ECLI:NL:RBROT:2018:3953
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen verschuiving eerste werkloosheidsdag en terugvordering WW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres, die op 15 december 2015 op staande voet was ontslagen, had een WW-uitkering aangevraagd. De verweerder heeft de eerste werkloosheidsdag verschoven van 15 december 2015 naar 1 juli 2016, wat eiseres betwistte. De rechtbank oordeelde dat de verschuiving terecht was, omdat het Gerechtshof Den Haag had geoordeeld dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig was en dat de arbeidsovereenkomst op 1 juli 2016 zou zijn geëindigd. Eiseres had vanaf die datum geen recht meer op loon, wat de verschuiving van de eerste werkloosheidsdag rechtvaardigde. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering van de WW-uitkering af te zien, aangezien eiseres niet had aangetoond dat de terugvordering onaanvaardbare financiële consequenties voor haar had. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.