ECLI:NL:RBROT:2018:3855

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
C/10/544173 / KG ZA 18-131
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op contact en uitingen door gedaagde jegens verzekeraars in kort geding

In deze zaak, die op 18 april 2018 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vorderden ASR Schadeverzekering N.V., Achmea Schadeverzekering N.V., Nationale Nederlanden Schadeverzekerings Mij en een advocatenkantoor (hierna gezamenlijk aangeduid als ASR c.s.) een verbod op contact en uitingen door de gedaagde, die in het verleden betrokken was bij meerdere aanrijdingen met verzekerden van ASR c.s. De gedaagde had herhaaldelijk beledigende en bedreigende uitingen gedaan jegens de medewerkers van ASR c.s. en had hen lastiggevallen via e-mail en telefoon. ASR c.s. stelde dat het handelen van de gedaagde onrechtmatig was en dat zij hierdoor reputatieschade en emotionele schade ondervonden. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde in zijn recht op vrijheid van meningsuiting de grenzen had overschreden en dat de vorderingen van ASR c.s. toewijsbaar waren. De rechter verbood de gedaagde gedurende vierentwintig maanden contact op te nemen met ASR c.s. en alle onrechtmatige uitingen te staken. Tevens werd een dwangsom opgelegd voor elke overtreding van dit verbod. De vordering in reconventie van de gedaagde werd afgewezen, omdat hij zonder advocaat was verschenen en niet aan de vereisten voldeed om een tegenvordering in te dienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/544173 / KG ZA 18-131
Vonnis in kort geding van 18 april 2018
in de zaak van
1. de naamloze vennootschap
ASR SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
2. de naamloze vennootschap
ACHMEA SCHADEVERZEKERING N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn,
3. de naamloze vennootschap
NATIONALE NEDERLANDEN SCHADEVERZEKERINGS MIJ,
gevestigd te Den Haag,
4. de naamloze vennootschap
[bedrijf],
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. E.W. Jurjens,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna ASR c.s. (of verzekeraars) en [gedaagde] genoemd worden. Eiseressen zullen afzonderlijk worden aangeduid als ASR, Achmea, NN en [bedrijf] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de producties van ASR c.s.;
  • het verweerschrift;
  • de producties van [gedaagde] ;
  • de mondelinge behandeling op 28 maart 2018;
  • de pleitnota van ASR c.s.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
ASR, Achmea en NN zijn verzekeraars. [bedrijf] is een advocatenkantoor en (één van de) aan haar verbonden advocaten treedt/treden soms op als advocaat namens deze verzekeraars.
2.2.
Op 2 oktober 2015 is [gedaagde] betrokken geweest bij een aanrijding met een verzekerde van ASR.
2.3.
Op 28 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank tussen ASR en Achmea als eiseressen en [gedaagde] als gedaagde onder zaaknummer C/10849227 / KG ZA 15-1270 een vonnis op tegenspraak gewezen. De voorzieningenrechter heeft [gedaagde] , kort samengevat, een contactverbod opgelegd en [gedaagde] geboden alle onrechtmatige uitingen waarin hij ASR op onrechtmatige wijze beschadigt te staken en gestaakt te houden, beide voor de duur van twaalf maanden en op straffe van verbeurte van een dwangsom.
2.4.
Op 13 mei 2017 is [gedaagde] betrokken geweest bij een aanrijding met een verzekerde van Achmea.
2.5.
Op 15 juni 2017 is [gedaagde] betrokken geweest bij een aanrijding met een verzekerde van NN.
2.6.
In de periode van 26 juni 2017 tot en met (in ieder geval) 25 januari 2018 heeft [gedaagde] zeer vele malen telefonisch, dan wel schriftelijk per e-mail of brief contact opgenomen met medewerkers van ASR c.s. De schriftelijke berichten luiden, voor zover van belang, als volgt:.
Een e-mailbericht van 26 juli 2017 te 14:54 uur van [gedaagde] aan het klachtenloket van NN:
‘(…)
Met betrekking tot het vorenstaande merk ik op dat het Nationale Nederlanden sedert geruime tijd bekend is dat ondergetekende [ [gedaagde] , opm vzr] noodzakelijke medische behandeling onthouden wordt.
