitgevoerd.
3.6.
In juni 2013 zijn, voorafgaand aan de funderingswerkzaamheden, in opdracht van Stichting Boor nulmetingen bij de woning uitgevoerd.
3.7.
De woning lag op 40 à 50 meter van het te slopen deel van de school. Tussen de woning en het te slopen deel van de school stond het pand Margrietstraat 1 en het te handhaven deel van de school, waaronder Brefu funderingswerkzaamheden heeft uitgevoerd.
3.8.
Pullen heeft Gebr. St. Nicolaas als onderaannemer ingeschakeld voor de sloopwerkzaamheden aan de school. In het kader daarvan heeft Gebr. St. Nicolaas het VGM Sloopveiligheidsplan d.d. 3 februari 2014 aan Pullen toegezonden. Dit plan heeft Pullen op 6 februari 2014 bij de Gemeente Rotterdam ingediend.
3.9.
Op 26 februari 2014 heeft een inspecteur van de Afdeling Toezicht Gebouwen van Gemeente Rotterdam een visuele inspectie van het bouwblok uitgevoerd. Het rapport van deze visuele inspectie – vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
Conclusie
Gevaarzetting en termijn van te nemen voorzieningen. De toename van de scheurvorming over de laatste 2 jaren is verontrustend. Hierbij ontstaat een gevaarlijke situatie voor zowel de bewoners van de panden als ook de gebruikers van de openbare weg.
Gezien de omvang van het deformeren moet ook een zeer omvangrijk stalen korset worden aangebracht om gevels en bouwmuren voldoende bij elkaar te houden. Een dergelijk korset schaadt de bewoonbaarheid ernstig dan wel maakt deze onmogelijk. Hierdoor ontstaat de situatie binnen een jaar de fundering te vervangen dan wel het gebruik te staken en de panden te slopen.”
3.10.
Bij e-mail van Pullen aan Gebr. St. Nicolaas van 10 maart 2014 is – voor zover hier van belang – medegedeeld:
“[…]
De watermeter wordt as woensdag morgen 12 maart verwijderd, en naar de tijdelijke watermeterpunt buiten het gebouw gebracht.
Dus vanaf woensdag in de loop van de dag kunnen jullie starten.
[…]”
3.11.
Op 17 maart 2014 heeft Hanselman Taxaties B.V. in opdracht van Stichting Boor een bouwkundige vooropname van de woning uitgevoerd.
3.12.
Op 7 april 2014 heeft Gemeente Rotterdam de bevindingen van de visuele inspectie van 26 februari 2014 aan de bewoners van de Margrietstraat gepresenteerd.
3.13.
Op 9 april 2014 heeft Gebr. St. Nicolaas sloopwerkzaamheden aan de betonnen vloer van de school uitgevoerd. Op die datum was de voor de sloopwerkzaamheden aan de school vereiste sloopmelding niet bij de Gemeente Rotterdam ingediend.
3.14.
Naar aanleiding van door [eisers] gemelde overlast zijn op 9 april 2014 de sloopwerkzaamheden aan de school op last van Gemeente Rotterdam stil gelegd. Voorts is op 10 april 2014 de Margrietstraat door Gemeente Rotterdam afgesloten voor gemotoriseerd verkeer en heeft Gemeente Rotterdam [eisers] en andere bewoners van het bouwblok opgedragen binnen vier weken een aanvang te maken met herstelwerkzaamheden aan de panden en noodmaatregelen aan de gevels te treffen, dan wel over te gaan tot sloop.
3.15.
Op 11 april 2014 heeft Hanselman Taxaties B.V. een bouwkundige tussenopname van de woning uitgevoerd.
3.16.
In opdracht van de bewoners van de Margrietstraat heeft het onderzoeksbureau BVL Bouwadvies (verder: BVL) onderzoek verricht naar de staat van de funderingen van de woningen. Het door BVL op 24 april 2014 daarover uitgebrachte rapport vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
2.3.3
Beoordeling bouwkundige inspectie
[…]
T.o.v. de lintvoegmeting uit 1989 is het totale blok enkele mm gezakt, behalve nr. 1. Dit pand heeft een zakking t.o.v. de lintvoegmeting uit 1989 van 87 mm. Een van de oorzaken van deze extra zakking kan het effect van de trillingen door de sloop op de toch al waarschijnlijk matige fundering zijn geweest.
