In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 23 april 2018, zijn de verzoeken van de Bulgaarse verzoeker, geboren op [geboortedatum verzoeker], behandeld. De verzoeker had een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot schadevergoeding voor immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand. De verzoeker was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De officier van justitie, mr. N. Rose, en de raadsvrouw, mr. N. Roos, hebben de zaak behandeld.
Het verzoek op grond van artikel 89 Sv, dat een schadevergoeding van € 105,00 voor immateriële schade vroeg, werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren, omdat de verzoeker de inverzekeringstelling zelf had afgeroepen door inconsistent en onjuist te verklaren tijdens zijn verhoor. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de aanhouding en de wisselende verklaringen van de verzoeker de afwijzing van het verzoek rechtvaardigden.
Daarnaast werd het verzoek op grond van artikel 591a Sv afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen recht had op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, omdat de raadsman optrad als piketadvocaat en er geen bewijs was dat de verzoeker had aangegeven een gekozen raadsman te willen consulteren. De rechtbank benadrukte dat het piketformulier niet als stelbrief voor een gekozen raadsman gebruikt kon worden. De beslissing om beide verzoeken af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken door rechter mr. E.A. Poppe-Gielesen, in aanwezigheid van griffier R.M.T. Verheijde.