(…)
Indien niet met prompte instemming een voorschot wordt verleend ten bedrage van 1.750 euro zoals eerder/recent beschreven en gezonden is door mijn advocaat mr. [naam advocaat] (zie bijlagen) zal ik niet twijfelen en verdere dure rechtsmaatregelen tegen Nationale Nederlanden bewerkstelligen.
(…)
REDEN: waarom ondergetekende 1.000 euro per dag eist voor het opzettelijk benadelen van diens gezondheid’
Een e-mailbericht van 1 augustus 2017 te 22:50:46 uur van [gedaagde] aan Claims NN particulierenschade:
‘(…)
ASR en Achmea zijn doorgewinterde gore oplichters die parasiteren op letselschade slachtoffers.’
Een brief van 4 augustus 2017 van [gedaagde] aan Nationale Nederlanden t.a.v. de directie:
‘(…)
AANVULLING 4 AUGUSTUS 2017.
(…)
Het is mij gebleken dat uw onderneming [NN, opm vzr], ASR, Unive, en Achmea op onrechtmatige wijze gebruik hebben gemaakt van smaad en laster (…)
Het is godverdomme meer dan schandalig hoe het stelletje hersenloze mosselen omgaat met de belangen van ondergetekende en de dames [personen] , ondertussen zal ik op de internetsite getuigenbank zoveel informatie plaatsen dat het Nationale Nederlanden geldverslindende touwtrekkerijen zal opleveren!’
Een e-mailbericht van 15 november 2017 te 13:06 uur van [gedaagde] aan mr. [persoon 4] , als advocaat verbonden aan [bedrijf] , (hierna: mr. [persoon 4] ):
‘(…)
Mijn indruk [is] dat u niet bepaald geliefd bent in Turkije.
Ik weet inmiddels dat “Avukatlar” [persoon 4] in verband gebracht wordt met Gulen extremisme (…)
De Turkse ambassade was echter hoogst geïnteresseerd naar de gang van zaken die ik over u heb ontdekt.’
Een brief van 28 november 2017 van 15 bladzijdes van [gedaagde] aan mr. [persoon 3] , als advocaat verbonden aan [bedrijf] , waarin mr. [persoon 3] onder meer beschuldigd wordt van
‘smerige leugens’, ‘oplichterspraktijken’, ‘opzettelijk bedrog, liegen bij de rechter’, ‘smaad en laster’, ‘pedofilie’, ‘chantage’, ‘smerige schoftenstreek’en
‘smeerlapperij en fraude’;
en mr. [persoon 3] onder meer genoemd wordt een
‘smerige pathologische leugenaar’, ‘zieke geest’, ‘volkomen seniel en imbeciel’, ‘smerige ploert’,’en
‘smerige gore boef’en
‘maffiamaatje’.
Een e-mailbericht van 11 januari 2018 te 15.44 uur van [gedaagde] aan het klachtenloket van ASR met als onderwerp ‘Schade nummer KMS 85548 Directieklacht’:
‘(…)
Door de Autoriteit Persoonsgegevens is inmiddels een handhavingsonderzoek gestart en heeft de Autoriteit Financiele Markten ook een aantal klachten in behandeling genomen over de RBS-bank wat tot gevolg zal hebben dat de RBS-bank en de heer van Rijn procedures tegen ASR en Achmea zullen starten.
Ondergetekende heeft vrijwel alle dossierstukken geheel “vrij” beschikbaar gesteld waardoor er nu bij de Amsterdamse Orde van Advocaten een aantal klachten liggen die ASR en ACHMEA uiteindelijk een megaschade zullen opleveren en in ieder geval zoveel schade opleveren dat zij zich voortaan wel even bedenken voor zij zomaar iemand beschuldigen van fraude.
(…)
Tenslotte merk ik op dat de door de facebookcommuntygroup is vastgelegd dat [persoon 1] getracht heeft op de facebookaccounts van de beide dames [personen] heeft trachten in te breken en dat die handeling tal van pedofielevriendschapsvoorstellen van ouwe smerige kerels opleverde welke zijn weerslag heeft gegeven op het leven van [persoon 2] waardoor zij suicidaal werd.’