[…]
Conclusies
[…]
  • Palen en langshout hebben last van droogstand. Bij Margrietstraat 3 is hierdoor zichtbaar dat het gehele langshout is weggerot en circa 30 cm over de palen is weggezakt.
  • Het verband van de muur boven het houten palen bij no. 3 is volledig weg, naast dat het langshout is weggerot is het voegwerk verzand en zitten de stenen los waardoor de stenen tussen de palen naar beneden zakken.
[…]
Margrietstraat 3 [is] verdient aandacht voor een verder onderzoek inzake hoe kritisch de situatie is. […]
Aangegeven kan worden dat de draagvermogen/stabiliteit van de fundering bij Margrietstraat 3 zorgelijk is en momenteel zal de woning deels op het grondpakket rusten. Herstel op korte termijn is wenselijk, evenalshet voorkomen van trillingen in de nabije omgeving.
Aangegeven kan worden dat de huidige situatie niet ontstaan is van vandaag op morgen maar het een proces betreft van jaren.”
3.17.
Het door Hanselman Groep B.V. in opdracht van onder meer [eisers] op 25 april 2014 uitgebracht Interim Rapport van Expertise vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
VoorlopigeNaar het gezamenlijk oordeel van BVL en Hanselman is er geen sprake van eenconclusies:plotseling optredende verergering, maar enkel van het zich langzaam maar zeker
doorgaand zetten van de fundering.
Mogelijk met uitzondering van de voorgevel van nummer 1 is er geen reden om noodmaatregelen te treffen, dan wel om de woningen te ontruimen. De situatie in de woningen 5 t/m 13 lijkt momenteel veel minder ernstig en urgent dan die bij de nummers 1 en 3. Wel wordt aanbevolen om het funderingsherstel van de nummers 1 en 3 kort na de zomervakantie ter hand te nemen.
Door het preventief borgen van de voorgevel van nummer 1 (met name 1B) kan de straat weer worden vrijgegeven.
Aangeraden wordt om trillingen te voorkomen door een verbod voor vrachtverkeer door de Margrietstraat en de trillingen als gevolg van de sloop en nieuwbouw te beperken.
[…]”
3.18.
Bij door [eisers] ontvangen brief van 10 februari 2017 heeft Hanselman Groep B.V. medegedeeld – voor zover hier van belang – :
“[…]
Op 17 maart 2014 hebben wij een vooropname uitgevoerd van uw woning aan de Margrietstraat 3B en op 11 april 2014 hebben wij een tussenopname uitgevoerd.
Na het vergelijken van het vooropnamerapport met het tussenopnamerapport (zowel het schriftelijke deel als het begeleidende fotomateriaal) door onze Manager Techniek, is gebleken dat de vooropname en de tussenopname niet op dezelfde wijze zijn uitgevoerd.
In principe streven wij ernaar om de vooropname en de tussenopname door dezelfde expert uit te laten voeren, juist om dergelijke misverstanden te voorkomen. Helaas hebben wij dat in dit geval niet kunnen realiseren.
Bij controle van het fotomateriaal is gebleken dat er voor dezelfde gebreken verschillende gradaties zijn gebruikt. Hierdoor lijkt het alsof er, ten opzichte van de vooropname, gebreken zijn bijgekomen of verergerd. Bij de tussenopname zijn echter de juiste gradaties gebruikt.
Onze conclusie, na het vergelijken van het fotomateriaal, is dan ook dat er géén gebreken zijn bijgekomen of verergerd ten opzichte van de vooropname.
[…]”
3.19.
In opdracht van Gemeente Rotterdam heeft Bouwkundig Adviesbureau Baas in april 2014 de constructieve staat van het bouwblok onderzocht. Het door haar daarover op 25 april 2014 uitgebrachte rapport vermeldt – voor zover hier van belang –:
“[…]
De houten fundering onder het pand is in een slechte staat (…) en kan plotseling bezwijken, waardoor er plaatselijk grote vervormingen op kunnen treden met het intern bezwijken van (delen van de) constructie tot gevolg.
