Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 26 maart 2018, met producties 1 tot en met 8;
- de producties 1 tot en met 8 van [gedaagden]
- de producties 1 en 2 van AJW c.s.;
- de mondelinge behandeling gehouden op 16 april 2018;
- de pleitnota van VRTU;
- de pleitnota van [gedaagden] ;
- de pleitnota van AJW c.s.
2.De feiten
2.8. Uit het onderzoeksrapport volgt dat op de computer van de partner van [gedaagden] , op twee verschillende plaatsen, een database met werknemers (back up home) is aangetroffen met 2071 rijen, waarvan 1958 rijen identiek zijn aan het door VRTU aangeleverde bestand. Uit dit rapport volgt voorts dat als onderdeel van de UBplus database van Paytra, gefilterd op vestiging AJ, een database met werknemers (werknemers ajw 25-11-15) is aangetroffen met 2253 rijen, waarvan er 2065 overeenkomen met het document back up home.
zijn verplicht de schade die VRTU lijdt als gevolg van het onrechtmatig handelen door [gedaagden] te vergoeden. VRTU heeft vergoeding van schade op te maken bij staat gevorderd. Voor toewijzing van deze vordering is voldoende dat de mogelijkheid van schade aannemelijk is.
3.Het geschil
- uitzendkrachten die in de database van VRTU zijn opgenomen en die na het vertrek van [gedaagde] bij VRTU zijn uitgezonden;
- de omzet en winst behaald met inzet van deze krachten;
- jaarrekeningen en fiscale bescheiden om na te gaan of de verstrekte informatie volledig is.
fishing expedition.
4.De beoordeling
fishing expeditionsligt het allereerst op de weg van VRTU, de partij die exhibitie verlangt, om een begin van schade aannemelijk te maken. Dat heeft zij tot op heden onvoldoende gedaan. Weliswaar heeft zij een beperkt aantal medewerkers opgegeven die voorheen voor haar werkten en later voor gedaagden, maar daarmee is nog niet gezegd dat VRTU door de inzet van die medewerkers schade heeft geleden (en dat die schade is terug te voeren op het onrechtmatig kopiëren en verspreiden van de VRTU-lijst). Dit klemt temeer, aangezien [gedaagden] van drie van de vier bij naam genoemde medewerkers verklaringen heeft overgelegd waaruit volgt dat zij meerdere opdrachtgevers hebben en/of dat zij zelf ontslag hebben genomen bij VRTU. Voorts volgt uit de door [gedaagden] als productie 6 overgelegde overzichten dat drie van de vier van deze medewerkers niet eerder dan in 2015 door haar zijn uitgezonden. Volgens dat overzicht heeft de vierde medewerker, [persoon 3] , in januari 2014 drie dagen voor AJW-TU gewerkt. VRTU heeft de juistheid van een en ander niet betwist. Met betrekking tot de namen van opdrachtgevers (5) geldt dat VRTU zoals in 4.4 reeds is overwogen daarbij geen belang heeft, aangezien zij niet aannemelijk heeft gemaakt op welke wijze de namen van de opdrachtgevers van gedaagden relevant zijn voor de begroting van haar schade.