Een e-mailbericht van 11 januari 2018 te 17:04 uur van [gedaagde] aan de heer [persoon 1] , medewerker bij ASR, met als onderwerp ‘Laatste waarschuwing’:
‘(…)
Omdat ASR en u zich er niet voor schamen om de facebookaccounts van jonge meisjes te roven en de gegevens onveilig te bewaren dat daardoor pedofielevriendschapsverzoeken uit voort komen hebben wij ASR in de tang genomen.
(…)
Jullie kunnen trots zijn dat een jong meisje van amper 17 jaar een zware zelfmoordpoging heeft ondernomen toen aan haar verteld werd dat ASR de bewering over haar deed dat ze een valse getuigenverklaring zou hebben geproduceerd en zij vervolgens te maken kreeg met pedofiele vriendschapsvoorstellen.
U staat daar ook tussen!!!’
Een e-mailbericht van 12 januari 2018 te 16:06 uur van [gedaagde] aan het klachtenloket van ASR met als onderwerp ‘Stalking en pedofiele vriendschapsverzoeken van [persoon 1] zaak KMS 85548’:
‘(...)
Om het allemaal wat minder prettig te maken deel ik u mede dat ik op de internetsite getuigenbank.nl en leerlingplein.nl uw wijze van handelen zal bespreken en de foto’s van [persoon 1] waarin hij zich presenteert als nieuw vriendschapsvoorstel zal publiceren als ASR ingebreke blijft.’
2.7.
Op de websites www.getuigenbank.nl, www.leerlingplein.nl en www.klacht.nl heeft [gedaagde] diverse artikelen geplaatst over (het (vermeende) handelen van medewerkers van) ASR c.s.
2.8.
[gedaagde] heeft in de periode van 19 november 2015 tot en met 11 december 2017 bij de Orde van Advocaten klachten ingediend tegen mr. [persoon 3] , mr. [persoon 4] , mr. [persoon 5] en mr. [persoon 6] , allen advocaat bij [bedrijf] .
2.9.
Bij brief van 12 januari 2018 heeft ASR c.s. [gedaagde] gesommeerd om uiterlijk 15 januari 2018 te 12.00 uur zijn onrechtmatig handelen jegens ASR c.s. onmiddellijk te staken en gestaakt te houden. [gedaagde] heeft tot op heden geen gehoor gegeven aan deze sommatie.

3.Het geschil in conventie

3.1.
ASR c.s. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
I. [gedaagde] te verbieden na betekening van dit vonnis
a. gedurende onbepaalde tijd,
althans
b. een periode van zestig maanden,
althans
c. gedurende een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn,
op welke manier dan ook, via welk medium dan ook, al dan niet onder eigen naam, contact op te nemen, dan wel op te laten nemen met:
a. ASR en/of Achmea en/of NN en/of [bedrijf] ; en/of
b. één of meer van (de vzr leest: de aan) eiseressen gelieerde entiteiten; en/of
c. één of meer medewerker(s) van ASR en/of Achmea en/of NN en/of [bedrijf] ;
met uitzondering vanhet opnemen van contact door [gedaagde] of een door hem ingeschakelde derde met de per zaak aangewezen advocaat c.q. advocaten van ASR, Achmea en NN, in verband met functioneel overleg over de in deze dagvaarding besproken incidenten met verzekerden van ASR, Achmea en NN; en
met uitzondering vanhet opnemen van contact door [gedaagde] of een door hem ingeschakelde derde met de per zaak aangewezen advocaat c.q. advocaten van [bedrijf] in verband met functioneel overleg over andere zaken waar [gedaagde] als wederpartij bij betrokken is en die door [bedrijf] worden behandeld;
II. [gedaagde] te gebieden alle uitingen, al dan niet publiekelijk, op welke manier dan ook, via welk medium dan ook, al dan niet onder eigen naam, waarin hij:
a. ASR en/of Achmea en/of NN en/of [bedrijf] ; en/of
b. één of meer van de aan eiseressen gelieerde entiteiten; en/of
c. één of meer medewerker(s) van ASR en/of Achmea en/of NN en/of [bedrijf] ;
op onrechtmatige wijze beschadigt, waaronder begrepen maar niet beperkt tot bedreigingen, ongefundeerde verdachtmakingen, beledigingen en dreigementen, waaronder maar niet uitsluitend zoals in deze dagvaarding omschreven, permanent te staken en gestaakt te houden;
III. p
rimair:de verboden en geboden onder I en II uitvoerbaar bij lijfsdwang te verklaren, telkens voor perioden van twee weken, met een maximum van vier maanden voor elke overtreding/niet-nakoming van de hiervoor onder I en II gevorderde verboden/geboden,
althans
subsidiair:[gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van €250,00 voor elke overtreding/niet-nakoming van de hiervoor onder I en II gevorderde verboden/geboden alsmede een dwangsom van €250,00 per overtreding/niet-nakoming van de hiervoor onder I en II gevorderde verboden/geboden voor iedere dag dat die overtreding/niet-nakoming voortduurt;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder begrepen de nakomsten, alle kosten te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

[gedaagde] vordert ASR c.s. te veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding van een bedrag van € 40.000,00.

