ECLI:NL:RBROT:2018:3666

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2018
Publicatiedatum
7 mei 2018
Zaaknummer
C/10/539300/ JE RK 17-3741
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot afgifte van een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 2 maart 2018 een verzoek tot afgifte van een voorwaardelijke machtiging tot plaatsing in een gesloten jeugdhulp accommodatie afgewezen. Het verzoek was ingediend door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond voor een minderjarige, hierna te noemen [naam minderjarige], die onder toezicht stond van de GI. De kinderrechter oordeelde dat het hulpverleningsplan niet voldeed aan de vereisten van artikel 6.1.4 van de Jeugdwet, omdat het niet vermeldde welke medewerker van de jeugdhulpaanbieder bevoegd was om het besluit tot opname te nemen. Dit was cruciaal, aangezien de machtiging alleen verleend kan worden als er duidelijkheid is over wie verantwoordelijk is voor de vrijheidsbeneming van de jeugdige.

De kinderrechter merkte op dat er zorgen waren over de ontwikkeling van [naam minderjarige], die na het overlijden van zijn vader in januari 2018 moeite had om naar school te gaan. De moeder van [naam minderjarige] was actief betrokken en zorgde ervoor dat hij weer naar school zou gaan. Ondanks de aanhoudende verzoeken van de rechtbank aan de GI om het verzuim in het hulpverleningsplan te herstellen, was er geen reactie gekomen. De GI was bovendien niet verschenen op de zitting, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek moest worden afgewezen. De kinderrechter benadrukte dat de GI nog steeds verantwoordelijk was voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat er een plan moest worden opgesteld om ervoor te zorgen dat [naam minderjarige] zijn school succesvol kon afronden.

De beschikking werd gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/539300 / JE RK 17-3741
datum uitspraak: 2 maart 2018

beschikking voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2003 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam belanghebbende] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 12 januari 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de e-mailberichten van de GI van 6 februari 2018 en 16 februari 2018.
Op 2 maart 2018 heeft de kinderrechter de zaak, na aanhouding, ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [naam minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat mr. P.M. Iwema,
- de moeder.
Er is bijzondere toegang verleend aan dhr. [naam partner moeder] , partner van de moeder.
Opgeroepen en niet verschenen is:
- een vertegenwoordig(st)er van de GI.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[naam minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 12 januari 2018 is de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige]
verlengd tot 31 januari 2019.

Het aangehouden verzoekDe GI heeft een voorwaardelijke machtiging verzocht om [naam minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twaalf maanden.

Het verzoek van de GI tot het verlenen van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp voor de periode van twaalf maanden is op 12 januari 2018 aangehouden. Ter zitting is toen aangegeven dat in het door de GI overgelegde hulpverleningsplan van 10 januari 2018 de vermelding ontbreekt van de medewerker van de jeugdhulpaanbieder die bevoegd is tot het nemen van het besluit dat de jeugdige opgenomen wordt omdat hij zich niet houdt aan de vooraf overeengekomen voorwaarden of de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken, zoals bedoeld in artikel 6.1.4, zesde lid van de Jeugdwet.

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens [naam minderjarige] is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. [naam minderjarige] woont bij de moeder en gaat inmiddels weer naar school. De moeder ziet erop toe dat [naam minderjarige] naar school gaat en belt tevens naar de school om te vragen of [naam minderjarige] daadwerkelijk aanwezig is. [naam minderjarige] is na het recente overlijden van de vader in januari 2018 niet meer naar school geweest. Na de voorjaarsvakantie is [naam minderjarige] er klaar voor om weer naar school te gaan.
De moeder heeft aangegeven dat [naam minderjarige] na het overlijden van zijn vader moeite had om naar school te gaan en zich te concentreren.

De beoordeling

Voordat kan worden beoordeeld of er een noodzaak is om ten behoeve van [naam minderjarige] een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen, moet worden vastgesteld of aan alle in de wet vastgelegde voorwaarden voor het verlenen van een dergelijke machtiging is voldaan.
Volgens het bepaalde in artikel 6.1.4 lid 6 van de Jeugdwet dient het hulpverleningsplan te vermelden welke medewerker van de jeugdhulpaanbieder bevoegd is tot het nemen van het besluit dat de jeugdige opgenomen wordt omdat hij zich niet houdt aan de vooraf overeengekomen voorwaarden of de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan de jeugdhulp die hij nodig heeft onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken. In het overgelegde hulpverleningsplan ontbreekt de vermelding welke medewerker van de jeugdhulpaanbieder hiertoe bevoegd is.
Deze bepaling is niet zomaar in de Jeugdwet opgenomen. Een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan, in eerste instantie voor een periode van maximaal zes maanden, alleen worden verleend wanneer een jeugdige ernstige opgroei- en opvoedproblemen heeft die zijn ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Door middel van een voorwaardelijke machtiging kan de jeugdige ondanks deze problematiek toch buiten een gesloten accommodatie verblijven. Indien de jeugdige zich echter niet aan de voorwaarden houdt, is het van groot belang dat hier direct op kan worden gereageerd, in de zin dat de jeugdige gesloten wordt geplaatst, en dat duidelijk is wie voor die reactie verantwoordelijk is. Deze persoon beslist immers over een maatregel van vrijheidsbeneming, een ernstige belemmering van de persoonlijke vrijheid. Daarom mag niet ter discussie staan wie daartoe wel of niet bevoegd is.
De kinderrechter maakt zich zorgen over [naam minderjarige] . Alle betrokkenen waren het er, begin januari 2018, over eens dat [naam minderjarige] naar School2Care van Horizon zou gaan, omdat het met zijn schoolcarrière bar slecht ging. Horizon stelt, aldus de GI, echter in civiele zaken als voorwaarde voor een plaatsing bij School2Care dat er een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp door de kinderrechter is verleend. Doordat het hulpverleningsplan, dat moet worden overgelegd om een dergelijke machtiging te kunnen verlenen (artikel 6.1.4 lid 5 van de Jeugdwet), niet voldoet aan de voorwaarden zoals genoemd in artikel 6.1.4 lid 6 van de Jeugdwet kan deze machtiging niet worden verleend. De kinderrechter heeft de GI op 12 januari 2018 in de gelegenheid gesteld om dit verzuim te herstellen en de beslissing daartoe aangehouden. Ondanks diverse aanmaningen van de zijde van de rechtbank en de raadsman van [naam minderjarige] gericht aan de GI, is van de GI niet meer vernomen. Nu de GI ook, zonder enig bericht, niet ter zitting van 2 maart 2018 is verschenen, rest niet anders dan het verzoek af te wijzen.
Het voorgaande neemt niet weg dat de GI nog altijd de wettelijke taak heeft de ondertoezichtstelling van [naam minderjarige] uit te voeren. De gezinsvoogd dient daartoe zo spoedig mogelijk contact op te nemen met [naam minderjarige] en zijn moeder. Er moet een plan te worden opgesteld zodat [naam minderjarige] de middelbare school succesvol kan afronden.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. van Driel, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
L.C. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.