Nader onderzoek dd. 25-04-2014
Om meer zekerheid hierover te krijgen is vrijdagmiddag (25/4) nader onderzoek verricht in de kruipruimte van de woning op nr. 3a. Langs de halfslachtige bouwmuur en de bouwmuur tussen 3/5 zijn in totaal 3 palen blootgelegd en is de aangetroffen situatie beoordeeld.
[…]
Kort samenvatting van het funderingsonderzoek:
Alle palen staan droog, wat slecht is voor het hout.
Bij alle vier de geïnspecteerde palen is schade waarneembaar. Met name bij paal 1 t/m 3 (…) is de vraag of en hoeveel deze palen überhaupt nog bijdragen aan het verticale draagvermogen van de totale fundering.
Vervolg beschouwing
Duidelijk is dat de geconstateerde schade veroorzaakt wordt door een zakkende fundering (gebrek in de houten palen/kespen, mogelijk versterkt door trillingen van recent uitgevoerd hei- en sloopwerk in de directe omgeving (naastgelegen school en Lisbloemstraat) en het standaard wegverkeer in de Margrietstraat en de directe omgeving.
[…]
Conclusie
Concreet
de samenhang ontbreekt tussen de gevels en de bouwmuren.
de samenhang ontbreekt van het metselwerk in het gevelvlak zelf.
de verticale standzekerheid (van delen) van het gebouw zijn zeer twijfelachtig, vanwege de gebreken die zijn aangetroffen in de houten paalfundering.
Met name door het nadere onderzoek (van 25/4) is het duidelijk geworden, dat het raadzaam is om de bewoners van de panden 1 t/m 5 per direct uit te verhuizen.
Advies om de constructieve veiligheid te borgen
Gezien de aangetroffen situatie zijn er op korte termijn (voor half mei 2014) maatregelen nodig om de panden stabiel te houden. Tot die tijd is autoverkeer in de straat of bouwwerkzaamheden in de directe omgeving niet raadzaam.
De volgende maatregelen zijn mogelijk:
1. De stabiliteit zou gerealiseerd kunnen worden middels een korset, […]
[…]
2. Direct overgaan tot sloop van de panden 1, 3 en 5.
[…]
[…]”
3.20.
Stichting Boor heeft op 24 april 2014 alsnog een sloopmelding bij Gemeente Rotterdam ingediend. In reactie hierop is door het hoofd van de afdeling Vergunningen van Gemeente Rotterdam bij brief van 7 mei 2014 – voor zover hier van belang – medegedeeld:
“[…]
Bevindingen ingediende stukken:
2. VGM Sloopveiligheidsplan
- Voorzieningen ter bescherming van de directe omgeving zijn onvoldoende aangegeven/uitgewerkt. Mogelijke aanpassingen of voorzieningen, ten gevolge van de Constructie Risico Inventarisatie, moeten in het Sloopveiligheidsplan worden opgenomen.
[…]
U kunt pas beginnen met de voorgenomen werkzaamheden als u voldoet aan alle daaraan gestelde voorwaarden en voorschriften.
[…]”
3.21.
Op 25 juni 2014 heeft de Afdeling Toezicht Gebouwen van Gemeente Rotterdam aan [eisers] medegedeeld dat zij na ontvangst van de sloopmelding en aanvullende informatie van Stichting Boor heeft ingestemd met hervatting van de sloopwerkzaamheden met advies om voor het vervolg van de sloop de maatregelen van de eigen adviseur van Stichting Boor op te volgen. Daarbij is vermeld dat dit advies onder meer inhoudt het handmatig loshakken van de houten palen, inzet van kleiner materieel en eventueel groter materieel alleen stilstaand inzetten.
3.22.
Op 9 maart 2015 heeft het adviesbureau voor uitvoeringstechnieken Techniek en Methode B.V. een funderingsinspectie van het pand Margrietstraat 1 uitgevoerd. Het daarover op 12 maart 2015 uitgebrachte rapport vermeldt – voor zover hier van belang – :
“[…]
4 Conclusie
[…]
Op basis van bovengenoemde constateringen, (en de conclusies van de) eerdere inspecties en de bovenstaande tabel classificeren wij de kwaliteit van het funderingshout alsONVOLDOENDEmet een handhavingstermijn van 0 jaar. Dit betekent (zeker voor panden 1 en 3) dat herstel direct noodzakelijk is.
