ECLI:NL:RBROT:2018:3645

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
10/996507-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbeurdverklaring van een woning wegens witwassen door een rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 maart 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die wordt verdacht van witwassen. De verdachte, een stichting gevestigd in Suriname, heeft in 2012 een woning aangekocht in Capelle aan den IJssel voor een bedrag van € 395.000,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herkomst van de gelden die zijn gebruikt voor de aankoop van de woning niet aannemelijk is gemaakt. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde en verbeurdverklaring van de woning. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wist dat de geldbedragen afkomstig waren uit misdrijf en heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van witwassen. De rechtbank heeft de woning verbeurd verklaard, omdat deze is verkregen door middel van het strafbare feit. De rechtbank heeft daarbij de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in aanmerking genomen. De verdachte is strafbaar verklaard en de rechtbank heeft de woning als in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/996507-16
Datum uitspraak: 15 maart 2018
Tegenspraak (bepaaldelijk gevolmachtigde raadsman)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte rechtspersoon],
statutair gevestigd op het adres [vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , te [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] (Suriname),
gemachtigd raadsman mr. H.G.A.M. Halfers, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L.H. Roebroek heeft gerekwireerd tot:
  • bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen pand [adres] , Capelle aan den IJssel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Inleiding
De Belastingdienst beschikt over kadastrale bestanden met gegevens over eigenaren van vastgoed in Nederland. Het Anti Money Laundering Centre (hierna: AMLC) van de Belastingdienst heeft uit deze bestanden verscheidene buitenlandse rechtspersonen geselecteerd ten behoeve van nader onderzoek. Eén van die rechtspersonen is [naam verdachte rechtspersoon] , gevestigd in Suriname. Deze rechtspersoon heeft in 2012 een woning aangekocht in Capelle aan den IJssel. Nader onderzoek naar [naam verdachte rechtspersoon] en de aankoop van de woning leverden de verdenking op dat de geldbedragen die zijn gemoeid met de aankoop van de woning een criminele herkomst hebben en er derhalve sprake is van witwassen van die geldbedragen en de woning.
4.1.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft overeenkomstig het door haar overgelegde schriftelijk requisitoir geconcludeerd dat uit het dossier is gebleken dat de voor de aankoop van de woning aangewende bedragen -middellijk of onmiddellijk- afkomstig zijn uit enig misdrijf en gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van:
A. witwassen bij wijze van gewoonte van € 395.000,-, € 8.790,- en € 387,43 door het verhullen en verbergen van de werkelijke aard en herkomst van die geldbedragen, en
B. witwassen bij wijze van gewoonte van een woning aan het [adres] te Capelle aan den IJssel door het voorhanden hebben van die woning.
4.1.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht het onderzoek te schorsen teneinde [naam medeverdachte] en
[naam bestuurder] als getuigen te (doen) horen. Hij heeft zijn verzoek als volgt gemotiveerd:
[naam medeverdachte] en [naam bestuurder] zijn in hun hoedanigheid van respectievelijk medeverdachte en huidig (middellijk) bestuurder van [naam verdachte rechtspersoon] in staat om gemotiveerd te verklaren omtrent de herkomst van de gelden die zijn aangewend ten behoeve van de aankoop van de woning te Capelle aan den IJssel.
De raadsman heeft als nadere onderbouwing van zijn verzoek ter terechtzitting een tweetal
- recent uit Suriname verkregen- stukken overgelegd waaruit zou volgen dat voornoemde gelden een legale herkomst hebben.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Op 13 april 2016 heeft [naam] een verklaring afgelegd bij de politie.
Zij verklaart onder meer dat zij vanaf 2010 een liefdesrelatie had met [naam voormalig bestuurder] , destijds de bestuurder van [naam verdachte rechtspersoon] , en dat zij de door [naam voormalig bestuurder] gekochte woning in Capelle aan en IJssel mocht bewonen zonder daar iets voor te hoeven betalen.
Het had op de weg van het Openbaar Ministerie gelegen om nader onderzoek te doen naar deze verklaring, die niet als hoogst onwaarschijnlijk valt te kwalificeren. Het nalaten van zo’n nader onderzoek levert een grove schending op van de rechten van verdachte en dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging, aldus de raadsman.
Meer subsidiair heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het tenlastegelegde. Hij heeft hiertoe het volgende aangevoerd:
Het is niet aan de verdachte om aan te tonen dat de gelden een legale herkomst hebben.
Wat wel van hem gevraagd mag worden, is dat hij komt met een concrete en verifieerbare verklaring betreffende het geld. Die verklaring is er, namelijk dat de woning is aangekocht door [naam voormalig bestuurder] als bestuurder van de verdachte, voor [naam] .
Met deze verklaring is een uitleg gegeven die aannemelijk is, ondersteuning vindt in de overgelegde stukken, en waardoor niet gesteld kan worden dat het op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is dat de woning is gefinancierd met legaal geld.
