ECLI:NL:RBROT:2018:3435

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
Raadkamernummers 17/2740 & 2741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding en rechtsbijstand in strafzaak na inconsistentie verklaringen

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 23 april 2018, zijn de verzoeken van de Bulgaarse verzoeker, geboren op [geboortedatum verzoeker], behandeld. De verzoeker had een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 89 en artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot schadevergoeding voor immateriële schade en kosten voor rechtsbijstand. De verzoeker was niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De officier van justitie, mr. N. Rose, en de raadsvrouw, mr. N. Roos, hebben de zaak behandeld.

Het verzoek op grond van artikel 89 Sv, dat een schadevergoeding van € 105,00 voor immateriële schade vroeg, werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren, omdat de verzoeker de inverzekeringstelling zelf had afgeroepen door inconsistent en onjuist te verklaren tijdens zijn verhoor. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de aanhouding en de wisselende verklaringen van de verzoeker de afwijzing van het verzoek rechtvaardigden.

Daarnaast werd het verzoek op grond van artikel 591a Sv afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker geen recht had op vergoeding van de kosten voor rechtsbijstand, omdat de raadsman optrad als piketadvocaat en er geen bewijs was dat de verzoeker had aangegeven een gekozen raadsman te willen consulteren. De rechtbank benadrukte dat het piketformulier niet als stelbrief voor een gekozen raadsman gebruikt kon worden. De beslissing om beide verzoeken af te wijzen werd in het openbaar uitgesproken door rechter mr. E.A. Poppe-Gielesen, in aanwezigheid van griffier R.M.T. Verheijde.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Proces-verbaalnummer: [proces-verbaalnummer]
Raadkamernummers: 17/2740 (89 Sv)
17/2741 (591a Sv)
Beschikkingvan de rechtbank Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op de verzoeken van:

[naam verzoeker] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum verzoeker] van Bulgaarse nationaliteit,
voor deze zaak domicilie kiezende te (3072 JD) Rotterdam, Hillelaan 30, ten kantore van zijn raadsman mr. S.C. van Paridon.

Procedure

Op 25 augustus 2017 is ingediend een verzoekschrift met verzoeken op grond van artikel 89 en artikel 591a Sv.
De verzoeken zijn op 29 maart 2018 door de raadkamer in het openbaar behandeld. De officier van justitie mr. N. Rose en de raadsvrouw mr. N. Roos (namens mr. van Paridon) zijn gehoord. De verzoeker is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

Inhoud verzoeken en standpunt officier van justitie

Verzoek artikel 89 Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker ten laste van de Staat wordt toegekend een bedrag van € 105,00 als vergoeding voor de immateriële schade als gevolg van het voorarrest.
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat er geen gronden van billijkheid zijn om een vergoeding toe te kennen voor de geleden immateriële schade. Daartoe is aangevoerd dat verzoeker de inverzekeringstelling over zichzelf heeft afgeroepen door tijdens zijn verhoor aantoonbaar onjuist en wisselend te verklaren.
Verzoek artikel 591a Sv
Het verzoek strekt ertoe dat aan de verzoeker uit ’s Rijks kas een vergoeding wordt toegekend voor:
  • kosten voor de noodzakelijke verdediging, gevoerd in de fase van de inverzekering- stelling in de strafzaak tegen verzoeker als verdachte, bestaande uit de kosten van de raadsman van € 2.501,81;
  • kosten voor rechtsbijstand, gemaakt in verband met het opstellen en indienen van het verzoekschrift ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 280,00 en bij een behandeling en nadere toelichting in raadkamer ter hoogte van het forfaitaire bedrag van € 550,00.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.
Feiten
De verzoeker is in de strafzaak met bovengenoemd proces-verbaal van 4 augustus 2017 tot op 5 augustus 2017 in verzekering gesteld geweest op verdenking van diefstal met braak.
Bij schriftelijke kennisgeving van 5 augustus 2017 heeft de officier van justitie de verzoeker bericht dat de strafzaak tegen hem is geseponeerd.