[…]
Onderdeel van de opdracht was om te onderzoeken of het blok aan de Margrietstraat 1 gekoppeld zou zijn aan de reeds herfundeerde school aan de Elektroweg 18 te Rotterdam. Tijdens de funderingsinspectie is gebleken dat het, tijdens het herstel van de school aan de Elektroweg 18, gestorte beton direct tegen het metselwerk van de Margrietstraat 1 is aangestort. Doordat de betreffende gevel hierdoor “vastgezet” is ontstaat “scharnierwerking” in het gehele blok aan de Margrietstraat te Rotterdam. […]
[...]”
3.23.
De woning is op verzoek van Gemeente Rotterdam op 25 april 2014 door [eisers] ontruimd. Met ingang van 3 juli 2014 heeft [eisers] een huurwoning betrokken. De woning is inmiddels gesloopt.
3.24.
Bij vonnis van 14 oktober 2014 is Pullen in staat van faillissement verklaard.

4.Het geschil

4.1.
[eisers] vordert samengevat –
in de zaak 16-758 :
I. te verklaren voor recht dat Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu aansprakelijk zijn voor de schade aan de woning, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en daarbij te verklaren dat zij zowel gezamenlijk als ieder voor zich jegens [eisers] onrechtmatig hebben gehandeld en dat zij ieder voor het geheel hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de door [eisers] daardoor geleden en nog te lijden schade;
II. Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van EUR 25.000,-;
III. Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over I en III (de rechtbank leest: II en III) vanaf de dag van de verschuldigdheid tot aan de dag van betaling;
V. Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het eindvonnis tot aan de dag van betaling;
VI. Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Brefu hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten volgens het toepasselijke liquidatietarief, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten tot de dag van voldoening.
en in de zaak 16-1047:
I. te verklaren voor recht dat Gebr. St. Nicolaas onrechtmatig heeft gehandeld en derhalve aansprakelijk is voor de door [eisers] daardoor geleden en nog te lijden schade;
II. Gebr. St. Nicolaas hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een voorschot van EUR 25.000,-;
III. Gebr. St. Nicolaas hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijk kosten, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
IV. Gebr. St. Nicolaas hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over I en III (de rechtbank leest: II en III) vanaf de dag van de verschuldigdheid tot aan de dag van betaling;
V. Gebr. St. Nicolaas te veroordelen inde kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rent vanaf de datum van het eindvonnis tot aan de dag van betaling;
VI. Gebr. St. Nicolaas hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de nakosten volgens het toepasselijk liquidatietarief, vermeerderd met de wettelijke rente over de nakosten vanaf veertien dagen na aanzegging van de nakosten tot de dag van voldoening.
4.2.
[eisers] baseert zijn vorderingen op onrechtmatige daad. Hij stelt daartoe – samengevat – het volgende.
Brefu heeft bij de betreffende funderingswerkzaamheden beton tegen het metselwerk van de Margrietstraat 1 gestort en onzorgvuldig gehandeld door niet of onvoldoende te onderzoeken of dat schadelijke gevolgen voor de woning van [eisers] zou kunnen hebben.
Gebr. St. Nicolaas heeft de sloopwerkzaamheden aan de school op onjuiste wijze uitgevoerd en voorafgaande en tijdens de betreffende sloopwerkzaamheden onzorgvuldig jegens [eisers] gehandeld door:
met de sloop aan te vangen zonder dat er bij Gemeente Rotterdam een sloopmelding was gedaan;
in haar sloopveiligheidsplan voorzieningen ter bescherming van de omgeving, waaronder de woning van [eisers] , onvoldoende aan te geven of uit te werken;
niet tijdig een vooropname bij de woning van [eisers] plaats te laten vinden;
geen andere voorzieningen of maatregelen te treffen om het effect van de sloop op de woning continu te kunnen monitoren.
Stichting Boor heeft als opdrachtgever voor de funderings- en sloopwerkzaamheden onzorgvuldig gehandeld door:
de sloop te laten aanvangen zonder dat bij Gemeente Rotterdam een sloopmelding was gedaan,
onvoldoende te onderzoeken of de voorgenomen werkzaamheden schade zouden kunnen veroorzaken aan de woning en
geen rekening te houden met de funderingsproblemen van de omliggende panden.
