ECLI:NL:RBROT:2018:3096

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
18 april 2018
Zaaknummer
ROT 17/6245
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslag bouwleges wegens onjuiste bouwsom

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een aanslag op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2016 van de gemeente [naam gemeente]. De aanslag was opgelegd voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning van 15 april 2016. Eiser was van mening dat de aanslag te hoog was, omdat verweerder van te hoge bouwkosten was uitgegaan. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Tijdens de zitting op 16 april 2018 heeft de echtgenote van eiser, bijgestaan door de gemachtigde, de zaak toegelicht. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

De rechtbank heeft overwogen dat de hoogte van de aanslag in geschil is. Verweerder heeft inmiddels het standpunt ingenomen dat de aanslag verminderd moet worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bouwkosten door verweerder zijn bepaald aan de hand van een taxatieboek, maar dat deze methode niet in de verordening is vermeld. Eiser heeft een aannemingssom opgegeven die door de rechtbank als uitgangspunt is genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de aanslag moet worden verminderd tot een bedrag dat is gebaseerd op de door eiser opgegeven aannemingssom, exclusief omzetbelasting.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en zelf in de zaak voorzien door de aanslag te verminderen. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht vergoedt en verweerder is veroordeeld in de proceskosten van eiser. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 23 april 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zittingsplaats Dordrecht
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: ROT 17/6245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 april 2018 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: J.M.J. Timmers,
en

de heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] , verweerder,

gemachtigden: B. van Rozendaal en J. Kiele.

Procesverloop

Verweerder heeft voor het in behandeling nemen van de aanvraag om een omgevingsvergunning van 15 april 2016 aan eiser een aanslag op grond van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2016 van de gemeente [naam gemeente] (hierna: de verordening) opgelegd van [bedrag 1] .
Bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 15 september 2017 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2018. De echtgenote van eiser, [echtgenote eiser] , is verschenen, bijgestaan door eisers gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden.

Overwegingen

1. In geschil is de hoogte van de aanslag. Verweerder stelt zich inmiddels op het standpunt dat de aanslag verminderd moet worden tot [bedrag 2] . Eiser stelt dat de aanslag te hoog is, omdat verweerder van te hoge bouwkosten is uitgegaan.
2. Verweerder heeft de bouwkosten als volgt bepaald. Gezien het taxatieboek “Bouwkosten agrarische gebouwen” dient in deze situatie te worden uitgegaan van een kengetal voor een opslagloods met betongevels van [bedrag 3] per m². Omdat sprake is van een onderheide betonvloer zou de prijs per m² eigenlijk nog hoger kunnen worden bepaald.
De zijmuurhoogte is 4,25 meter. De bruto vloeroppervlakte is (19,25 meter x 38 meter =) 731,5 m², waarvan 570 m² dichte loods en (4,25 meter x 38 meter = ) 161,5 m² overkapping. De bouwkosten zijn na herberekening minimaal bepaald op 570 m² x [bedrag 3] = [bedrag 4] .
De legeskosten in deze situatie dienen minimaal [bedrag 2] te zijn en bestaan uit:
- [bedrag 5] (2,5% van de bouwkosten ad [bedrag 4] )
- [bedrag 6] voor welstandstoets, gezien de bouwkosten op basis van artikel 2.3.1.2.1.
van de verordening.
Ter zitting is door verweerder toegelicht dat het gehanteerde taxatieboek wordt gebruikt ter controle van de aannemingssom. Als er een te groot gat zit tussen de aannemingssom en de bouwkosten die zijn berekend middels het kengetal uit het taxatieboek, dient voor de berekening van de leges te worden uitgegaan van de bouwkosten op basis van het kengetal uit het taxatieboek. Dit zijn de werkafspraken die bij verweerder gelden.
3.1.
Titel 2, Hoofdstuk 1, artikel 2.1.1 in samenhang met artikel 2.1.1.2 van de verordening bepaalt dat onder bouwkosten wordt verstaan: de aannemingssom exclusief omzetbelasting, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten, exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfredzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 1 van UAV 1989 bepaalt – voor zover hier van belang – dat onder de aannemingssom wordt verstaan het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen.
3.2.
Eiser heeft bij de aanvraag opgegeven dat de geschatte aannemingssom [bedrag 7] bedraagt. In bezwaar heeft eiser een prijsopgave van het [naam bedrijf 1] van [bedrag 7] exclusief btw overgelegd. In beroep heeft eiser de door hem voldane facturen van [naam bedrijf 1] overgelegd. De uiteindelijke bouwsom bedraagt [bedrag 8] inclusief [bedrag 9] meerwerk en exclusief btw.
3.3.
Gelet op de omschrijving van de bouwkosten in de verordening moet dus worden uitgegaan van de door eiser gestelde aannemingssom van [bedrag 7] , exclusief de omzetbelasting. De rechtbank ziet geen aanleiding hiervan af te wijken, te meer daar het door verweerder gehanteerde taxatieboek niet in de verordening wordt vermeld en de op basis van het taxatieboek gemaakte berekening van de bouwkosten behoort tot de werkafspraken die niet openbaar zijn gemaakt.
4. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien, in die zin dat de aanslag, uitgaande van bouwkosten van [bedrag 7] , wordt verminderd tot [bedrag 10]
(bestaande uit [bedrag 11] (2,5% van [bedrag 7] ) + [bedrag 12] (welstandstoets)).
5. Ter zitting heeft eiser nog gesteld dat verweerder hem in bezwaar ten onrechte niet heeft gehoord. Nu, gelet op het voorgaande, volledig aan eiser wordt tegemoetgekomen, passeert de rechtbank dit gebrek.
6. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
7. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.041,16 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1 en € 39,16 reiskosten).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
- vermindert de aanslag tot [bedrag 10] en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser het betaalde griffierecht van € 46,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.041,16.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Rutten, rechter, in aanwezigheid van C.J.H. Lamens-van den Bulk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer).