4.2.1.Stemherkenning
In het kader van een onderzoek naar een schietincident in Rotterdam-Zuid (onderzoek [naam onderzoek] ) is een telefoontap aangesloten op de telefoon met IMEI-nummer [nummer] en telefoonnummer [gsm-nummer 1] . Daarbij is vervolgens naar voren gekomen dat de gebruikers van dit nummer zich veelal voorstellen als “ [naam 1] ” en dat dit nummer wordt gebruikt voor het op grote schaal verkopen van verdovende middelen in België. In het merendeel van de gesprekken dat middels deze lijn plaatsvindt wordt er immers in versluierde taal gesproken over drugs waarbij afspraken worden gemaakt over prijzen, leveringstijden en leveringslocaties. In het onderzoek naar de mogelijke betrokkenen bij de drugsbestellijn is het nummer [gsm-nummer 2] naar voren gekomen.
Verbalisant [naam verbalisant 1] heeft verklaard dat de stem van de gebruiker van dit nummer vermoedelijk de stem van de verdachte is. Op grond hiervan is verder gerechercheerd en is op basis van aanvullende onderzoeksresultaten, waaronder nieuwe stemherkenningen, geconcludeerd dat de verdachte inderdaad de gebruiker is van nummer [gsm-nummer 2] en bovendien een van de personen is die de drugsbestellijn runt.
De betrokkenheid van de verdachte bij de tenlastegelegde feiten is door de politie dus afgeleid uit getapte telefoongesprekken, waarbij (onder meer) stemherkenningen een rol hebben gespeeld.
Noch uit de wet, noch uit de jurisprudentie valt af te leiden dat (de resultaten van) stemherkenningen in algemene zin niet voor het bewijs zouden mogen worden gebruikt. Voor een categorische uitsluiting van stemherkenningen van het bewijs ziet de rechtbank dan ook geen aanleiding.
Gezien de feilbaarheid van de menselijke waarneming en gegeven de kanttekeningen die mede daarom vanuit de wetenschap bij de betrouwbaarheid van stemherkenningen worden geplaatst, is behoedzaamheid op zijn plaats bij de waardering van de bewijskracht van stemherkenningen. De rechtbank acht bij de beoordeling van de bewijswaarde van de resultaten van de stemherkenning rekening met de volgende omstandigheden:
- Wordt de stemherkenning ondersteund door andere feiten en omstandigheden of bewijsmiddelen?
- Heeft de stemherkenning op ambtseed/ambtsbelofte plaatsgevonden?
- Betwist de verdachte de stemherkenning en zo ja, op welke wijze?
- Is sprake van stemherkenning door een verbalisant die de persoon die hij meent te herkennen ook daadwerkelijk kent?
- De mate van zekerheid van de stemherkenning;
- Is er sprake van een stemherkenning door een verbalisant die vanuit zijn opsporingsfunctie de gesprekken uitluistert?
- Alertheid vanwege het doel van stemherkenning;
- De hoeveelheid uitgeluisterde gesprekken.
De rechtbank overweegt dat zij, rekening houdend met deze aandachtspunten, geen aanleiding ziet voor twijfel aan de juistheid van de stemherkenning van de verdachte.
De stemherkenning is weliswaar niet met 100% zekerheid, maar wordt ondersteund door andere feiten en omstandigheden die uit het dossier blijken.
In het dossier is een uitgewerkte tap opgenomen van een gesprek op 2 februari 2017 tussen de gebruiker van het nummer [gsm-nummer 2] en Werkplein te Etten-Leur, waarbij de gebruiker van het genoemde nummer de personalia van de verdachte opgeeft als zijn eigen gegevens. De verklaring van de verdachte dat hij iemand anders namens hem heeft laten bellen naar het Werkplein, dan wel zelf met iemands anders nummer zou hebben gebeld vindt de rechtbank niet geloofwaardig, nu hij deze verklaringen eerst ter terechtzitting van 7 februari 2017 naar voren heeft gebracht, deze verklaringen elkaar tegenspreken en verder niet zijn onderbouwd. Bovendien wordt in het gesprek een terugbelafspraak gemaakt, wat met een ander dan de verdachte, dan wel een ander nummer dan dat van de verdachte, problematisch zou zijn.
De gebruiker van het nummer heeft verder geregeld contact met de vrouwelijke gebruiker van het telefoonnummer [gsm-nummer 3] dat volgens het Centraal Informatiepunt Onderzoek Telecommunicatie geregistreerd staat op naam van [naam vriendin verdachte] . Haar vader heeft verklaard dat zij en de verdachte een relatie hebben.
Uit analyses van de telefonieverkeersgegevens van het genoemde nummer blijkt dat de gebruiker van dit nummer in januari en februari 2017 geregeld in Rotterdam en Roosendaal verblijft. De verdachte heeft familie in Roosendaal en heeft ter terechtzitting van 7 februari 2018 verklaard dat hij daar en ook in Rotterdam verblijft.
