ECLI:NL:RBROT:2018:396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 januari 2018
Publicatiedatum
22 januari 2018
Zaaknummer
C/10/526457 / HA ZA 17-448
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • C.M.E. van der Hoeven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichtingen van derde-beslagenen tot het afleggen van gerechtelijke verklaringen en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 10 januari 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Move4U Solutions B.V. en verschillende gedaagden, waaronder Fenna Holding B.V., Tellus Holding B.V., en Washington Holding B.V. Move4U vorderde onder andere dat de gedaagden een deugdelijke gerechtelijke verklaring zouden afleggen, zoals vereist onder artikel 477a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank oordeelde dat de derde-beslagenen, die niet voldeden aan hun verplichtingen om een deugdelijke verklaring af te leggen, hoofdelijk konden worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag was gelegd, alsof zij zelf schuldenaars waren. Dit vonnis is van belang voor de interpretatie van de verplichtingen van derde-beslagenen in beslagzaken en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichtingen. De rechtbank heeft ook de proceskosten toegewezen aan Move4U, waarbij de kosten aan de zijde van de gedaagden op nihil zijn gesteld, omdat zij geen afzonderlijke kosten hebben gemaakt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor derde-beslagenen om tijdig en adequaat te reageren op beslagleggingen en de juridische gevolgen van het niet doen van een deugdelijke verklaring.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel en Haven
Zittingsplaats Rotterdam
zaaknummer / rolnummer: C/10/526457 / HA ZA 17-448
Vonnis van 10 januari 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MOVE4U SOLUTIONS B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eiseres,
advocaat mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FENNA HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TELLUS HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOSTON MANAGEMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
WASHINGTON HOLDING B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DOMAIN SERVICES ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CTD EMPLOYMENT B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
7. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR NEW YORK,
gevestigd te Rotterdam,
8.
[gedaagde 8] ,
wonende te Schiedam,

9. [gedaagde 9] ,

wonende te Schiedam,
gedaagden,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam.
Partijen worden hierna afzonderlijk aangeduid met Move4U, Fenna Holding, Tellus Holding, Boston Management, Washington Holding, DSR, CTD, de STAK, [gedaagde 8] en [gedaagde 9] .
Gedaagden 1-7 worden gezamenlijk aangeduid met Fenna c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 21 april 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord, met producties;
  • het tussenvonnis (de brief) van 19 juli 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
  • het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2017 bij welke gelegenheid in het geding zijn gebracht:
* een tevoren toegezonden akte met producties zijdens Move4U;
* de bij brief van 26 oktober 2017 toegezonden producties zijdens gedaagden;
* de bij brief van 8 november 2017 toegezonden producties zijdens Move4U;
* door elk der partijen overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Feiten

Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen - voor zover van belang - het volgende vast:
2.1.
Move4U is een dochtervennootschap van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Raederius Holding B.V. en maakt deel uit van het internationale Voerman-concern. Dit concern legt zich toe op verhuizingen en staat onder leiding van [persoon 1] .
2.2.
[gedaagde 9] was direct of indirect (enig) bestuurder en/of aandeelhouder van Fenna Holding, Tellus Holding, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Tellus B.V. (hierna: Tellus BV) en DSR.
Tellus Holding heeft de aandelen in DSR op 22 juni 2015 om niet overgedragen aan Washington Holding.
Tellus Holding is ontbonden per 23 september 2015.
Tellus BV is op 3 december 2013 in staat van faillissement verklaard.
Deze rechtspersonen werden ook wel aangeduid als de “Tellusgroep”.
2.3.
[gedaagde 9] is voorts bestuurder van de STAK en enig certificaathouder van de door de STAK gehouden aandelen in Boston Management en Washington Holding.
Boston Management is bestuurder van Washington Holding.
Washington Holding houdt de aandelen in CTD en (sinds 22 juni 2015) in DSR.
Boston Management is bestuurder van CTD.
Deze rechtspersonen werden ook wel aangeduid als “de CTD groep”.
2.4.
[gedaagde 9] en [gedaagde 8] zijn sinds 2003 met elkaar gehuwd onder huwelijksvoorwaarden met uitsluiting van (elke) gemeenschap van goederen.
2.5.
