ECLI:NL:RBROT:2018:3646

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
10/997524-13
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling rechtspersoon wegens overtreding van de Arbeidsomstandighedenwet en het Besluit risico’s zware ongevallen

Op 15 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, die werd beschuldigd van het op grote schaal ontbreken van toereikende maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen, in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet. De rechtbank oordeelde dat de verdachte rechtspersoon, een op- en overslagbedrijf in het Rotterdamse Botlekgebied, opzettelijk had gehandeld door onvoldoende veiligheidsmaatregelen te treffen bij de afvulinstallatie. De rechtbank stelde vast dat er verschillende tekortkomingen waren, zoals het niet geaard zijn van de dampverwerkingsinstallatie en het ontbreken van gecertificeerde EHBO'ers. De officier van justitie had een hogere geldboete geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een geldboete op van € 250.000,-, waarvan € 125.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de eerdere veroordelingen van de rechtspersoon en de positieve ontwikkelingen op het gebied van veiligheid binnen het bedrijf. De rechtbank benadrukte dat de verdachte rechtspersoon onaanvaardbare risico's had genomen voor de gezondheid en veiligheid van haar personeel en het milieu, maar dat er inmiddels verbeteringen waren doorgevoerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/997524-13
Datum uitspraak: 15 maart 2018
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[naam verdachte rechtspersoon] ,
gevestigd te [vestigingsadres verdachte rechtspersoon] , [vestigingsplaats verdachte rechtspersoon] ,
op de terechtzitting vertegenwoordigd door de heer [naam directeur] , directeur [naam verdachte rechtspersoon] ,
raadsman mr. P.C. Verloop, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon is tenlastegelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Boogert heeft gevorderd:
  • de bewezenverklaring van het tenlastegelegde;
  • de veroordeling van de verdachte rechtspersoon tot een geldboete van € 400.000,-, waarvan € 160.000,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.

4.Waardering van het bewijs

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte rechtspersoon het tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
zij
in juni 2013 te Rotterdam,
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 6, eerste lid, tweede zin, van de Arbeidsomstandighedenwet in artikel 23 Besluit risico’s zware ongevallen bepaalde
heeft gehandeld en/of nagelaten door
als drijver van een inrichting behorend tot een krachtens
artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorie,
gelegen aan de [plaats delict] ,
een onderdeel van die inrichting, te weten de 'Afvulinstallatie 1 Chemie' in
werking te houden,
terwijl zij duidelijk onvoldoende maatregelen had getroffen ter voorkoming van
zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan,
voor zover het betreft de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van
de in het bedrijf, de inrichting en/of het betrokken onderdeel daarvan
werkzame werknemers,
aangezien ten aanzien van die afvulinstallatie
- de dampverwerking installatie van de nieuwe afvullijn niet was geconstrueerd
volgens de stand der techniek (aansluitingen niet deugdelijk en geschikt)
en
- in het Explosieveiligheid document geen rekening was gehouden met de
mogelijke aanwezigheid van vloeistofdruppels in de
dampverwerkingsinstallatie van de nieuwe afvullijn en
- de actief koolfilterinstallatie aangesloten op de dampverwerkingsinstallatie
van de nieuwe afvullijn niet was geaard en
- een stekkerdoos van een haspel op de opstelplaats van
tankopleggers/tankcontainers niet geschikt was voor gebruik in de daar
geldende gevarenzones en
- van een schakelaar voor de bediening van de ventilator in de
dampverwerkingsinstallatie niet aangetoond kon worden dat deze geschikt was
voor gebruik in de daar geldende gevarenzone en
- een metalen klem was bevestigd op een bedieningspaneel om een bedieningsknop
(ontworpen volgens het principe van 'dodemansknop') ingedrukt te houden en
- een stikstofleiding (voor het leegdrukken van tankopleggers/-containers)
niet spanningsvrij gemonteerd was en niet voorzien was van een
deugdelijke ondersteuning en niet professioneel was uitgevoerd en
- niet alle gevaren verbonden aan het ontwerp en het gebruik van die
installatie waren geïdentificeerd en
- de beschermkapjes op de oogspoelvoorziening van de nooddouche ontbraken
en
- een oogspoelfles nabij de toegangsdeur bij de nieuwe afvullijn niet voor
direct gebruik beschikbaar en vuil en (door lekkage) voor de helft
gevuld was en
aangezien in de (gehele) inrichting
- geen gecertificeerde ademluchtdragers en onvoldoende gecertificeerde
EHBO'ers aanwezig waren en
- een deugdelijk alarmeringsschema van het bedrijfsnoodplan en een
overzicht van alle aanwezige en/of inzetbare BHV'ers ontbrak en
- rechtstreekse alarmering van BHV'ers niet mogelijk was en
- een aantal aanwezige draagbare poederblussers niet gebruiksgereed
(herkeuring niet op tijd plaatsgevonden) was en
- ademluchtapparatuur ten behoeve van de bedrijfshulpverlening niet tijdig was
herkeurd.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. De verdachte rechtspersoon moet daarvan worden vrijgesproken.
Op het terrein van het economische strafrecht wordt geen boos opzet vereist, het opzet is kleurloos. De dader van een economisch delict is strafbaar indien hij/zij willens en wetens feitelijk heeft gehandeld of nagelaten zoals in de strafbepaling is omschreven. Het opzet behoeft niet op het overtreden van het verbod te zijn gericht, ook niet in die gevallen waarin de strafbepaling is geformuleerd in de vorm van opzettelijke overtreding van een wettelijk voorschrift.
Uit de hiervoor bewezenverklaarde verboden gedragingen c.q. nalatigheden en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan – zo was bijvoorbeeld een aantal van deze tekortkomingen al voor de controles door de Inspectie SZW door (medewerkers van)
de verdachte rechtspersoon onderkend zonder dat deze afdoende waren verholpen - kan geredelijk worden afgeleid dat de verdachte rechtspersoon het bewezenverklaarde opzettelijk heeft begaan.
Het verweer van verdachte dat tijdens de close-out op 20 juni 2013 niet aan de vertegenwoordigers van verdachte is meegedeeld dat er duidelijk onvoldoende maatregelen door verdachte waren getroffen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan wordt naar het oordeel van de rechtbank voldoende weerlegd door hetgeen verbalisante [naam verbalisante] over haar bevindingen tijdens de BRZO-inspectie van
18 en 20 juni 2013 heeft gerelateerd. Dat de site manager van verdachte van oordeel was dat er geen situatie was waarbij onmiddellijk gestopt moest worden, doet hier niet aan af en geeft eerder aan dat de veiligheidsrisico’s rondom het gebruik van de afvulinstallatie ernstig onderschat werden.
De overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 6, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, opzettelijk begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte rechtspersoon