Gemeente Rotterdam heeft voorafgaand en tijdens de werkzaamheden aan de school haar toezicht houdende taak onvoldoende in acht genomen door:
de sloopwerkzaamheden te laten aanvangen zonder dat een sloopmelding was gedaan,
niet voorafgaand aan de sloopwerkzaamheden te toetsen of te controleren of de aannemers conform de wettelijke vereisten hun werkzaamheden gingen uitvoeren,
zelf geen maatregelen te nemen om de woning van [eisers] te beschermen tegen mogelijke schade door de werkzaamheden aan de school.
Door dit onrechtmatig handelen lijdt [eisers] schade. Door een combinatie van de funderings- en sloopwerkzaamheden aan de school zijn bestaande funderings- en gevelproblemen in en aan de woning in zodanige mate verergerd dat de woning op 25 april 2014 wegens acuut instortingsgevaar door [eisers] is ontruimd. [eisers] heeft daardoor extra financiële lasten.
4.3.
Brefu betwist dat zij het beton tegen het metselwerk van het pand aan de Margrietstraat 1 heeft gestort, dat zij onzorgvuldig jegens [eisers] heeft gehandeld en dat [eisers] schade heeft geleden door de door Brefu uitgevoerde funderingswerkzaamheden. Daarnaast voert Brefu als verweer dat [eisers] niet heeft voldaan aan zijn klachtplicht ex artikel 6:89 BW.
Gebr. St. Nicolaas betwist de sloopwerkzaamheden aan de school op onjuiste wijze heeft uitgevoerd, dat zij onzorgvuldig jegens [eisers] heeft gehandeld en dat [eisers] door de sloopwerkzaamheden schade heeft geleden. Subsidiair voert Gebr. St. Nicolaas als verweer dat de schade op grond van eigen schuld voor rekening van [eisers] dient te komen.
Stichting Boor en Reaal betwisten het gestelde over de uitgevoerde werkzaamheden, dat Stichting Boor onzorgvuldig jegens [eisers] heeft gehandeld en dat sprake is van schade die het gevolg is van onrechtmatig handelen van Stichting Boor.
Gemeente Rotterdam betwist dat zij haar toezichthoudende taak onvoldoende in acht heeft genomen en het bestaan van een causaal verband tussen het vermeende handelen en nalaten en de gestelde schade. Subsidiair voert Gemeente Rotterdam als verweer dat de schade op grond van eigen schuld voor rekening van [eisers] dient te komen.

5.De beoordeling

in beide zaken

5.1.
De impact van de ontruiming van de woning op het woongenot en de financiële situatie van [eisers] is groot. Voor [eisers] die, zoals uit de ter comparitie afgelegde verklaring volgt, zich heeft ingespannen om tot funderingsherstel te komen is dat erg wrang. Echter, het uitgangspunt in het Nederlands vermogensrecht is dat ieder zijn eigen schade draagt, tenzij er een rechtsgrond bestaat om deze schade op een ander af te wentelen, met andere woorden: indien een ander voor deze schade aansprakelijk is. Dit vormt ook in deze zaak het uitgangspunt.
de funderingswerkzaamheden
5.2.