Move4U heeft krachtens een door de voorzieningenrechter van deze rechtbank bij beschikking van 16 december 2015 verleend verlof op 17 of 18 december 2015:
conservatoir beslag gelegd op:
1. het aandeel van [gedaagde 9] in het pand Fjorddal 9 te Schiedam;
2. het aandeel van [gedaagde 9] in het appartementsrecht Malmo 34 te Schiedam;
3. het aandeel van [gedaagde 9] in een parkeerplaats te Schiedam (Q 8084 A111);
4. de aandelen van [gedaagde 9] in Fenna Holding;
5. de certificaten van aandelen van [gedaagde 9] in Boston Management;
6. de certificaten van aandelen van [gedaagde 9] in Washington Holding;
7. de aandelen van Washington Holding in DSR;
8. de aandelen van Washington Holding in CTD;
ten laste van onder andere [gedaagde 9] , Fenna Holding en/of Tellus Holding conservatoir derdenbeslag gelegd op al hun vorderingen, gelden dan wel geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu met hen bestaande rechtsverhouding onder zijn/haar berusting heeft en/of mocht verkrijgen, respectievelijk aan hen schuldig is of zal worden, onder:
1. [gedaagde 9] ;
2. Fenna Holding;
3. Tellus Holding;
4. Boston Management;
5. Washington Holding;
6. CTD;
7. DSR;
8. de STAK;
9. [gedaagde 8] ;
10. de ING bank;
11. de Rabobank.
2.6.
Fenna c.s. en [gedaagde 8] hebben elk in (vrijwel) gelijkluidende bewoordingen op 15 januari 2016 verklaard dat er met [gedaagde 9] : “geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen”.
2.7.
Tellus Holding heeft op 15 januari 2016 verklaard dat er met Fenna Holding: “geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen”.
2.8.
Washington Holding heeft op 15 januari 2016 verklaard dat er met Tellus Holding:
“geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen”.
2.9.
Op de vordering ter zake waarvan voormelde beslagen zijn gelegd is bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017 zowel [gedaagde 9] als Tellus Holding hoofdelijk veroordeeld tot betaling van € 500.000,- met rente en kosten aan Move4U en zijn zij voorts, samen met Fenna Holding (hoofdelijk) veroordeeld in de proceskosten van Move4U. Tegen dit vonnis is hoger beroep ingesteld.
2.10.
Het vonnis van 1 februari 2017 is bij exploot van 20 februari 2017 betekend aan [gedaagde 9] , Fenna Holding en Tellus Holding met bevel tot betaling.
Zij hebben daaraan niet voldaan.
2.11.
Het vonnis is op 22 februari 2017 betekend aan Fenna c.s. en [gedaagde 8] als derde-beslagenen. De ten laste van [gedaagde 9] en Tellus Holding gelegde beslagen zijn daarmee overgegaan tot executoriale beslagen.

3.Het geschil

3.1.
Move4U vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Fenna c.s. en [gedaagde 8] te veroordelen tot het doen van schriftelijke gerechtelijke verklaring met inachtneming van hetgeen Move4U in de dagvaarding heeft gesteld en met bevel krachtens artikel 843a en/of artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) tot overlegging van alle in de dagvaarding gevorderde stukken en andere stukken die de rechtbank dienstig acht ter staving van de gerechtelijke verklaringen en vaststelling van de door Fenna c.s., [gedaagde 8] en [gedaagde 9] aan Move4U verschuldigde gelden en
op de voet van artikel 477a lid 2 Rv - zo nodig met toepassing van artikel 479a Rv - vast te stellen hetgeen Fenna c.s. en [gedaagde 8] van [gedaagde 9] , Fenna Holding en Tellus Holding onder zich hebben en/of (al dan niet uit een reeds bestaande rechtsverhouding) aan hen verschuldigd zijn of verschuldigd zullen worden en Fenna c.s., [gedaagde 8] en [gedaagde 9] te bevelen tot betaling en/of afgifte van hetgeen zij volgens die gerechtelijke vaststelling aan Move4U verschuldigd zijn, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van verschuldigdheid of
op de voet van artikel 477a lid 1 Rv Fenna c.s. en [gedaagde 8] die niet voldoen aan hun verplichting tot het doen van een deugdelijke gerechtelijke verklaring te veroordelen tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware Fenna c.s. en [gedaagde 8] daarvan zelf schuldenaar(s) en/althans ten minste
de schuld van Fenna Holding tegenover [gedaagde 9] vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 14 augustus 2000, welke totale vergoeding thans tenminste € 753.750,- (201 maanden à € 3.750,-) bedraagt te vermeerderen met de wettelijke rente en
