ECLI:NL:RBROT:2018:3685

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 maart 2018
Publicatiedatum
8 mei 2018
Zaaknummer
10/236785-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een vuurwapen en munitie met voorwaardelijke gevangenisstraf

Op 9 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd aangeklaagd voor het bezit van een vuurwapen en munitie. De verdachte werd aangehouden na een melding van zijn vriendin, die aangaf dat hij haar had bedreigd met een vuurwapen. Tijdens de aanhouding werd een vuurwapen met 8 kogelpatronen onder de bijrijdersstoel van zijn auto aangetroffen. In zijn woning werden daarnaast twee gripzakjes met in totaal 41 kogelpatronen gevonden, waarvan 28 geschikt waren voor het aangetroffen vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in strijd had gehandeld met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, en dat de feiten bewezen waren verklaard zonder nadere motivering, aangezien de verdachte de feiten had bekend.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had geen strafblad en had een goedlopend eigen bedrijf. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van een vuurwapen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebracht en dat er streng moest worden opgetreden tegen dergelijke feiten. De rechtbank besloot tot een voorwaardelijke straf om de verdachte de kans te geven zijn leven weer op de rit te krijgen, onder toezicht van de reclassering.

De rechtbank stelde ook voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder meldplicht bij de reclassering en medewerking aan diagnostiek en eventuele behandeling. De uitspraak benadrukte de noodzaak van toezicht en begeleiding om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/236785-17
Datum uitspraak: 9 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. B.J.P. van Gils advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij in de periode van 20 november 2017 tot en met 21
november 2017 te Schiedam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
een revolver van het merk/type BBM/Olympic 38, kaliber .22
en
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet,
Categorie III, te weten
- 36 kogelpatronen van het merk/type Remington Kogelpatronen, kaliber
.22lr en
- 13 kogelpatronen van het merk/type Sellier & Bellot Kogelpatronen,
kaliber 6.35mm
voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is aangehouden naar aanleiding van een melding van zijn vriendin, dat zij door hem was bedreigd met een vuurwapen. Op aangeven van de verdachte is er een vuurwapen, gevuld met 8 kogelpatronen, onder de bijrijdersstoel van zijn auto aangetroffen. In de woning van de verdachte zijn vervolgens twee gripzakjes met daarin in totaal 41 kogelpatronen aangetroffen, waarvan er 28 stuks eveneens geschikt waren om te worden verschoten met het aangetroffen vuurwapen. Het bezit van een wapen is een eerste stap naar het gebruik ervan. Bovendien brengt het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee en veroorzaakt dat gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Dat gevoel wordt versterkt door het feit dat vuurwapens in toenemende mate worden gebruikt. Daarom dient tegen het voorhanden hebben van een vuurwapen streng te worden opgetreden.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
In het leven van de verdachte worden zijn partnerrelatie, drugsgebruik, het discutabele sociaal netwerk en de vaardigheden van de verdachte als risicofactoren gezien. Wat andere leefgebieden betreft heeft de verdachte zijn leven op de rit. Hij heeft een goedlopend eigen bedrijf, geen financiële problemen en huurt een woning. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en andere voorwaarden het gedrag betreffende, waaronder verplichte medewerking aan urinecontroles en - zo nodig -aan een traject gericht op begeleiding in verband met middelengebruik en verplichte medewerking aan ambulante behandeling/relatietherapie door een (forensische) polikliniek of GGZ instelling.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank de straffen, die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, afgewogen tegen de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De eis van de officier van justitie zou in beginsel kunnen worden gevolgd.
De rechtbank zal echter, gelet op de bijzonderheden van deze strafzaak, overgaan tot een andersoortige strafoplegging. Daarbij is allereerst rekening gehouden met het gegeven dat de verdachte ruim drie maanden in voorarrest is geweest. Hij is kort voor de zitting door de bijzondere raadkamer geschorst. Hij heeft aldus een deel van de nog op te leggen straf reeds ondergaan.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht en de verdachte niet inzichtelijk maakt waarom hij het vuurwapen heeft aangeschaft, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd.
Een voorwaardelijke gevangenisstraf stelt de verdachte niet alleen in de gelegenheid om zijn bedrijf voort te zetten en zo doende aan zijn financiële verplichtingen te kunnen voldoen, maar biedt hem ook de mogelijkheid om onder toezicht van de reclassering te werken aan zijn persoonlijkheid en zijn mogelijke psychische problematiek. De rechtbank is van oordeel dat zowel de directe omgeving van de verdachte als de samenleving daarbij meer gebaat zijn dan wanneer de verdachte opnieuw vrijheidsbeneming zou moeten ondergaan.
Het voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Anders dan is geadviseerd, ziet de rechtbank geen aanleiding de verdachte te verplichten mee te werken aan de door de reclassering geadviseerde andere voorwaarden betreffende het gedrag, omdat deze bijzondere voorwaarden geen verband houden met de bewezenverklaarde feiten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 3 maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd, die hierbij wordt gesteld op 2 jaar na te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden:
  • de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland te Rotterdam, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, zolang deze instelling dit noodzakelijk vindt;
- de veroordeelde zal meewerken aan diagnostiek en een eventueel daaruit voortkomende ambulante behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling, gericht op zijn persoonlijkheid en mogelijke psychische problematiek;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter,
en mrs. F.W. van Lottum en L. Amperse, rechters,
in tegenwoordigheid van M.M. Cerpentier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 maart 2018.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 21
november 2017 te Schiedam
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten
een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º van die wet in de vorm van
een revolver van het merk/type BBM/Olympic 38, kaliber .22
en/of
(bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens
en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet,
Categorie III, te weten
- 36 kogelpatronen van het merk/type Remington Kogelpatronen, kaliber
.22lr en/of
- 13 kogelpatronen van het merk/type Sellier & Bellot Kogelpatronen,
kaliber 6.35mm voorhanden heeft gehad;