Tot slot werd tijdens een doorzoeking op 7 juni 2017 in een woning in Roosendaal, waar de verdachte heeft verbleven, een telefoon met het nummer [gsm-nummer 2] aangetroffen. De bewoners die ter plekke zijn gehoord hebben verklaard dat dit een telefoon van de verdachte betreft.
De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat het nummer [gsm-nummer 2] door de verdachte werd gebruikt.
Verbalisant [naam verbalisant 2] heeft op basis van diverse omstandigheden, waaronder een vergelijking van de stem van de gebruiker van het nummer [gsm-nummer 2] met de stemmen van de personen die de drugsbestellijn runden, verklaard dat de gebruiker van het nummer [gsm-nummer 2] vrijwel zeker gelijk is aan de stem van een van de personen achter de drugsbestellijn.
Uit analyse van de zendmastgegevens blijkt bovendien dat de drugsbestellijn veelvuldig dezelfde, althans zeer nabij gelegen, masten aanstraalt als de masten die worden aangestraald door de privé-telefoon van de verdachte.
Verder blijkt uit deze gegevens dat de gebruiker van de drugsbestellijn op 7 februari 2018 in Vught was en mogelijk de Penitentiaire Inrichting (PI) Vught heeft bezocht. Uit een bezoekersregistratiesysteem van die PI is gebleken dat de verdachte op die dag een gedetineerde in die PI heeft bezocht. De verdachte heeft ter terechtzitting van 7 februari 2018 ook verklaard dat het zou kunnen dat hij in Vught was.
Tot slot werd tijdens eerdergenoemde doorzoeking op 7 juni 2017 in de woning in Roosendaal, ook het toestel en de simkaart van het telefoonnummer van de drugsbestellijn aangetroffen. Ook ten aanzien van deze telefoon verklaarden de aanwezige bewoners dat deze toebehoorde aan de verdachte.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij de drugsbestellijn ‘ [naam 1] ’.
4.2.3.Bewezenverklaring feiten 2 en 3
Uit de tapgesprekken blijkt dat de verdachte en zijn medeverdachten zich, in georganiseerd verband, bezig hebben gehouden met de handel in drugs. Uit een tapgesprek in het dossier blijkt dat de verdachte op 16 april 2017 voor het laatst de drugsbestellijn (mede) heeft bemand. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte na die datum nog betrokken is geweest bij de bestellijn of de daaruit voortvloeiende activiteiten. Gelet hierop zal de rechtbank de pleegperiode beperken tot de periode van 16 januari 2017 tot en met 16 april 2017.
De rechtbank stelt voorop dat volgens bestendige jurisprudentie onder een criminele organisatie wordt verstaan een samenwerkingsverband van tenminste twee personen met een zekere duurzaamheid en structuur. Voor deelneming aan een dergelijke organisatie is in het algemeen vereist dat de verdachte tot deze organisatie behoort en dat de verdachte een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Niet is vereist dat komt vast te staan dat verdachte heeft samengewerkt, althans bekend is geweest met alle personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Duurzaam samenwerkingsverband
Uit het dossier komt naar voren dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband tussen de verdachte en de medeverdachten. Zij hebben tezamen gedurende (in elk geval) ruim drie maanden gehandeld in verdovende middelen. In de periode van 16 januari 2017 tot en met 2 februari 2017 vonden 1857 geregistreerde contactmomenten plaats en in de periode van 13 april 2017 tot en met 21 april 2017 1821 geregistreerde contactmomenten tussen deze lijn en afnemers. Dat het samenwerkingsverband niet langer heeft geduurd, is uitsluitend het gevolg van de aanhouding van de medeverdachten. Gelet hierop had het samenwerkingsverband een duurzaam karakter.
Gestructureerd samenwerkingsverband
Daarnaast was dit duurzame samenwerkingsverband gestructureerd van aard. Er was immers sprake van een vaste werkwijze waarin de verdachten ieder een eigen rol hadden. Richting de afnemers werd de naam ‘ [naam 1] ’ gebruikt. Er werd gebruik gemaakt van een dealertelefoon die om beurten door de verdachte en de medeverdachten werd bediend. De bestellingen werden gebracht door (veelal jongere) drugsrunners die door de verdachte en zijn medeverdachten werden ingezet en aangestuurd. Als uitvalsbasis werd voornamelijk de woning van de Belgische medeverdachte [naam medeverdachte 1] in Sint Truiden gebruikt. Deze [naam medeverdachte 1] heeft over een langere periode in opdracht van ‘ [naam 1] ’ aan drugsrunners woonruimte verschaft en werd hiervoor betaald door ‘ [naam 1] ’.
Oogmerk
Uit de verscheidene tapberichten in het dossier volgt dat de verdachte en zijn medeverdachten de drugsbestellijn willens en wetens hebben gebruikt voor het verhandelen van drugs.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een criminele (drugs)organisatie.