De verklaring levert derhalve een dusdanige gerede twijfel op dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan dat vrijspraak dient te volgen.
4.1.4.
Beoordeling getuigenverzoeken
De rechtbank hanteert bij de beoordeling van het verzoek de twee hiervoor genoemde getuigen te horen het verdedigingsbelang en overweegt als volgt:
In feite herhaalt de raadsman de twee getuigenverzoeken die in een eerder stadium zowel door de rechter-commissaris als in appel door de raadkamer zijn afgewezen. Met de door de raadsman thans overgelegde stukken en de door [naam] op 13 april 2016 afgelegde verklaring zou thans – aldus de raadsman – een concrete, verifieerbare en op voorhand niet onaannemelijke verklaring voor de herkomst van de gelden waarmee de aankoop van de woning aan de [adres] is gedaan, zijn gegeven.
De rechtbank deelt het standpunt van de verdediging niet.
Uit het door de verdediging overgelegde bankafschrift d.d. 31 januari 2012 van de [naam bank] volgt dat op 26 januari en 30 januari 2012 een drietal bedragen van respectievelijk € 192.500,-, € 100.000,- en € 100.000,- zijn overgemaakt naar de privérekening van de Surinaamse notaris. Die bedragen zijn overgemaakt door de
[naam stichting] en [naam bedrijf] . Vervolgens heeft deze notaris € 395.000,- overgemaakt naar een Nederlands notariskantoor voor de aankoop en afwikkeling van de woning aan de
[adres] . Klaarblijkelijk is de [naam verdachte rechtspersoon] – eigenaresse van de woning – via andere kanalen van de benodigde gelden voorzien. Daarmee is de in het kader van deze strafzaak aan de orde zijnde vraag, die naar de herkomst van het geld waarmee de woning is gefinancierd, verlegd van de [naam verdachte rechtspersoon] naar de [naam stichting] en [naam bedrijf] . Niet valt in te zien hoe de gevraagde getuigen relevant over de herkomst van deze gelden kunnen verklaren. Nu dit voorshands allesbehalve duidelijk is, had het op de weg van de verdediging gelegen om hier een nadere toelichting te verschaffen. Die toelichting ontbreekt en de thans ter beschikking van de rechtbank staande gegevens bieden geen enkel houvast voor een verklaring. De enkele constatering dat [naam medeverdachte] medeverdachte is en [naam bestuurder] de huidige bestuurder van de [naam verdachte rechtspersoon] zijn in dit licht bezien ontoereikend.
De verzoeken tot het horen van deze getuigen worden derhalve als onvoldoende onderbouwd afgewezen.
4.1.5.
Beoordeling ontvankelijkheidsverweer
De door de raadsman aangehaalde verklaring van [naam] houdt geen verklaring in voor de herkomst van het geld en de woning. Er bestond reeds om die reden geen aanleiding voor het Openbaar Ministerie om naar aanleiding van deze verklaring nader onderzoek te doen.
Het Openbaar Ministerie is derhalve ontvankelijk in de vervolging.
4.1.6.
Beoordeling bewijsverweer
4.1.6.1.
Juridisch kader
De verdachte wordt witwassen verweten in die zin dat zij van een drietal geldbedragen te weten € 395.000,-, € 8.760,- en € 387,43 de werkelijke aard en herkomst heeft verhuld en een met voornoemde gelden gefinancierde woning voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze bedragen een criminele herkomst hadden.
Witwassen in een geval als het onderhavige kan worden bewezen geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat een in beslag genomen goed of geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op feiten en omstandigheden die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Bij de toetsing hiervan dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo een geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en/of goed. Die verklaring dient concreet, enigermate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Bij de beoordeling van die verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, is het eventueel aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld en/of goed. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag of het goed waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enig logische verklaring kan gelden.
4.1.7.
Beoordeling
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen dient te worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen en/of de woning uit misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank heeft de volgende relevante feiten en omstandigheden betrokken in de beoordeling.
De verdachte is een Surinaamse stichting gevestigd te Paramaribo.
In februari 2012 was [naam voormalig bestuurder] bestuurder van de stichting. De verdachte staat niet ingeschreven in de Registry of Companies in Suriname en oefent blijkens de aangifte vennootschapsbelasting buitenlandse belastingplichtigen 2014 geen bedrijfsactiviteiten uit.
De verdachte heeft op 13 februari 2012 een woning gekocht aan de [adres] te
Capelle aan de IJssel. De koopsom bedroeg € 395.000,-. Er is sinds de aankoop geen hypotheek gevestigd op het pand. De betaling heeft plaatsgevonden door tussenkomst van een notaris in Paramaribo, die tevens betrokken is bij de oprichting van de verdachte stichting. Deze notaris heeft € 395.000,- overgeboekt voor de aankoop van de woning. Bijkomende kosten ter zake van de overdracht in Nederland (€ 8.760,- en € 387,43) zijn in Nederland aan een Nederlandse (kandidaat-)notaris contant voldaan.