de schuld van Boston Management tegenover [gedaagde 9] vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 20 september 2013, welke totale vergoeding thans tenminste € 165.000,- (44 maanden à € 3.750,-) bedraagt te vermeerderen met de wettelijke rente en
de schuld van DSR tegenover [gedaagde 9] vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 30 maart 2001, welke totale vergoeding thans tenminste € 810.000,- (216 maanden à € 3.750,-) bedraagt te vermeerderen met de wettelijke rente en
de schuld van CTD tegenover [gedaagde 9] vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 30 maart 2001, welke totale vergoeding thans tenminste € 810.000,- (216 maanden à € 3.750,-) bedraagt te vermeerderen met de wettelijke rente en
de schuld van de STAK tegenover [gedaagde 9] vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 20 september 2013, welke totale vergoeding thans tenminste € 165.000,- (44 maanden à € 3.750,-) bedraagt te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede op de certificaten die de STAK aan [gedaagde 9] heeft uitgegeven ter zake van de aandelen in Washington Holding en Boston Management en
[gedaagde 8] te veroordelen tot betaling en/of afgifte aan Move4U van al hetgeen zij onder zich houdt of doet houden en door de rechtbank wordt vastgesteld deel uit te maken van haar gemeenschap met [gedaagde 9] en
de schuld van Tellus Holding tegenover Fenna Holding vast te stellen krachtens artikel 479a Rv op tenminste een bedrag van € 45.000,- per jaar vanaf 17 december 2009, welke totale vergoeding thans tenminste € 333.750,- (89 maanden à € 3.750,-) bedraagt, te vermeerderen met de wettelijke rente en
Washington Holding te veroordelen tot betaling aan Move4U van hetgeen zij krachtens de overname van DSR aan Tellus Holding verschuldigd is, voor het bedrag dat gelijk is aan de vordering c.a. van Move4U op Tellus Holding krachtens het vonnis van 1 februari 2017 en
[gedaagde 9] te veroordelen tot vergoeding van alle schade, waaronder alle beslagkosten c.a. en proceskosten van deze procedure, die Move4u heeft geleden en lijdt als gevolg van diens ondeugdelijke verklaringen namens de andere gedaagden en
met hoofdelijke veroordeling van Fenna c.s., [gedaagde 8] en [gedaagde 9] in de kosten van het geding, inclusief nasalaris en de wettelijke rente te rekenen 14 dagen vanaf de datum van het te wijzen vonnis.
3.2.
Move4U legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
A.
Verklaringen van Fenna c.s. en [gedaagde 8] niets verschuldigd te zijn aan [gedaagde 9]
Fenna Holding
3.3.
Move4U betwist de verklaring van Fenna Holding en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat Fenna Holding ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
Blijkens de jaarrekening 2015 van Fenna Holding is de waarde van de (vlottende) activa gelijk aan het eigen vermogen en in dat jaar verminderd met € 165.311,- (van € 626.763,- naar € 461.452,-).
zou blijkens de jaarstukken 2012 een aanspraak op pensioenrechten hebben van € 433.507,-.
Fenna Holding voert blijkens de akte van oprichting beheer/bestuur over andere bedrijven. [gedaagde 9] is sinds de oprichting (op 14 augustus 2000) de enige bestuurder van Fenna Holding, er zijn geen werknemers in dienst.
Nu nergens uit blijkt dat Fenna Holding aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon ad € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
Indien en voor zover Fenna Holding volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2000 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
Boston Management
3.4.
Move4U betwist de verklaring van Boston Management als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat Boston Management ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
Boston Management verleent blijkens de statutaire doelstelling managementondersteuning.
is sinds de oprichting van Boston Management op 20 september 2013 de enig statutair directeur, er zijn geen werknemers in dienst.
Nu nergens uit blijkt dat Washington Holding aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a lid 1 Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
Indien en voor zover Boston Management volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2013 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
Washington Holding
3.5.
