ECLI:NL:RBROT:2018:3704
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.Y.A. van Meersbergen
- M.G.L. de Vette
- C.E. Bos
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake bijhouding van de persoonslijst op grond van de Wet basisregistratie personen
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. E.N. Vrijman, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. De zaak betreft de ambtshalve opschorting van de bijhouding van de persoonslijst van eiser op basis van de Wet basisregistratie personen (Wet brp). Eiser had bezwaar gemaakt tegen het besluit van 3 mei 2017, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen gedegen adresonderzoek heeft verricht voordat het primaire besluit werd genomen. Eiser had niet gereageerd op een brief van 8 september 2016, maar had wel bewijs overgelegd dat hij op het opgegeven adres woonde. De rechtbank oordeelde dat het primaire besluit onrechtmatig was en verklaarde het beroep gegrond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser, die op € 1.503,- werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiser moest worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.