ECLI:NL:RBROT:2018:39

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 januari 2018
Publicatiedatum
2 januari 2018
Zaaknummer
10/660401-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot beroving met dreiging van geweld in Rotterdam

Op 2 januari 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van twee pogingen tot beroving. De verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was, had op 12 juli 2017 in Rotterdam geprobeerd een winkelier en een man bij een pinautomaat te beroven. Bij beide pogingen dreigde hij met een mes en gebruikte hij geweld om zijn slachtoffers te dwingen geld af te geven. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 20 maanden, wat de rechtbank uiteindelijk ook oplegde. De rechtbank oordeelde dat de herkenning van de verdachte op camerabeelden door verbalisanten betrouwbaar was, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte op basis van de methodiek van de herkenning. De rechtbank vond de feiten ernstig, vooral omdat de berovingen plaatsvonden in het openbaar en de slachtoffers bedreigd werden. De verdachte werd schuldig bevonden aan poging tot afpersing en kreeg een gevangenisstraf van 20 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank baseerde haar beslissing op de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, en concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/660401-17
Datum uitspraak: 2 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] ( [geboorteland verdachte] ) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
raadsman mr. K. Durdu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 december 2017.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijsverweer
Standpunt verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak van het tenlastegelegde bepleit. Daartoe is het volgende aangevoerd. De verbalisanten hebben ten aanzien van beide pogingen tot beroving de verdachte als dader herkend op beschikbare camerabeelden. Deze herkenningen zijn ongeschikt als bewijs, omdat ze niet zijn verricht conform de werkwijze van het NFI zoals omschreven in de vakbijlage ‘Algemene Onderzoeksmethoden Vergelijking Van Gezichts-beelden’. Bovendien zijn zeer kenmerkende zaken van de dader op de foto’s niet zichtbaar. Er is minst genomen twijfel of de verdachte de persoon is die op de camerabeelden is te zien.
BeoordelingVerbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] hebben de dader van de twee pogingen tot beroving op camerabeelden onafhankelijk van elkaar herkend als de verdachte. Het enkele feit dat de herkenningen niet zijn gebaseerd op de werkwijze die het NFI hanteert, maakt niet dat de herkenningen daardoor onbetrouwbaar zijn. Voor de betrouwbaarheid van een herkenning is onder meer de kwaliteit van de camerabeelden en de zichtbaarheid van de dader op die beelden van belang. Gelet op de bij de stukken gevoegde stills van de camerabeelden waarop de dader is te zien heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de kwaliteit van de camerabeelden en de betrouwbaarheid van deze herkenningen. Hoewel sommige kenmerken van de dader niet zichtbaar zijn doordat hij een zonnebril en een pet draagt, zijn er meerdere kenmerken van de dader op de camerabeelden wel waar te nemen. Beide verbalisanten hebben in hun proces-verbaal gedetailleerd en uitvoerig omschreven waaraan zij de verdachte herkennen en daarbij specifieke kenmerken genoemd. Bovendien hebben de verbalisanten bij de rechter-commissaris de herkenningen bevestigd, (opnieuw) aangegeven hier 100 procent zeker van te zijn en allebei verklaard dat zij door hun werk meerdere jaren ervaring hebben met het doen van herkenningen. Daarnaast zijn de herkenningen door de verbalisanten niet gebaseerd op fotovergelijkingen, maar op basis van bewegende camerabeelden. De herkenningen worden bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige] aan wie een foto van camerabeelden is getoond waarop de dader zichtbaar is. Zij heeft verklaard dat zij zeker is dat de sjaal die de dader draagt van haar vriend, de verdachte, is. De rechtbank heeft op de foto’s waargenomen dat de dader bij beide feiten een kenmerkende zwart wit geblokte sjaal draagt.
Het gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
4.2.
Bewijs en bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 12 juli 2017 te Rotterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , een mes aan die [naam slachtoffer 1]
heeftgetoond/voorgehouden, en aan die [naam slachtoffer 1] de woorden
heefttoegevoegd "Geld en snel", terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 12 juli 2017 te Rotterdam op de openbare weg Willem Ruyslaan
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een bankpas toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] de arm van die [naam slachtoffer 2]
heeft vastgepakten een mes
heeft gerichtop die [naam slachtoffer 2] , en stekende bewegingen
heeft gemaakt(in de) richting van die [naam slachtoffer 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.poging tot afpersing;

2.poging tot afpersing terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft kort na elkaar een winkelier en een man bij een pinautomaat willen beroven. Daarbij heeft hij geprobeerd zichzelf minder herkenbaar te maken met een pet, sjaal en zonnebril. Bij beide berovingen is het slachtoffer bedreigd met een mes. Dat de berovingen niet zijn gelukt is alleen te danken aan het kordate handelen van beide slachtoffers.
Dit zijn ernstige strafbare feiten die beangstigend en ingrijpend zijn voor slachtoffers. Berovingen leveren voor de slachtoffers daarvan veelal een bijzonder traumatische ervaring op. Bovendien zorgen dit soort feiten voor gevoelens van onrust en onveiligheid. Dit geldt te meer nu de tweede poging tot beroving in een woonwijk op de openbare weg in aanwezigheid van meerdere omstanders heeft plaatsgevonden. De verdachte heeft met dit alles geen rekening gehouden. Hij is uitsluitend uit geweest op geld.
Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 november 2017, blijkt dat de verdachte niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur. Bij de bepaling van de strafsoort en de duur daarvan heeft de rechtbank gelet op straffen die in min of meer vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf van 20 maanden wordt passend en geboden geacht.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 20 (twintig) maanden,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H. de Doelder, voorzitter,
en mrs. M.K. Asscheman-Versluis en M.J.M. van Beckhoven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, immers heeft verdachte
  • een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] getoond/voorgehouden, en/of
  • aan die [naam slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toegevoegd "Geld en snel", althans woorden van gelijke en/of dreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, immers heeft verdachte
  • een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [naam slachtoffer 1] getoond/voorgehouden, en/of
  • aan die [naam slachtoffer 1] (dreigend) de woorden toegevoegd "Geld en snel", althans woorden van gelijke en/of dreigende aard en/of strekking
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 312/317/45 Sr)
2.
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Rotterdam op de openbare weg Willem Ruyslaan
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het
door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening weg te nemen geld en/of een bankpas, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te
doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer 2] , te plegen met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • de arm van die [naam slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
  • een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp gericht op die [naam slachtoffer 2] , althans getoond/voorgehouden en/of (een) stekende beweging(en) gemaakt (in de) richting van die [naam slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
of
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te Rotterdam op de openbare weg Willem Ruyslaan
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van geld en/of een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,
  • de arm van die [naam slachtoffer 2] heeft vastgepakt en/of (vervolgens)
  • een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp gericht op die [naam slachtoffer 2] , althans getoond/voorgehouden en/of (een) stekende beweging(en) gemaakt (in de) richting van die [naam slachtoffer 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
(artikel 312/317/45 Sr)