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte rechtspersoon uitsluit.
De verdachte rechtspersoon is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte rechtspersoon wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het feit is begaan. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte rechtspersoon, ten tijde van het thans bewezenverklaarde een op- en overslagbedrijf in het Rotterdamse Botlekgebied, is een bedrijf in de zwaarste categorie risicobedrijven als bedoeld in het ten tijde van het bewezenverklaarde geldende Besluit risico’s zware ongevallen 1999.
Binnen de inrichting van de verdachte rechtspersoon, althans voor zover het betreft de ‘Afvulinstallatie 1 Chemie’, was – zoals daarvan blijkt uit het bewezenverklaarde – sprake van het op grote schaal ontbreken van (toereikende) maatregelen ter voorkoming van zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan.
De afvulinstallatie werd gebruikt om gevaarlijke stoffen vanuit tankcontainers naar vaten en
IBC’s (bulkcontainers) af te vullen; een proces waarbij dampen vrijkomen.
Door niet de vereiste maatregelen ter voorkoming dan wel beperking van (zware) ongevallen te nemen heeft de verdachte rechtspersoon ten aanzien van de gezondheid en de veiligheid van haar aldaar aanwezige personeel, de medewerkers van omliggende bedrijven en het milieu willens en weten onaanvaardbare risico’s genomen. De omstandigheid dat zich geen ongelukken hebben voorgedaan, is een gelukkige, die geenszins aan de verdachte rechtspersoon is te danken.
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte rechtspersoon betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 januari 2018, waaruit blijkt dat zij eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een geldboete van na te noemen hoogte opleggen. Een deel van die geldboete zal, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, voorwaardelijk worden opgelegd, teneinde de verdachte rechtspersoon ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte rechtspersoon, op het gebied van in- en externe veiligheid, een positieve ontwikkeling laat zien, in veiligheid heeft geïnvesteerd en noodzakelijke maatregelen heeft doorgevoerd.
Mede gelet op de omstandigheid dat inmiddels sprake is van een geheel nieuwe directie, ziet de rechtbank hierin aanleiding om aan de verdachte rechtspersoon een lagere geldboete op te leggen dan door de officier van justitie geëist.
De onderhavige zaak heeft lang op de plank gelegen en had kunnen worden afgedaan in augustus 2015. Weliswaar is er formeel geen sprake van overschrijding van de redelijke termijn, niettemin dient deze omstandigheid eveneens mee te wegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 51 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en de artikelen 4 en 5 van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde feit.

