ECLI:NL:RBROT:2018:3255
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in faillietverklaring van een natuurlijk persoon woonachtig in het buitenland
In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring op eigen aangifte van een natuurlijk persoon. De aangever, die in Dordrecht woonachtig was, heeft sinds twee jaar en negen maanden zijn woonplaats in Spanje. Hij heeft een WAO-uitkering vanuit Nederland en heeft aangegeven dat er beslag is gelegd op deze uitkering. De aangever verzocht om faillietverklaring om te waarborgen dat de beslagvrije voet gerespecteerd zou worden.
De rechtbank heeft eerst moeten toetsen of zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Hierbij is de Verordening (EU) 2015/484 betreffende insolventieprocedures van toepassing. Artikel 3 lid 1 van deze verordening stelt dat de rechters van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen, bevoegd zijn om een insolventieprocedure te openen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever al geruime tijd in Spanje woont, waardoor het centrum van zijn voornaamste belangen daar ligt.
Aangezien de aangever in de zes maanden voorafgaand aan de aanvraag niet naar een andere lidstaat is verhuisd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij niet bevoegd is om het verzoek tot faillietverklaring te behandelen. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.