[eisers] stelt dat de funderings- en gevelproblemen van de woning mede door de funderingswerkzaamheden van Brefu zijn verergerd, omdat daarbij beton is gestort tegen het metselwerk van de Margrietstraat 1 waardoor de gevel van dit pand is “vastgezet” en scharnierwerking is ontstaan in het bouwblok. [eisers] baseert dat op de onder 3.22 weergegeven passage in het rapport van Techniek en Methode B.V. van 12 maart 2015. Uit dat rapport blijkt echter niet waarop dit adviesbureau haar conclusie dat het bewuste beton tijdens het (funderings)herstel van de school is aangebracht baseert. De juistheid van die conclusie is door Brefu, mede aan de hand van het rapport van haar deskundige ir. [persoon] van IFCO, bestreden waarbij zij heeft aangevoerd:
 dat zij een nieuwe fundering heeft aangebracht door middel van intrillen van stalen buispalen onder de school, die vervolgens gevuld werden met beton waarop een nieuwe vloer en wanden zijn aangebracht,
 dat zij alleen beton heeft verwerkt binnen de casing van de palen en binnen de aangebrachte bekisting voor wat betreft de wanden/vloer,
 dat de gerealiseerde betonnen vloer in de kruipruimte van de school zich op een niveau bevindt dat lager is gelegen dan de onderzijde van het metselwerk van het pand Margrietstraat 1,
 dat het door Techniek en Methode B.V. bedoelde beton “oud” beton is van de betonnen strook die onder het metselwerk van de school is aangebracht en een verbinding vormt tussen het metselwerk en de houten paalfundering.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting diende [eisers] concrete feiten te stellen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het door Techniek en Methode B.V. bedoelde beton bij het herstel van de fundering van de school door Brefu is aangebracht. [eisers] heeft dat echter nagelaten en bij gebrek aan die feiten kan tegenover voormelde gemotiveerde betwisting de juistheid van zijn stelling niet worden vastgesteld.
5.3.
Een andere aanwijzing voor een verband tussen de funderings- en gevelproblemen van de woning en de door Brefu uitgevoerde werkzaamheden dan voormelde passage in het rapport van Techniek en Methode B.V. is niet door [eisers] gesteld.
5.4.
Onder de voormelde omstandigheden is er, mede gelet op de daarmee gemoeide tijd en kosten, geen plaats voor het door [eisers] verzochte deskundigenbericht naar de (ruime) vraag of de door Brefu uitgevoerde werkzaamheden nabij de grenslijn met het pand Margrietstraat 1 iets in de kwestie van de funderings- en gevelproblemen van de woning heeft getriggerd.
5.5.
Het vorenstaande betekent dat de vorderingen jegens Brefu moeten worden afgewezen.
de sloopwerkzaamheden
5.6.
Voor aansprakelijkheid van Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Gebr. St. Nicolaas uit hoofde van onrechtmatige daad dienen niet alleen (een deel van) de gestelde gedragingen en de onrechtmatigheid daarvan te worden vastgesteld. Ook dient (onder meer) te worden vastgesteld dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen die onrechtmatige gedragingen en de gestelde schade. Gelet op de aan Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Gebr. St. Nicolaas verweten gedragingen en hetgeen hiervoor over de funderingswerkzaamheden is overwogen betekent dit dat vast moet komen te staan dat de bestaande funderings- en gevelproblemen van de woning, zoals [eisers] stelt, door de sloopwerkzaamheden zijn verergerd. Die stelling is door zowel Gemeente Rotterdam, Stichting Boor als Gebr. St. Nicolaas betwist. Zij voeren daartoe ieder aan de hand van deskundigenrapporten aan dat de problemen het gevolg zijn van een zettingsproces dat al jaren voor de sloopwerkzaamheden was ingetreden. Deze aldus voldoende gemotiveerde betwistingen brengen mee dat [eisers] zijn stelling met concrete feiten dient te onderbouwen en op grond van de hoofdregel van art. 150 Rv zonodig bewijs daarvan dient te leveren.
5.7.
Het moet er in deze procedure voor worden gehouden dat de bouwkundige vooropname van de woning op 17 maart 2014 voldoende tijdig was om te kunnen dienen als vergelijkingsmateriaal. Immers, Gebr. St. Nicolaas heeft onder verwijzing naar de op 10 maart 2014 ontvangen e-mail van Pullen (zie r.o. 3.10) aangevoerd dat zij in de loop van woensdag 12 maart 2014 met haar werkzaamheden is aangevangen, dat die werkzaamheden kort daarop zijn opgeschort vanwege aangetroffen asbest en dat in het begin (vooral) handmatig sloopwerkzaamheden zijn uitgevoerd. [eisers] heeft daar geen concrete feiten tegenover gesteld die zijn stelling onderbouwen dat de sloopwerkzaamheden in februari 2014 aanvingen. Evenmin heeft [eisers] concrete feiten gesteld waaruit volgt dat bouwkundige vooropname op 17 maart 2014 niet tijdig was, zoals waarnemingen van (voor de toestand van de woning) relevante sloopactiviteiten, van trillingen of van wijzigingen in de toestand van de woning tussen 12 en 17 maart 2014. Bij gebrek aan die concrete feiten kan de juistheid van zijn stelling dat de bouwkundige vooropname van de woning niet tijdig is verricht niet worden vastgesteld.
5.8.
[eisers] heeft, ook nadat dit door Gebr. St. Nicolaas uitdrukkelijk was bestreden, niet gesteld dat uit vergelijking van de bouwkundige tussenopname met de bouwkundige vooropname van de woning is gebleken dat er scheuren in de woning zijn verergerd of bijgekomen. Wel stelt [eisers] dat bij de tussenopname is geconstateerd dat de gang van de woning niet meer waterpas was en dat dit niet bij de vooropname is geconstateerd. Onduidelijk is of [eisers] daarmee heeft bedoeld dat bij de vooropname niet is onderzocht of de vloer waterpas was of dat dit wel is onderzocht en dat toen is geconstateerd dat de vloer waterpas was of meer waterpas was dan bij de tussenopname. Indien [eisers] het laatste bedoelde had hij dat, omdat de Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Gebr. St.
Nicolaas reeds hadden betwist dat de funderings- en gevelproblemen door de
sloopwerkzaamheden zijn verergerd, met de rapporten van de bouwkundige vooropname en tussenopname of een aanvulling daarop dienen te onderbouwen. [eisers] heeft dat echter nagelaten, zodat niet komt vast te staan dat tussen de bouwkundige vooropname en tussenopname het waterpas liggen van de gang is verslechterd.
5.9.
Op grond van het vorenstaande dient er in rechte van te worden uitgegaan dat uit vergelijking van de bouwkundige voor- en tussenopname van de woning geen verslechtering van de toestand van de bovenbouw van de woning blijkt. Dat dit bij een wezenlijke verergering van de bestaande funderings- en gevelproblemen mogelijk is, heeft [eisers] niet toegelicht.
5.10.
Uit de stelling van [eisers] dat hij voor 9 april 2014 nog in de woning kon wonen en nog ruim acht maanden de tijd had om funderingsherstel te laten uitvoeren en er na 9 april 2014 op last van Gemeente Rotterdam allerlei maatregelen getroffen moesten worden tot aan ontruiming van de woning toe, volgt niet zonder meer dat de funderings- en gevelproblemen door de sloopwerkzaamheden zijn verergerd. Immers, het rapport van 26 februari 2014, dat op de bijeenkomst van 7 april 2014 met de bewoners van de Margrietstraat is besproken, is gebaseerd op een visuele inspectie van de gevels en muren van het bouwblok. De maatregelen die na 9 april 2014 zijn getroffen zijn gebaseerd op de conclusie van Bouwkundig Adviesburo Baas in haar rapport van 25 april 2014 welke met name volgt op haar bevindingen bij een funderingsonderzoek waarbij palen zijn blootgelegd. De gebreken aan de houten paalfundering die uit dat funderingsonderzoek bleken konden bij de conclusie die uit de visuele inspectie van 26 februari 2014 werd getrokken niet worden meegewogen. Bovendien hield ook die conclusie in dat er een zeer omvangrijk stalen korset moest worden aangebracht om gevels en bouwmuren voldoende bij elkaar te houden, waarbij werd vermeld dat een dergelijk korset de bewoonbaarheid ernstig schaadt dan wel onmogelijk maakt.
5.11.
Weliswaar noemen Bouwkundig Adviesburo Baas en BVL de sloopwerkzaamheden aan de school als één van de mogelijke oorzaken voor versterking van het zakken van de fundering of extra zakking van het pand aan de Margrietstraat 1, maar ook dat maakt niet duidelijk dat de bestaande problemen daadwerkelijk door de sloopwerkzaamheden zijn verergerd.
5.12.
Andere objectieve aanwijzingen voor verergering van de funderings- en gevelproblemen na aanvang van de sloopwerkzaamheden heeft [eisers] niet gesteld. Gesteld is wel dat mevrouw [eisers] de woning tijdens de sloopwerkzaamheden op 9 april 2014 voelde zakken, maar dat gevoel is geen objectief bewijsbaar feit zodat [eisers] niet tot het bewijs daarvan kan worden toegelaten.
