ECLI:NL:RBROT:2018:3640

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 februari 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
10/710516-16 en 10/712058-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het uithalen van cocaïne uit een container en het voorhanden hebben van een vuurwapen

Op 14 februari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die ter zake van het uithalen van ruim 477 kilo cocaïne uit een container op een bedrijventerrein in Hellevoetsluis en het voorhanden hebben van een vuurwapen werd vervolgd. De verdachte was ten tijde van het onderzoek preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 8 jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde anders. De rechtbank achtte niet bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verlengde invoer van cocaïne, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist of had moeten weten dat de container uit het buitenland kwam. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit feit. Echter, de rechtbank oordeelde wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van cocaïne en een vuurwapen. De verdachte had samen met anderen plunjezakken met cocaïne uit de container gehaald en was in het bezit van een geladen pistool. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 5,5 jaar, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het bezit van een vuurwapen in combinatie met de drugs een onaanvaardbaar risico voor de maatschappij met zich meebracht. De rechtbank gelastte ook de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/710516-16 en 10/712058-17
Datum uitspraak: 14 februari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
gemachtigd raadsman M.L. van Gessel, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2018.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.A. Castelein, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/710516-16 primair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10/712058-17 ten laste gelegde feit;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt officier van justitie t.a.v. de (verlengde) invoer van harddrugs
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de verlengde invoer van cocaïne. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de verdachte samen met anderen plunjezakken met cocaïne uit een zeecontainer heeft gehaald, deze in auto’s heeft geladen en hiermee is weggereden om deze drugs verder te verspreiden. Het kan daarom niet anders dan dat de verdachte ervan op de hoogte was dat er ingevoerde cocaïne in die plunjezakken zat. Gelet op de omstandigheid dat de plunjezakken in een zeecontainer lagen, had de verdachte dit in ieder geval kunnen weten. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat cocaïne voornamelijk in zeecontainers via de Rotterdamse haven Nederland wordt ingevoerd.
4.2.
Standpunt verdediging t.a.v. het voorhanden hebben van harddrugs
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de invoer. Uit niets is gebleken dat de verdachte daarbij betrokken was. Voorts heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het aanwezig hebben van cocaïne. Hiertoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte ervan uit is gegaan dat het om een (gestolen) lading elektronicaproducten ging en hij geen reden had om iets anders te vermoeden. Het dossier bevat ook geen bewijsmiddelen op grond waarvan de wetenschap van de aanwezigheid van verdovende middelen wel kan blijken.
4.3.
Standpunt verdediging t.a.v. het voorhanden hebben van een vuurwapen
De raadsman heeft eveneens vrijspraak bepleit voor dit feit. Hij heeft aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen op de ten laste gelegde datum voorhanden heeft gehad.
4.4.
Beoordeling en conclusie
4.4.1.
De (verlengde) invoer van harddrugs
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan de (verlengde) invoer van de drugs.
Het enkele feit dat de verdachte de zakken uit een container haalde die over zee kan worden vervoerd en in voorkomende gevallen ook drugs als lading kan hebben, is niet zonder meer voldoende om aan te nemen dat de verdachte wist of had moeten weten dat deze container uit het buitenland afkomstig was. Bovendien is uit niets gebleken dat deze container alleen bedoeld was om ladingen over zee te vervoeren. Daarbij wordt nog opgemerkt dat deze container niet op een haventerrein in Rotterdam stond, maar op een bedrijventerrein in Hellevoetsluis. In de gegeven omstandigheden is evenmin gebleken dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de inhoud van de container uit het buitenland kwam.
Gelet hierop kan het (voorwaardelijk) opzet op de invoer van cocaïne niet wettig en overtuigend worden bewezen zodat de verdachte van dit feit wordt vrijgesproken.
4.4.2.
Het voorhanden hebben van harddrugs
De verdachte is samen met anderen via een verzamellocatie in twee auto’s, een Volkswagen en een Mercedes, naar een bedrijventerrein in Hellevoetsluis gereden. Daar aangekomen zijn zij langs een hek gekropen, is er een container opengebroken en hebben de verdachte en anderen in totaal zestien plunjezakken uit die container gehaald en die in twee auto’s gelegd. Het is een feit van algemene bekendheid dat elektronicaproducten niet op een dergelijke wijze worden verpakt. Bovendien bestond de inhoud van de plunjezakken uit vierkant verpakte blokken, werd met de zakken over de grond gesleept om deze te vervoeren en blijkt uit foto’s in het dossier dat deze container verder gevuld was met autobanden, hetgeen ook niet past bij een normale wijze van vervoer van elektronica. Gelet hierop en de wijze waarop de verdachte met anderen heeft afgesproken en zakken uit de container heeft gehaald, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de inhoud van de plunjezakken uit drugs bestond. Er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet op het aanwezig hebben van de aangetroffen cocaïne.