9.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon het tenlastegelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 250.000,- (tweehonderdvijftigduizend euro);
bepaalt dat van deze geldboete een gedeelte, groot
€ 125.000,- (honderdvijfentwintigduizend euro)niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde rechtspersoon voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op twee jaar, na te melden voorwaarde overtreedt;
stelt als
algemene voorwaardedat de veroordeelde rechtspersoon zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. A.A. Kalk en J.J. van den Berg, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Meulendijk, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 maart 2018.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon wordt tenlastegelegd dat
zij
in juni 2013 te Rotterdam,
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 6, eerste lid, tweede zin, van de Arbeidsomstandighedenwet in artikel 23 Besluit risico’s zware ongevallen bepaalde heeft gehandeld en/of nagelaten door
als drijver van een inrichting behorend tot een of meerdere krachtens
artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer aangewezen categorieën,
gelegen aan de [plaats delict] ,
een onderdeel van die inrichting, te weten de 'Afvulinstallatie 1 Chemie' in
werking te houden,
terwijl zij duidelijk onvoldoende maatregelen had getroffen ter voorkoming van
zware ongevallen of ter beperking van de gevolgen daarvan,
voor zover het betreft de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van
de in het bedrijf, de inrichting en/of het betrokken onderdeel daarvan
werkzame werknemers,
aangezien ten aanzien van die afvulinstallatie
- de dampverwerking installatie van de nieuwe afvullijn niet was geconstrueerd
volgens de stand der techniek (aansluitingen niet deugdelijk en geschikt)
en/of
- in het Explosieveiligheid document geen rekening was gehouden met de
mogelijke aanwezigheid van vloeistofdruppels in de
dampverwerkingsinstallatie van de nieuwe afvullijn en/of
- de actief koolfilterinstallatie aangesloten op de dampverwerkingsinstallatie
van de nieuwe afvullijn niet was geaard en/of
- een vatenpomp en/of een stekkerdoos van een haspel op de opstelplaats van
tankopleggers/tankcontainers niet geschikt was/waren voor gebruik in de daar
geldende gevarenzones en/of
- van een schakelaar voor de bediening van de ventilator in de
dampverwerkingsinstallatie niet aangetoond kon worden dat deze geschikt was
voor gebruik in de daar geldende gevarenzone en/of
- een metalen klem was bevestigd op een bedieningspaneel om een bedieningsknop
(ontworpen volgens het principe van 'dodemansknop') ingedrukt te houden en/of
- een stikstofleiding (voor het leegdrukken van tankopleggers/-containers)
niet spanningsvrij gemonteerd was en/of niet voorzien was van een
deugdelijke ondersteuning en/of niet professioneel was uitgevoerd en/of
- niet alle gevaren verbonden aan het ontwerp en het gebruik van die
installatie waren geïdentificeerd en/of
- de beschermkapjes op de oogspoelvoorziening van de nooddouche ontbraken
en/of
- een oogspoelfles nabij de toegangsdeur bij de nieuwe afvullijn niet voor
direct gebruik beschikbaar en/of vuil en/of (door lekkage) voor de helft
gevuld was en/of
aangezien in de (gehele) inrichting
- geen gecertificeerde ademluchtdragers en/of onvoldoende gecertificeerde
EHBO'ers aanwezig waren en/of
- een deugdelijk alarmeringsschema van het bedrijfsnoodplan en/of een
overzicht van alle aanwezige en/of inzetbare BHV'ers ontbrak(en) en/of
- rechtstreekse alarmering van BHV'ers niet mogelijk was en/of
- een aantal aanwezige draagbare poederblussers niet gebruiksgereed
(herkeuring niet op tijd plaatsgevonden) was en/of
- ademluchtapparatuur ten behoeve van de bedrijfshulpverlening niet tijdig was
herkeurd;
[artikel 23 Besluit risico's zware ongevallen 1999 juncto artikel 6
Arbeidsomstandigehedenwet juncto art. 1, 2 en 6 Wet op de economische delicten]
art 23 lid 1 Besluit risico's zware ongevallen 1999