5.De beoordeling in conventie

5.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de stelling van ASR c.s. dat (medewerkers van) ASR c.s. stelselmatig en voortdurend lastig gevallen worden door [gedaagde] en dat ASR c.s. door het handelen van [gedaagde] (reputatie)schade oploopt. [gedaagde] heeft dit spoedeisend belang ook niet betwist.
5.2.
De kern van het geschil komt neer op de vraag of het handelen van [gedaagde] jegens ASR c.s., zowel telefonisch als schriftelijk, onrechtmatig is in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW).
5.3.
ASR c.s. heeft gesteld dat [gedaagde] naar aanleiding van de schadeclaims bij ASR c.s., al dan niet onder eigen naam, veelvuldig telefonisch, dan wel schriftelijk contact heeft opgenomen met medewerkers van ASR c.s. waarbij [gedaagde] (ernstige) beledigingen, beschuldigingen en dreigementen heeft geuit. Volgens ASR c.s. heeft [gedaagde] zich zelfs eenmaal voorgedaan als medewerker van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Voorts heeft [gedaagde] beledigingen en beschuldigingen gepubliceerd/laten publiceren op de websites www.getuigenbank.nl, www.leerlingplein.nl en www.klacht.nl. Om haar stellingen te onderbouwen heeft ASR c.s. diverse opnamen van telefoongesprekken en afschriften van e-mailberichten en brieven als producties overgelegd. (Een selectie hiervan is opgenomen onder de vaststaande feiten.) ASR c.s. heeft gesteld dat het handelen van [gedaagde] onrechtmatig is en dat ASR c.s. door dit handelen tevens reputatieschade oploopt. Haar medewerkers voelen zich beledigd en bedreigd en ook zij lijden schade. ASR c.s. dient, als goed werkgever, haar personeel tegen deze handelwijze te beschermen.
5.4.
[gedaagde] meent dat ASR c.s. ten onrechte weigert hem de schade te vergoeden die voortvloeit uit de ongevallen als onder de vaststaande feiten vermeld. ASR c.s. neemt hem niet serieus en bagatelliseert zijn schade, stelt [gedaagde] . Hij stelt dat ASR c.s. hem zwart maakt en dat uit de afwikkeling van een ander schadegeval blijkt hoe verzekeraars en hun advocaten zouden moeten optreden bij schadegevallen. Inmiddels neemt hij ASR c.s. ook zeer kwalijk dat [persoon 2] door ASR c.s. bij het conflict tussen ASR c.s. en [gedaagde] betrokken wordt, terwijl zij daar geheel buiten staat; zij en haar zuster worden vals beschuldigd. Ook verder gedraagt ASR c.s. zich onbehoorlijk, meent [gedaagde] .
