Beoordeling bewijsverweer
4.1.6.1.
Juridisch kader
De verdachte wordt witwassen verweten in die zin dat zij van een drietal geldbedragen te weten € 395.000,-, € 8.760,- en € 387,43 de werkelijke aard en herkomst heeft verhuld en een met voornoemde gelden gefinancierde woning voorhanden heeft gehad, terwijl zij wist dat deze bedragen een criminele herkomst hadden.
Witwassen in een geval als het onderhavige kan worden bewezen geacht indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat een in beslag genomen goed of geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Het ligt op de weg van het Openbaar Ministerie om zicht te bieden op feiten en omstandigheden die een dergelijke conclusie rechtvaardigen. Bij de toetsing hiervan dienen de volgende stappen te worden doorlopen.
Allereerst zal moeten worden vastgesteld of aangedragen feiten en omstandigheden van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen.
Indien zo een geval zich voordoet mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en/of goed. Die verklaring dient concreet, enigermate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn.
Bij de beoordeling van die verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze tot stand is gekomen mede een rol.
Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, is het eventueel aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde alternatieve herkomst van het geld en/of goed. Bij de uiteindelijke beoordeling gaat het erom of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geldbedrag of het goed waarop de verdenking betrekking heeft een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enig logische verklaring kan gelden.