Move4U betwist de verklaring van Washington Holding als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat Washington Holding ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
verricht sinds de oprichting van Washington Holding op 20 september 2013 feitelijk bestuurlijke werkzaamheden. Nu nergens uit blijkt dat Washington Holding aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
Indien en voor zover Washington Holding volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2013 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
DSR3.6. Move4U betwist de verklaring van DSR als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat DSR ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
DSR exploiteert blijkens de statutaire doelstelling domeinnamen.
is enig statutair bestuurder van DSR sinds de oprichting op 30 maart 2001. Nu nergens uit blijkt dat DSR aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
Indien en voor zover DSR volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2001 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
CTD3.7. Move4U betwist de verklaring van CTD als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat CTD ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
verricht feitelijk bestuurlijke werkzaamheden voor CTD sinds de oprichting op 20 september 2013. Nu nergens uit blijkt dat CTD aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
Indien en voor zover CTD volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2013 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
de STAK3.8. Move4U betwist de verklaring van de STAK als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat de STAK ten onrechte geen verklaring aflegt over haar rechtsverhouding met [gedaagde 9] .
De STAK heeft blijkens de statuten ten doel het houden van aandelen en toekennen van certificaten alsmede het uitoefenen van daaraan verbonden rechten als bijvoorbeeld het uitkeren van dividend.
is enig statutair bestuurder van de STAK sinds de oprichting op 20 september 2013.
Nu nergens uit blijkt dat de STAK aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
houdt alle certificaten van de door de STAK gehouden aandelen.
De STAK verklaart niet over de rechten van [gedaagde 9] als certificaathouder.
Indien en voor zover de STAK volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - over de jaren 2013 tot en met 2017 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
[gedaagde 8]3.9. Move4U betwist de verklaring van [gedaagde 8] en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe het volgende aan.
[gedaagde 8] is gehuwd met [gedaagde 9] en ingevolge de huwelijksvoorwaarden van 30 juni 2003 verplicht om jaarlijks overgespaard inkomen te verrekenen en voorts om aan het vermogen (van [gedaagde 9] ) onttrokken bedragen te vergoeden. Nu [gedaagde 9] aangeeft berooid te zijn, is aannemelijk dat [gedaagde 8] overgespaard inkomen nog met hem moet verrekenen en/of dat hij vermogen bij haar heeft ondergebracht en zij dit aan hem moet vergoeden.
Indien en voor zover [gedaagde 8] volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv afschrift of inzage in alle financiële bescheiden, waaronder belastingaangiftes van de echtelieden sinds 2003.
Verklaring van Tellus Holding niets verschuldigd te zijn aan Fenna Holding
3.10.
Move4U betwist de verklaring van Tellus Holding als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat Tellus Holding ten onrechte geen melding maakt van haar rechtsbetrekking met Fenna Holding.
Tellus Holding houdt zich blijkens haar statutaire doelstelling bezig met het verstrekken van adviezen en dienstverlening aan andere tot die groep behorende vennootschappen.
Tellus Holding had blijkens het handelsregister drie personen in dienst.
Fenna Holding was tussen 17 december 2009 en 23 september 2015 de enig statutair bestuurder van Tellus Holding en fungeerde vervolgens - na ontbinding van Tellus Holding - als vereffenaar.
Nu nergens uit blijkt dat Tellus Holding aan Fenna Holding voor haar werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf 17 december 2009.
Indien en voor zover Tellus Holding volhardt in haar verklaring vordert Move4U ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv - voor de periode vanaf 17 december 2009 - afschrift of inzage in
de jaarverslagen en -rekeningen met toelichting;
besluiten van het bestuur en de Algemene Vergadering van Aandeelhouders (AVA) inzake bezoldiging voor bestuurstaken en dividend.
Verklaring van Washington Holding niets verschuldigd te zijn aan Tellus Holding
3.11.
Move4U betwist de verklaring van Washington Holding als derde-beslagene en vordert dat zij een volledige verklaring aflegt en feitelijke gegevens verstrekt als bedoeld in artikel 476a lid 2 Rv ter staving van haar verklaring, c.q. dat zij ex artikel 477a lid 1 Rv wordt aangemerkt als een derde-beslagene die in gebreke blijft verklaring te doen en dat zij uit dien hoofde wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar, althans dat zij ex artikel 477a lid 2 Rv wordt veroordeeld tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan Move4U zal blijken toe te komen.
Move4U voert daartoe aan dat Washington Holding ten onrechte geen melding maakt van een schuld aan dan wel rechtsbetrekking met Tellus Holding.