5.13.
Bij gebrek aan een concrete aanwijzing voor verergering van de bestaande funderings- en gevelproblemen door de sloopwerkzaamheden aan de school is er, mede gelet op de daarmee gemoeide tijd en kosten, geen plaats voor het door [eisers] verzochte deskundigenbericht naar een dergelijke verergering. Bovendien heeft [eisers] niet gesteld waarover een deskundige op basis zijn expertise duidelijkheid zou kunnen verschaffen.
5.14.
Uit het vorenstaande volgt dat de door [eisers] de gestelde verergering van de bestaande funderings- en gevelproblemen door de sloopwerkzaamheden bij gebrek aan concrete feiten waaruit dat volgt niet kan worden vastgesteld. Daarom moet het er voor worden gehouden dat de funderings- en gevelproblemen reeds voor de aanvang van de sloopwerkzaamheden zo ernstig waren als na de stillegging daarvan in volle omvang duidelijk is geworden. Die slechte staat van de woning behoort in de eerste plaats tot de risicosfeer van [eisers] . Hoe wrang dat ook voor [eisers] is, hij dient het risico daarvan te dragen en Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Gebr. St. Nicolaas kunnen daarvoor niet aansprakelijk worden gehouden.
5.15.
Dit alles betekent dat bij gebrek aan belang niet (nader) behoeft te worden ingegaan op de gestelde onrechtmatig gedragingen van Gemeente Rotterdam, Stichting Boor en Gebr. St. Nicolaas en dat de vorderingen tegen hen moeten worden afgewezen.
proceskosten en nakosten
5.16.
[eisers] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Gemeente Rotterdam en van Brefu en worden voor ieder van hen begroot op:
- griffierecht
€ 619,00
- salaris advocaat
€ 1.610,00
(2 punten x tarief € 579,00 per punt + 1 punt x tarief € 452,00 per punt)
totaal
€ 2.229,00
De kosten aan de zijde van Stichting Boor worden begroot op:
- salaris advocaat
- griffierecht
€ 619,00
- salaris advocaat
€ 2.062,00
(2 punten x tarief € 579,00 per punt + 2 punten x tarief € 452,00 per punt)
totaal
€ 2.681,00
De kosten aan de zijde van Reaal worden begroot op:
- griffierecht
€ 0,00
- salaris advocaat
€ 1.610,00
(2 punten x tarief € 579,00 per punt + 1 punt x tarief € 452,00 per punt)
totaal
€ 1.610,00
De kosten aan de zijde van Gebr. St. Nicolaas wordt begroot op:
- griffierecht
€ 1.929,00
- salaris advocaat
€ 2.062,00
(2 punten x tarief € 579,00 per punt + 2 punten x tarief € 452,00 per punt)
totaal
€ 3.991,00
5.17.
Op daartoe strekkende vordering van Gemeente Rotterdam, Brefu, Stichting Boor en Gebr. St. Nicolaas zal het bedrag aan proceskosten worden vermeerderd met wettelijke rente als na te melden en zullen de proceskostenveroordelingen ten gunste van hen uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard. De door Gemeente Rotterdam, Brefu en Stichting Boor gevorderde nakosten zullen voorwaardelijk worden toegewezen als hierna vermeld.

6.De beslissing

De rechtbank
in beide zaken
6.1.
wijst de vorderingen af;
6.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, tot op heden begroot op:
€ 2.229,00 aan de zijde van Gemeente Rotterdam,
€ 2.229,00 aan de zijde van Brefu,
€ 2.681,00 aan de zijde van Stichting Boor,
€ 1.610,00 aan de zijde van Reaal,
€ 3.991,00 aan de zijde van Gebr. St. Nicolaas,
de onder a, b, c, en e vermelde bedragen te vermeerderen met wettelijke rente te berekenen vanaf veertien dagen na dagtekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
6.3.
veroordeelt [eisers] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van Gemeente Rotterdam, Brefu en Stichting Boor, voor ieder van hen begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eisers] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
6.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de onder 6.2 sub a, b, c, en e en de onder 6.3 vermelde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Eerdhuijzen en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2018.
2515/2294