Beoordeling

Verzoek artikel 89 Sv

Vooropgesteld wordt dat de rechtbank ingevolge artikel 89 Sv op verzoek van de gewezen verdachte - indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel - hem een vergoeding kan toekennen voor de schade welke hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. De toekenning van een dergelijke vergoeding heeft ingevolge artikel 90 Sv plaats indien hiervoor naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Gebleken is dat er ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling voldoende verdenking tegen de verzoeker was om dat dwangmiddel te rechtvaardigen.
Immateriële schade
Alle omstandigheden in aanmerking genomen worden geen gronden van billijkheid aanwezig geacht om aan de verzoeker een vergoeding voor immateriële schade als gevolg van het voorarrest toe te kennen. Gelet op de omstandigheden waaronder verzoeker is aangehouden en de wisselende en inconsistente verklaringen van de verzoeker over zijn gangen die avond/vroege ochtend, is de rechtbank van oordeel dat de verzoeker de inverzekeringstelling aan zichzelf te wijten heeft.
Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Verzoek artikel 591a Sv
Vooropgesteld wordt dat een gewezen verdachte indien de zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht - op grond van artikel 591a juncto artikel 90 Sv in beginsel aanspraak kan maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten voor de rechtsbijstand, zulks voor zover daarvoor gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Uit de feiten volgt dat de strafzaak tegen de verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Kosten voor noodzakelijke verdediging in strafzaak
Verzocht is om vergoeding van het honorarium van de raadsman voor werkzaamheden ten behoeve van de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker gedurende de fase van de inverzekeringstelling. Aangevoerd is dat de pikettoevoeging slechts is gebruikt als stelbrief en dat er een schriftelijke overeenkomst is tussen verzoeker en de raadsman voor betalende rechtsbijstand. Het afgetekende piketformulier zal niet worden gedeclareerd bij de Raad voor Rechtsbijstand.
De bepaling van artikel 591a Sv ziet op een vergoeding behoudens artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand (WRB), voor zover van belang inhoudende: “Indien een verdachte in een strafzaak is bijgestaan door een raadsman die op het moment van de verlening van rechtsbijstand is toegevoegd, wordt met uitzondering van de vergoeding van de eigen bijdrage, geen kostenvergoeding van een raadsman als bedoeld in artikel 591a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering toegekend, tenzij de toevoeging, anders dan na een daartoe ingediende aanvraag, wordt ingetrokken of beëindigd”.
Een verdachte kan zich in een strafproces laten bijstaan door een raadsman die hetzij rechtsbijstand verleent op basis van een toevoeging, hetzij op betalende basis. Het bepaalde in artikel 44a WRB brengt mee dat de keuze voor de grondslag van de rechtsbijstand moet worden gemaakt voordat daadwerkelijk rechtsbijstand is verleend. Wanneer sprake is van een last tot toevoeging, moet voorts volstrekte helderheid worden betracht over de vraag of van de op basis van deze last verstrekte toevoeging gebruik wordt gemaakt, dan wel dat de betrokken verdachte door een gekozen raadsman betalend wordt bijgestaan. Dat betekent onder meer dat wanneer de raadsman die op basis van een last aan de verdachte is toegevoegd, de verdachte betalend zal bijstaan, onmiddellijk van deze wijziging van de basis waarop rechtsbijstand wordt verleend, kennis moet geven aan de voorzitter van het college dat de last heeft afgegeven, en aan de Raad voor Rechtsbijstand.
Uit het dossier volgt dat verzoeker voorafgaand aan het verhoor van de inverzekeringstelling op 4 augustus 2017 om 11:00 uur overleg heeft gehad met zijn raadsman mr. S.C. van Paridon. Om 15:19 uur is verzoeker gehoord in het kader van de inverzekeringstelling en is hij er op gewezen op dat hij in plaats van een piketadvocaat een zelf te betalen advocaat mag consulteren. Niet is gebleken dat de verzoeker te kennen heeft gegeven een gekozen raadsman te willen consulteren.
Het piketformulier dient door advocaten te worden gebruikt ten bewijze aan de Raad voor de Rechtsbijstand van de werkzaamheden die zij in het kader van de piketregeling hebben verricht en ter declaratie van de daartoe geldende vergoeding. Ten aanzien van de stelling van de raadsvrouw ter zitting dat het piketformulier door haar kantoorgenoot enkel is gebruikt als ‘stelbrief’ en niet ter declaratie zal worden aangeboden aan de Raad voor de Rechtsbijstand, overweegt de rechtbank dat hoewel de ‘stelbrief’ als gekozen raadsman vormvrij is, het – gezien de bedoeling van het piketformulier - niet in de rede ligt het piketformulier als stelbrief van een gekozen raadsman te gebruiken. Evenmin is gebleken dat de raadsman van zijn optreden als gekozen raadsman kennis heeft gegeven overeenkomstig artikel 39, eerste lid, Sv. De door verzoeker en zijn raadsman op 4 augustus 2017 ondertekende ‘bevestigingsbrief’ is daartoe onvoldoende, nu deze eerst bij het verzoek ex artikel 591a Sv is overgelegd.
Op grond van voorstaande is de rechtbank van oordeel dat de raadsman bij de inverzekeringstelling is opgetreden als piketadvocaat en aan verzoeker geen vergoeding op grond van artikel 591a Sv toekomt voor de periode dat de raadsman uit dien hoofde is opgetreden. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
Kosten rechtsbijstand voor opstellen, indienen en behandelen verzoekschrift
Het verzoek ziet op de vergoeding van kosten voor het opstellen, indienen en behandelen van het op grond van artikel 89 en 591a Sv ingediende verzoekschrift.
De beslissing van de rechtbank op de verzoeken op grond van artikel 89 en 591a Sv brengt met zich dat er evenmin gronden van billijkheid aanwezig zijn om een vergoeding voor de kosten voor de indiening van het verzoekschrift toe te kennen. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
t.a.v. het onder RK-nummer 17/2740 ingeschreven verzoek:
wijst het verzoek af.
t.a.v. het onder RK-nummer 17/2741 ingeschreven verzoek:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door:
mr. E.A. Poppe-Gielesen, rechter,
in tegenwoordigheid van R.M.T. Verheijde, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2018.