De aandelenoverdracht door Tellus Holding van de aandelen in DSR aan Washington Holding geschiedde om niet. De waarde van die aandelen bedroeg volgens het vonnis van 1 februari 2017 méér dan € 500.000,-. Washington Holding is dit bedrag vermeerderd met rente en kosten verschuldigd aan Tellus Holding.
D.
[gedaagde 9] aansprakelijk als bestuurder
3.12.
Move4U baseert haar vordering op [gedaagde 9] op de stelling dat hij als bestuurder onjuiste verklaringen heeft afgelegd namens Fenna c.s., hetgeen onrechtmatig is jegens Move4U. Hem treft, gelet op alle gestelde en gebleken omstandigheden, een zodanig ernstig persoonlijk verwijt, dat hij ook persoonlijk aansprakelijk is voor alle kosten die Move4U heeft gemaakt en nog moet maken in verband met de beslagen, deze verklaringsprocedure en daaruit volgende vervolgstappen.
3.13.
Fenna c.s., [gedaagde 8] en [gedaagde 9] voeren verweer met conclusie tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Move4U in de kosten van het geding.
3.14.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge het bepaalde in de artikelen 720 jo 476a, 476b, 477a en 479a Rv en de daarop betrekking hebbende (vaste) jurisprudentie heeft het volgende te gelden:
  • (476a lid 1) De derde is verplicht binnen vier weken na het leggen van het beslag verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen.
  • (476a lid 2) De verklaring bevat:
de met redenen omklede opgave of hij al dan niet iets aan de geëxecuteerde verschuldigd is of uit een ten tijde van het beslag reeds bestaande rechtsverhouding zal worden, dan wel of hij al dan niet iets voor deze onder zich heeft;
de aard en het beloop van de door het beslag getroffen vorderingen en eventueel de tijdsbepalingen of voorwaarden die daaraan zijn verbonden;
een gespecificeerde opgave van de door het beslag getroffen zaken;
een opgave van eventuele andere, onder de derde-beslagenen ten laste van de geëxecuteerde liggende beslagen;
en opgave van de aan de derde-beslagenen bekende pandrechten die op door het beslag getroffen goederen rusten, met vermelding van de pandhouders;
de verdere gegevens die voor het vaststellen van de rechten van partijen dienstig mochten zijn.
  • (476b) De verklaring wordt gericht tot de deurwaarder die het beslag heeft gelegd of tot de advocaat die voor de beslaglegger optreedt en gaat zo veel mogelijk vergezeld van afschrift van tot staving dienende bescheiden.
  • (477a lid 1 Rv) Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.
  • (477a lid 2 Rv) Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen.
  • (479a lid 1 Rv) Ingeval een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar, die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht - of vóór het beslag verrichtte - welker aard en omvang zodanig zijn, dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeve van die schuldeiser aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.
  • (479a lid 2 Rv) Bij de hier bedoelde beoordeling worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste.
4.2.
Op grond van het voorgaande zijn bij de beoordeling van de vorderingen van Move4U de volgende - kort weergegeven - uitgangspunten relevant.
De bewijslast ter zake van het bestaan van die vordering en de omvang daarvan berust op Move4U. Daar staat evenwel tegenover dat de derde-beslagenen gehouden zijn hun verklaring zoveel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden en dat op hen - bij betwisting van hun verklaring - een verzwaarde motiveringsplicht rust.
De derde-beslagenen dienen in de gelegenheid te worden gesteld hun verklaring te wijzigen of aan te vullen.
Een gebrekkige verklaring kan in haar gevolgen worden gelijkgesteld met het geval dat in het geheel geen verklaring is afgelegd.
Of dit zo is hangt af van alle omstandigheden van het geval.
Bezien in dat licht heeft het volgende te gelden.
A. Verklaringen Fenna c.s. en [gedaagde 8] niets verschuldigd te zijn aan [gedaagde 9]
Fenna c.s.4.3. [gedaagde 9] is binnen Fenna c.s. de (enige) feitelijke beleidsbepaler en ook de ultimate beneficial owner.Move4U heeft bij de betwisting van de hier bedoelde verklaringen van Fenna c.s. als derde-beslagene uitdrukkelijk en gemotiveerd aangegeven dat Fenna c.s. een vergoeding aan [gedaagde 9] verschuldigd is ter zake management en/of bestuur.Dit vergt naar het oordeel van de rechtbank van Fenna c.s. een gedegen motivering van de als derde-beslagene afgelegde verklaringen, temeer daar als feit van algemene bekendheid heeft te gelden dat in een “miljoenenbedrijf” (zoals dit door [gedaagde 9] ter comparitie is omschreven), het “om niet” uitoefenen van een functie als managing director als hoogst ongebruikelijk moet worden aangemerkt.