Vanaf de aankoop tot en met 2015 werd het pand bewoond door [naam] en haar vier kinderen. Uit de gegevens van de op naam van [naam] staande bankrekening is gebleken dat zij sinds haar verblijf in voornoemde woning nooit betalingen in verband met huur of hypotheek heeft gedaan. Gelet op het inkomen, de mutaties en het saldo van de bankrekening heeft [naam] ook onvoldoende financiële middelen om huur dan wel hypotheek te betalen.
Echtgenoot van [naam] en vader van haar vier kinderen is [naam medeverdachte] .
[naam medeverdachte] is in Nederland onherroepelijk veroordeeld wegens drugsdelicten en staat gesignaleerd.
Uit een ander strafrechtelijk onderzoek (Samoa) dat was gericht op de invoer van cocaïne in Nederland is gebleken van een vriendschapsrelatie tussen [naam medeverdachte] en [naam voormalig bestuurder] .
Tevens kwam uit dit onderzoek naar voren dat [naam medeverdachte] over grote hoeveelheden contant geld beschikt.
Voornoemde omstandigheden rechtvaardigen een vermoeden van witwassen van opbrengsten van misdrijven. Namens de verdachte is geen enkele verklaring gegeven die een aanwijzing kan vormen voor de legale herkomst van het geld en daarmee het vermoeden van witwassen kan weerleggen. Immers kunnen, zoals hiervoor overwogen, de ter terechtzitting overgelegde stukken daartoe niet dienen.
De rechtbank is – gelet op het ontbreken van een aannemelijke verklaring voor een legale herkomst van de geldbedragen, en gelet op het eerder genoemde ernstige vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig is op grond van de daaraan ten grondslag liggende feiten en omstandigheden – van oordeel dat het niet anders kán dan dat de geldbedragen en de met die geldbedragen door de verdachte aangekochte woning van misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit had moeten weten.
4.1.8.
Conclusie
Het tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij, in de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 januari 2016, te Nederland en in Suriname,
tezamen en in vereniging met anderen,
meermalen,
a)
telkens van voorwerpen, te weten een geldbedrag van 395.000 euro en 8.760 euro en 387,43 euro,
de werkelijke aard
ende herkomst heeft verborgen en/of verhuld,
terwijl
zij, verdachte, en
haarmededaders wisten, dat bovenomschreven voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf,
en
b)
een woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel voorhanden heeft gehad terwijl
zij en
haarmededaders wisten, dat bovenomschreven goed - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf,
terwijl
zij, verdachte, en
haarmededaders van het plegen van dat feit een gewoonte hebben gemaakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
en
medeplegen van van witwassen een gewoonte maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Zij heeft met geld waarvan zij wist dat dit afkomstig was van misdrijven een woning gekocht en voorhanden gehad en aldus de criminele herkomst van het geld verhuld/verborgen.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Witwassen is een ernstig misdrijf omdat hierdoor de onderliggende criminaliteit wordt begunstigd. Criminelen worden in staat gesteld met hun illegaal verdiende geld bezittingen te verwerven die zij niet behoren te hebben. Voorts wordt door het witwassen van crimineel vermogen de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast, wat een bedreiging vormt voor de samenleving.
Alles afwegend acht de rechtbank de hieronder besproken bijkomende straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

Op de lijst van in beslag genomen voorwerpen staat de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel vermeld.
Deze lijst is als bijlage III aan dit vonnis gehecht.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank de woning verbeurd zal verklaren.
8.2.
Beoordeling
De woning behoort aan de verdachte toe. Het voorwerp is door middel van het strafbare feit onder a verkregen en het feit onder b is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
8.3.
Conclusie
De in beslag genomen woning zal worden verbeurd verklaard.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
verklaart verbeurd het voorwerp zoals vermeld op de lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven goederen, te weten de woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.A. Kalk, voorzitter,
en mrs. J.J. van den Berg en E. Rabbie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
mrs. Kalk, Van den Berg en Kuijs zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 14 januari 2016 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, en/of in Suriname,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal,
a)
(telkens) van één of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van 395.000 euro en/of 8.760 euro en/of 387,43 euro, althans een of meer (grote) geldbedrag(en) en/of een woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel en/of andere goederen, althans een of meer voorwerpen, de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding, de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op genoemde voorwerpen was/waren, en/of heeft verborgen en/of verhuld wie genoemde voorwerpen voorhanden heeft/hebben gehad, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of
b)
(telkens) een of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van 395.000 euro en/of 8.760 euro en/of 387,43 euro, althans een of meer (grote) geldbedrag (en) en/of een woning aan de [adres] te Capelle aan den IJssel en/of andere goederen, althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet, althans van een of meerdere voorwerp (en), te weten vorengenoemde goed (eren) en/of geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat bovenomschreven goed(eren) en/of geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) van het plegen van dat feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;