ECLI:NL:RBROT:2018:3637

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
10/710514-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in drugszaken met betrekking tot cocaïne-invoer uit container

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het uithalen van ruim 477 kilo cocaïne uit een container op een bedrijventerrein in Hellevoetsluis. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, vrijspraak heeft gevorderd voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2018 in acht genomen en geconcludeerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen.

De rechtbank heeft, in overeenstemming met de eis van de officier van justitie en de verdediging, geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de tenlastelegging. Dit betekent dat de rechtbank niet bewezen acht dat de verdachte het primair of subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarnaast heeft de rechtbank besloten dat de in beslag genomen € 100,- aan de verdachte moet worden teruggegeven, nu hij is vrijgesproken. Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat eerder was geschorst, is opgeheven.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter mr. M.C. van der Kolk en de rechters mrs. S.N. Abdoelkadir en E.B.J. van Elden. De griffier mr. L. Lobs-Tanzarella was ook aanwezig tijdens de openbare terechtzitting. De oudste rechter was niet in staat om het vonnis mede te ondertekenen. De rechtbank heeft de bijlage met de tekst van de tenlastelegging aan het vonnis gehecht, waarin de details van de beschuldigingen tegen de verdachte zijn opgenomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/710514-16
Datum uitspraak
:14 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. W.H.R. Hogewind, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, heeft vrijspraak van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit gevorderd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.In beslag genomen voorwerpen

5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen € 100,- teruggegeven dient te worden aan de verdachte.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over het in beslag genomen geld.
5.3.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken, zal voor het in beslag genomen geld een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair dan wel het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen € 100,-;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
primair
hij, in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 20 december 2016 te
Rotterdam en/of Hellevoetsluis en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 477,09 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij, op of omstreeks 20 december 2016 te Hellevoetsluis en/of Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 477,09 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.