Ten aanzien van Fenna Holding stelt Move4U voorts dat [gedaagde 9] een vordering toekomt ter zake pensioenrechten.
Ten aanzien van Fenna Holding en de STAK komt volgens Move4U aan [gedaagde 9] tevens een vordering toe ter zake dividend.
Fenna c.s. is in de onderhavige procedure in de gelegenheid gesteld haar verklaring te wijzigen of aan te vullen. Fenna c.s. heeft volhard in de verklaring en een managementovereenkomst van augustus 2000 overgelegd.
Fenna Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017.
Tellus Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2014 en een stakingsbalans van 23 september 2015.
Boston Management heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017 alsmede correspondentie ter opheffing van haar bankrekening.
Washington Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016 en een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting.
DSR heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017.
CTD heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2015, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017.
De STAK heeft een brief van de belastingdienst overgelegd waarin aan de STAK wordt meegedeeld dat zij niet omzetbelastingplichtig is, noch loonheffingsplichtig noch belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.
De rechtbank is van oordeel dat de hiervoor vermelde stukken geen inzicht verschaffen in de door Move4U aan de orde gestelde rechtsbetrekkingen van [gedaagde 9] met de derde-beslagenen anders dan dat uit de overgelegde publicatiestukken hooguit kan worden afgeleid dat de financiële situatie van Fenna Holding en de vennootschappen waarvan de STAK aandelen hield, geen uitkering van dividend aan [gedaagde 9] toeliet.
Voor het bestaan van de overige vorderingen op of rechtsbetrekkingen met [gedaagde 9] (uit hoofde van pensioenrechten en/of management) is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant of de bedrijfswaarde van de zogenoemde “Tellusgroep” en “CTD groep” inmiddels zou zijn verdampt en is overigens al evenmin relevant of [gedaagde 9] inmiddels - zoals door Fenna c.s. aangevoerd - “berooid” is.
Aan de door Fenna c.s. overgelegde managementovereenkomst van augustus 2000 komt evenmin betekenis toe. Blijkens de tekst van die overeenkomst is Tellus BV aan “JDM Holding i.o. en Fenna Holding i.o.” een managementvergoeding verschuldigd van fl 520,- exclusief BTW per dag en is deze verplichting beëindigd door het faillissement van Tellus BV op 3 december 2013. Deze overeenkomst biedt naar het oordeel van de rechtbank geen (enkel) inzicht in de vraag of Fenna c.s. daarna of daarenboven aan [gedaagde 9] een vergoeding verschuldigd was. Dat [gedaagde 9] daadwerkelijk van Tellus BV “voor alle werkzaamheden in alle rechtspersonen van de Tellusgroep en de CTD groep” een gezamelijke managementfee ontving, blijkt daaruit al evenmin.
Het door Fenna c.s. aangevoerde argument dat [gedaagde 9] sinds 3 december 2013 geen recht (meer) had op een managementfee omdat er door hem geen werkzaamheden werden verricht, overtuigt niet en laat zich slecht rijmen met het voort laten bestaan van Fenna c.s. en al evenmin met de overdracht van DSR door Tellus Holding aan Washington Holding op 22 juni 2015.
Dat [gedaagde 9] uitsluitend van Tellus BV managementfee kreeg en ook nadien geen recht had op een fee van enige andere rechtspersoon binnen Fenna c.s. vindt - anders dan door Fenna c.s. is betoogd - evenmin steun in de omstandigheid dat de (niet overgelegde) geconsolideerde jaarrekening van Tellus Holding 2012 door de accountant zou zijn goedgekeurd. Het is immers zeer wel denkbaar dat voor de accountant wel een afspraak kenbaar was op grond waarvan deze of een andere vennootschap (bijvoorbeeld uit de Tellus Groep) de managementvergoeding voor [gedaagde 9] verschuldigd was.
