ECLI:NL:RBROT:2018:3255

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2018
Publicatiedatum
23 april 2018
Zaaknummer
C/10/547518 / FT EA 18/548
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de rechtbank in faillietverklaring van een natuurlijk persoon woonachtig in het buitenland

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring op eigen aangifte van een natuurlijk persoon. De aangever, die in Dordrecht woonachtig was, heeft sinds twee jaar en negen maanden zijn woonplaats in Spanje. Hij heeft een WAO-uitkering vanuit Nederland en heeft aangegeven dat er beslag is gelegd op deze uitkering. De aangever verzocht om faillietverklaring om te waarborgen dat de beslagvrije voet gerespecteerd zou worden.

De rechtbank heeft eerst moeten toetsen of zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Hierbij is de Verordening (EU) 2015/484 betreffende insolventieprocedures van toepassing. Artikel 3 lid 1 van deze verordening stelt dat de rechters van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen, bevoegd zijn om een insolventieprocedure te openen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever al geruime tijd in Spanje woont, waardoor het centrum van zijn voornaamste belangen daar ligt.

Aangezien de aangever in de zes maanden voorafgaand aan de aanvraag niet naar een andere lidstaat is verhuisd, heeft de rechtbank geconcludeerd dat zij niet bevoegd is om het verzoek tot faillietverklaring te behandelen. De rechtbank heeft zich daarom onbevoegd verklaard en het verzoek afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld door degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
BESCHIKKING op het verzoek van:
[naam],
[adres]
[woonplaats]
aangever,
strekkende tot zijn (op eigen aangifte) faillietverklaring.

1.De procedure

Op 27 maart 2018 heeft aangever ter griffie van de rechtbank een verzoek tot (op eigen aangifte) faillietverklaring ingediend. Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft aangever onder meer aangevoerd dat hij een WAO-uitkering (vanuit Nederland) geniet en dat op
5 maart 2018 beslag is gelegd op zijn uitkering. Vanaf 1 april 2018 zal zijn volledige uitkering (zonder dat rekening wordt gehouden met een beslagvrije voet) naar de beslaglegger worden overgemaakt. Door zijn faillietverklaring zal in elk geval de beslagvrije voet (weer) worden gerespecteerd, aldus aangever.

2.De beoordeling

Alvorens tot een inhoudelijke beoordeling van het verzoek toe te komen, moet de rechtbank toetsen of zij bevoegd is op het verzoek van aangever te beslissen. De Verordening (EU) 2015/484 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 betreffende insolventieprocedures (hierna: IVO II) is daarbij van toepassing.
Artikel 3 lid 1 IVO II bepaalt dat de rechters van de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, bevoegd zijn een insolventieprocedure (een zogenaamde ‘hoofdprocedure’) te openen. Het centrum van de voornaamste belangen is de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die als zodanig voor derden kenbaar is. Bij een natuurlijk persoon als aangever (die niet als zelfstandige een bedrijfs- en beroepsactiviteit uitoefent) wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed diens gebruikelijke verblijfplaats te zijn. Dit vermoeden geldt alleen indien de gebruikelijke verblijfplaats in de zes maanden voorafgaand aan het aanvragen van de insolventieprocedure niet naar een andere lidstaat is overgebracht.
Volgens het uittreksel uit de Basisregistratie Personen was aangever tot 16 juli 2015 woonachtig in Dordrecht, maar is hij sindsdien woonachtig in Spanje.
De rechtbank oordeelt dat het centrum van de voornaamste belangen van aangever niet in Nederland gelegen is nu aangever reeds gedurende twee jaar en negen maanden in Spanje woont, zodat de rechtbank zich op grond van artikel 3 lid 1 IVO II niet bevoegd acht een insolventieprocedure te openen. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren om het verzoek tot faillietverklaring in behandeling te nemen.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich niet bevoegd om het verzoek tot faillietverklaring in behandeling te nemen.
Deze beschikking is op 11 april 2018 gegeven door mr. J.C.A.M. Los, rechter, in aanwezigheid van A. Vervoorn, griffier. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.