Uit de hiervoor beschreven handelingen blijkt voorts dat er tussen de verdachte en de anderen sprake was van voorafgaande afspraken en taakverdelingen met onderling uitwisselbare en dus even belangrijke bijdragen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er tussen de verdachte en die anderen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking om de zakken met drugs uit de container te halen en mee te nemen.
De rechtbank acht dan ook bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging ruim
477 kilo cocaïne aanwezig heeft gehad.
4.4.3.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen
In de hiervoor genoemde Mercedes is een pistool aangetroffen. De verdachte is voor
20 december 2016 meermalen als bijrijder in deze Mercedes gesignaleerd. Uit een NFI-rapport van 25 april 2017 blijkt voorts dat op de buitenzijde van dit pistool alleen van de verdachte DNA-materiaal is aangetroffen. Daarnaast heeft de medeverdachte [naam medeverdachte] bij de politie verklaard dat één van de mannen bij de container een vuurwapen vast had.
Gelet op het voorgaande in samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte (ook) op 20 december 2016 dit pistool voorhanden had.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/710516-16 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10/712058-17 ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
parketnummer 10/710516-16
hij, op 20 december 2016 te Hellevoetsluis en Spijkenisse, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk aanwezig heeft gehad 477,09 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
parketnummer 10/712058-17
hij, op 20 december 2016 te Hellevoetsluis een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder sub 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 42, kaliber .380/9 mm kort, met bijbehorende munitie,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
parketnummer 10/710516-16
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl twee of meer verenigde personen het misdrijf plegen
parketnummer 10/712058-17
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft samen met anderen ruim 477 kilogram cocaïne - met een straatwaarde van miljoenen euro’s - uit een container in auto’s geladen.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat de verdachte een rol had bij de invoer, heeft hij door het uitladen en verder vervoeren van de drugs wel bijgedragen aan het in het maatschappelijk verkeer brengen hiervan. Dat het niet tot een verdere verspreiding is gekomen, is enkel het gevolg van ingrijpen door de politie en niet een handeling van de verdachte zelf. Indien de drugs daadwerkelijk op de markt waren gekomen, had dit een ernstige bedreiging van de volksgezondheid gevormd en de toename van vermogensdelicten bevorderd. Het is immers algemeen bekend dat gebruikers van verdovende middelen veelvuldig strafbare feiten plegen om aan geld voor drugs te komen.
Verdachte was bij het uithalen van de drugs bovendien in het bezit van een vuurwapen. De ervaring leert dat drugs en vuurwapens vaak samen gaan. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan.
Dat geldt te meer nu het vuurwapen geladen was en de verdachte dit vuurwapen bij zich droeg op de openbare weg.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 januari 2018 op naam van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De LOVS oriëntatiepunten geven met betrekking tot het voorhanden hebben van harddrugs een indicatie tot een hoeveelheid van 20 kilogram. In het onderhavige geval gaat het om ruim 477 kilogram harddrugs.
De rechtbank gaat er voorts van uit dat er sprake is geweest van een zeker mate van organisatie, gelet op onder meer de (telefonische) afspraken die van tevoren zijn gemaakt over het leeghalen van de container, zoals het verzamelen op een locatie waarna er gezamenlijk naar het bedrijventerrein is gereden.
De rechtbank zal een lagere gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de verdachte van de (verlengde) invoer van de harddrugs zal worden vrijgesproken. Dan resteert dat verdachte samen met anderen een enorme hoeveelheid cocaïne voorhanden heeft gehad, wat een forse gevangenisstraf rechtvaardigt. Bij deze verdachte komt daar het bezit van een geladen vuurwapen nog bij.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder de verdachte in beslag genomen € 2.314,75 teruggegeven dient te worden aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Voor het in beslag genomen geld zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte, nu niet is vast komen te staan dat dit geld geheel of gedeeltelijk door middel van het bewezenverklaarde is verkregen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht, 2 en 10 van de Opiumwet en 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/710516-16 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/710516-16 subsidiair ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 10/712058-17 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) jaar en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van het voorwerp, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen geldbedrag, te weten
€ 2.314,75.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.C. van der Kolk, voorzitter,
en mrs. S.N. Abdoelkadir en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
parketnummer 10/710516-16
primair
hij, in of omstreeks de periode van 13 december 2016 tot en met 20 december 2016 te
Rotterdam en/of Hellevoetsluis en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet) ongeveer 477,09 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
hij, op of omstreeks 20 december 2016 te Hellevoetsluis en/of Spijkenisse, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 477,09 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
parketnummer 10/712058-17
hij, op of omstreeks 20 december 2016 te Hellevoetsluis en/of Spijkenisse, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder sub 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder sub 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 42, kaliber .380/9 mm kort, met bijbehorende munitie,
voorhanden heeft gehad.