Gelet op de hiervoor weergegeven besturingsstructuur en eigendomsverhoudingen ligt het voor de hand dat binnen Fenna c.s. afspraken golden ten aanzien van een vergoeding voor [gedaagde 9] en had het op de weg van Fenna c.s. gelegen dáár bij haar verklaring inzicht in te verschaffen. Nu Fenna c.s. dit - als hierboven is overwogen - niet deed handelde Fenna c.s. in strijd met de - verzwaarde - motiveringsplicht en is Fenna c.s. met het afleggen van verklaringen als bedoeld in artikel 476a Rv in gebreke.
Uit de geconsolideerde jaarrekening van Tellus Holding 2012 zou bovendien - ook naar eigen zeggen van Fenna c.s. - een pensioenvordering per ultimo 2012 van [gedaagde 9] van € 433.507,- op Fenna Holding kunnen worden afgeleid. Dat de pensioenvoorziening zou zijn verdampt, zoals door Fenna c.s. is betoogd, doet daar niet aan af. Ook deze - kennelijk nog openstaande - vordering diende in de door Fenna Holding als derde-beslagene af te leggen verklaring te worden vermeld.
In aanmerking genomen dat de kennis van [gedaagde 9] aan Fenna c.s. mag worden toegerekend en Fenna c.s. derhalve geacht mag worden over alle voor het afleggen van de verklaringen als derde-beslagene benodigde informatie te beschikken en er ook na betwisting in de verklaringen is volhard zonder met ter zake dienende stukken over de door Move4U aan de orde gestelde vorderingen/tegoeden van [gedaagde 9] inzicht te verschaffen, dienen de door Fenna c.s. afgelegde verklaringen naar het oordeel van de rechtbank in haar gevolgen te worden gelijkgesteld met het achterwege laten daarvan.
Dit betekent dat de hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering van Move4U om Fenna c.s. op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv te veroordelen tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van [gedaagde 9] is gelegd als ware Fenna c.s. daarvan zelf schuldenaar, voor toewijzing vatbaar is.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld onder 1 en 2 voor zover deze betrekking hebben op de verklaringen van Fenna c.s. met betrekking tot [gedaagde 9] , en evenmin belang heeft bij de vorderingen vermeld onder 4, 5, 6, 7 en 8.
[gedaagde 8]4.4. Ook [gedaagde 8] heeft verklaard niets aan [gedaagde 9] schuldig te zijn. Move4U heeft deze verklaring betwist. [gedaagde 8] heeft in haar verklaring volhard en een belastingaangifte 2016 van [gedaagde 9] overgelegd. Move4U voert ter onderbouwing van haar betwisting van die verklaring niet meer of anders aan dan dat tussen de echtelieden huwelijksvoorwaarden bestaan die verplichten tot het verrekenen van overgespaard inkomen en (terug-)betaling van aan de ander onttrokken vermogen.
De veronderstelling van Move4U dat [gedaagde 8] over een met [gedaagde 9] te verrekenen inkomen beschikt is louter speculatief en vindt geen steun in de overgelegde belastingaangifte van [gedaagde 9] .
Dit geldt in wezen ook voor de veronderstelling dat [gedaagde 9] bij [gedaagde 8] vermogen heeft ondergebracht, althans is het verzoek ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv terzake “alle financiële bescheiden” waaronder de belastingaangiftes sinds 2003 in dit verband te weinig specifiek. Onder deze omstandigheden moeten de hiervoor in alinea 3.1. onder 1, 2, 3 en 9 vermelde vorderingen van Move4U jegens [gedaagde 8] als een fishing expedition worden aangemerkt en dienen deze - bij gebrek aan feitelijke grondslag - te worden afgewezen.
B. Verklaring van Tellus Holding niets verschuldigd te zijn aan Fenna Holding
4.5.
Voor alles komt de vraag aan de orde of Move4U belang heeft bij een oordeel over deze derde-verklaring nu de vordering van Move4U jegens Fenna Holding met betrekking tot de hoofdsom met rente en kosten waarvoor beslag was gelegd, bij vonnis van 1 februari 2017 is afgewezen (Fenna Holding is vanwege de toegewezen vernietiging van een rechtshandeling waarbij zij partij was wel in de proceskosten veroordeeld).