Desgevraagd heeft [gedaagde] niet betwist dat hij vaak telefonisch en schriftelijk contact heeft opgenomen met medewerkers van ASR c.s. en dat hij daarbij beledigingen, beschuldigingen en bedreigingen heeft geuit. [gedaagde] heeft aangevoerd dat hij dit heeft gedaan omdat ASR c.s. hem niet terugbelt, niet reageert op zijn berichten en niet tot afhandeling van de schadeclaims komt. Door zijn handelen hoopt [gedaagde] snelle(re) afhandeling van zijn schadeclaims af te dwingen. Hoewel hij zich kan voorstellen dat de contacten vervelend zijn vindt hij dat wat ASR c.s. hem (en anderen) aandoet erger is zodat hij in zijn recht staat. [gedaagde] heeft wel betwist dat hij zich heeft voorgedaan als een medewerker van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
5.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het handelen van [gedaagde] jegens ASR c.s. onrechtmatig is. [gedaagde] heeft in beginsel recht op vrijheid van meningsuiting, maar dit recht wordt begrensd door de zorgvuldigheid en de betamelijkheid die in het maatschappelijk verkeer jegens anderen in acht genomen dienen te worden. De manier van handelen van [gedaagde] is naar zijn aard grievend en beschadigend te achten. Hoewel ASR c.s. mogelijk meer begrip zou kunnen opbrengen voor de frustratie en verontwaardiging van [gedaagde] over de in zijn visie onjuiste manier waarop met de schadeclaims wordt omgegaan en het te betreuren valt dat hierover niet vruchtbaar minnelijk overlegd kan worden, gaat de wijze waarop [gedaagde] zich in het contact met ASR c.s. opstelt alle perken te buiten. [gedaagde] neemt veelvuldig contact op met medewerkers en beledigt, beschuldigt en bedreigt hen doelbewust, terwijl hij zich er bewust van is dat zijn manier van handelen diep ingrijpt op de persoonlijke en professionele integriteit van de medewerkers van ASR c.s. [gedaagde] heeft ter zitting desgevraagd aangegeven dat als hij pijn heeft, anderen ook pijn moeten hebben. Zelfs al zou [gedaagde] gelijk hebben als het gaat om zijn claims, dan rechtvaardigt dat deze manier van handelen volstrekt niet. De wijze waarop [gedaagde] opereert veroorzaakt verder nodeloze kosten en vertraging binnen de organisatie van ASR c.s. Daarnaast kan de negatieve publiciteit van [gedaagde] reputatieschade voor ASR c.s. opleveren. [gedaagde] heeft ter zitting laten blijken dat hij niet inziet dat hij moet stoppen met zijn handelen jegens ASR c.s.; het is aannemelijk dat hij ook in de toekomst soortgelijk onrechtmatig gedrag zal blijven vertonen. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het belang van ASR c.s. om gevrijwaard te worden van de onrechtmatige gedragingen van [gedaagde] zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde] om zich in vrijheid te kunnen uiten. Daarbij is van belang dat in de vorderingen reeds is voorzien dat zakelijk contact over de schadeclaims niet onder het verbod valt.
5.6.
Het standpunt van [gedaagde] dat hij zich niet heeft voorgedaan als een medewerker van het Ministerie van Veiligheid en Justitie doet aan dit oordeel niet af. Partijen staan op dit punt lijnrecht tegenover elkaar. Voor de beoordeling wie van partijen gelijk heeft is onderzoek naar de feiten nodig en mogelijk bewijslevering. Daarvoor biedt de onderhavige kort geding procedure gegeven haar beperkte karakter niet de mogelijkheid. Daarbij komt dat dit slechts een zeer ondergeschikt element vormt in het aan [gedaagde] verweten gedrag; ook als ASR c.s. op dit punt geen gelijk heeft is haar vordering toewijsbaar als na te melden.
5.7.
Gelet op het vorenstaande zullen de vorderingen onder I en II worden toewezen voor de duur van vierentwintig maanden. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat [gedaagde] al langere tijd onrechtmatig handelt jegens ASR c.s. Zoals reeds overwogen moet [gedaagde] – of een al dan niet met een door hem ingeschakelde derde of advocaat – de mogelijkheid hebben om over de afwikkeling van de schadeclaims en (mogelijke) nieuwe schadeclaims contact op te nemen met ASR c.s. Mr. [persoon 3] zal hiervoor als contactpersoon van [gedaagde] worden aangesteld. [gedaagde] mag niet meer dan vijf keer per week telefonisch of schriftelijk (waarbij e-mail geldt als schriftelijk) contact met mr. [persoon 3] opnemen over de (nu reeds ingediende en/of eventuele nieuwe) schadeclaims, waarbij de algemeen geldende fatsoensnormen in acht moeten worden genomen. Dat betekent in elk geval, dat [gedaagde] zich niet van scheldwoorden, bedreigingen en beledigingen mag bedienen.
Voor zover ASR c.s. mede vordert dat het [gedaagde] verboden wordt contact op te laten nemen met ASR c.s. wordt de vordering afgewezen. Als een ander zich onrechtmatig jegens ASR c.s. gedraagt kan zij die ander dagvaarden. Ook de vordering ten aanzien van aan ASR c.s. gelieerde entiteiten wordt afgewezen, nu die te vaag is.
5.8.
De gevorderde uitvoerbaarheid bij lijfsdwang wordt afgewezen, nu lijfsdwang als een uiterste middel dient te worden beschouwd dat slechts in uitzonderlijke situaties behoort te worden toegepast. Daarbij is gelet op het feit dat [gedaagde] zich, naar ASR c.s. ter zitting ook bevestigd heeft, aan de ge-/verboden uit het vonnis van 28 december 2015 gehouden heeft. Gelet op de frequentie en de aard van het onrechtmatig handelen ziet de voorzieningenrechter wel aanleiding om een dwangsom aan de vorderingen te verbinden, op de wijze zoals in het dictum bepaald. De dwangsom wordt gematigd en gemaximeerd.
5.9.
Ten overvloede merkt de voorzieningenrechter op dat, nu alleen [gedaagde] in persoon gedagvaard is, het door [gedaagde] gestelde handelen van ASR c.s. jegens [persoon 2] , de heer [persoon 7] en/of de Royal Bank of Scotland geen bespreking behoeft, omdat eventueel onjuist handelen van ASR c.s. jegens die personen geen verschil zou maken voor de nu te nemen beslissingen op de vorderingen van ASR c.s.
5.10.
[gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 99,91
- griffierecht € 626,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.541,91
5.11.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

6.De beoordeling in reconventie

6.1.
Een eis in reconventie kan alleen worden gedaan door een partij die bij advocaat is verschenen (artikel 254 Rv jo. artikel 136 Rv en artikel 7.1 Procesreglement kort gedingen rechtbanken handel/familie). Dat is op de zitting met [gedaagde] besproken en hij bevestigde dat hij al wist dat hij zonder advocaat geen (tegen)vordering tegen ASR c.s. kon indienen. Nu [gedaagde] in persoon, zonder advocaat, is verschenen, dient zijn vordering in reconventie al om die reden te worden afgewezen.
6.2.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR c.s. worden begroot op nihil, nu reeds vroeg in de zitting duidelijk was dat [gedaagde] deze vordering niet zelf kon instellen en hij dat ook beaamde en ASR c.s. geen noemenswaardige aandacht aan deze vordering heeft hoeven schenken.

7.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
7.1.
verbiedt [gedaagde] gedurende vierentwintig maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na de dag van betekening van dit vonnis, op welke manier dan ook, via welk medium dan ook, al dan niet onder eigen naam, contact op te nemen met (medewerkers van) ASR c.s.,
met uitzondering van het opnemen van telefonisch of schriftelijk contact door [gedaagde] of een door hem ingeschakelde derde met mr. [persoon 3] , in verband met functioneel overleg over de schadeclaims van 2 oktober 2015, 13 mei 2017 en 15 juni 2017 (dan wel nieuwe, ordentelijk door hem ingediende schadeclaims), en met uitzondering van functioneel overleg over andere zaken waarbij [gedaagde] als wederpartij betrokken is en die door [bedrijf] worden behandeld, als dit contact beperkt wordt tot maximaal vijf keer per week,
7.2.
gebiedt [gedaagde] gedurende vierentwintig maanden, te rekenen vanaf de eerste dag na de dag van betekening van dit vonnis, alle uitingen, al dan niet publiekelijk, op welke manier dan ook, via welk medium dan ook, al dan niet onder eigen naam, waarin hij (medewerkers van) ASR c.s. op onrechtmatige wijze beschadigt, waaronder begrepen maar niet beperkt tot bedreigingen, ongefundeerde verdachtmakingen, beledigingen en dreigementen, te staken en gestaakt te houden,
7.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan ASR c.s. een dwangsom te betalen van € 100,00 voor iedere keer dat hij zich niet aan het in 7.1. weergegeven verbod of het in 7.2. weergegeven gebod houdt, tot een maximum van € 20.000,00 is bereikt,
7.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ASR c.s. tot op heden begroot op € 1.541,91, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
7.5.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
7.6.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
7.7.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
7.8.
wijst de vordering af,
7.9.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van ASR c.s. tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.G.T. Hofmeijer-Rutten en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2018. 2027 / 106