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Krachtens het bepaalde in artikel 704 lid 2 Rv vervalt het beslag van rechtswege indien de eis in de hoofdzaak is afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Nu hoger beroep is ingesteld, is de afwijzing bij vonnis van 1 februari 2017 niet in kracht van gewijsde en heeft Move4U (ook) belang bij haar vordering betreffende de derde-verklaring ter zake het beslag ten laste van Fenna Holding.
Dat de vordering is gericht tegen een niet bestaande vennootschap is niet komen vast te staan. Krachtens het bepaalde in artikel 2:19 BW eindigt een ontbonden vennootschap zodra er geen bekende baten zijn. Tellus Holding stelt zich op het standpunt dat dit het geval is omdat de waarde van haar aandelen in DSR in de jaarrekening van Tellus Holding van 2014 op nihil is gesteld. De rechtbank kan Tellus Holding hierin niet volgen. Nu de waarde van de aan DSR behorende domeinnamen per ultimo 2013 nog op € 12.162.158,- stond en voor die waardevermindering geen althans geen aannemelijke verklaring is gegeven, moet het ervoor worden gehouden dat aan Tellus Holding nog een vergoeding toekomt voor de op 22 juni 2015 - ten onrechte - om niet overgedragen aandelen in DSR aan Washington Holding. Dit zou een heropening van de vereffening rechtvaardigen en brengt mee dat in de onderhavige procedure niet is komen vast te staan dat Tellus Holding is opgehouden te bestaan.
Hiermee komt de vraag aan de orde of Tellus Holding heeft voldaan aan de verplichting om als derde-beslagene een verklaring af te leggen omtrent hetgeen zij ten tijde van de beslaglegging voor Fenna Holding onder zich heeft dan wel aan haar schuldig is.
Tellus Holding heeft in haar verklaring volhard en daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2014 en een stakingsbalans van 23 september 2015.
Nu Tellus Holding werd bestuurd door Fenna Holding en deze laatste vennootschap op haar beurt wordt bestuurd door [gedaagde 9] , geldt voor de door Tellus Holding afgelegde verklaring mutatis mutandis hetzelfde als wat hiervoor (onder A.) is overwogen ten aanzien van haar verklaring omtrent hetgeen zij ten tijde van de beslaglegging voor [gedaagde 9] onder zich had dan wel aan hem schuldig is.
Dit betekent dat het - ook hier - op de weg van Tellus Holding had gelegen om - na de gemotiveerde betwisting van haar verklaring als derde-beslagene - inzicht te verschaffen in de afspraken die golden ten aanzien van een vergoeding voor haar bestuurder. Nu Tellus Holding dit niet deed en de door haar overgelegde stukken daarin geen (enkel) inzicht verschaffen, handelt Tellus Holding in strijd met haar - verzwaarde - motiveringsplicht en is zij met het afleggen van haar verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv in gebreke.
In aanmerking genomen dat de kennis van [gedaagde 9] over alle rechtspersonen binnen Fenna c.s. aan Tellus Holding mag worden toegerekend en Tellus Holding derhalve geacht mag worden over alle voor het afleggen van een verklaring als derde-beslagene benodigde informatie te beschikken en zij niettemin ook na betwisting in haar verklaring heeft volhard zonder met ter zake dienende stukken inzicht te verschaffen in een aan Fenna Holding toekomende managementvergoeding, dient de door Tellus Holding afgelegde verklaring naar het oordeel van de rechtbank in haar gevolgen te worden gelijkgesteld met het achterwege laten daarvan.
Dit betekent dat de hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering van Move4U om Tellus Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv te veroordelen tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van Fenna Holding is gelegd als ware Tellus Holding daarvan zelf schuldenaar, voor toewijzing vatbaar is.
Nu de vordering van Move4U tegen Tellus Holding is afgewezen bij vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017, is het belang van Move4U bij haar hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering, afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep tegen voormeld vonnis.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld in alinea 3.1. onder 1 en 2 voorzover deze betrekking hebben op de verklaring van Tellus Holding met betrekking tot Fenna Holding en zij evenmin belang heeft bij de vordering vermeld in alinea 3.1. onder 10.
C. Verklaring van Washington Holding niets verschuldigd te zijn aan Tellus Holding4.6. Move4U heeft de door Washington Holding als derde-beslagene afgelegde verklaring gemotiveerd betwist met een beroep op de omstandigheid dat de aandelen in DSR door Tellus Holding op 22 juni 2015 om niet zijn overgedragen aan Washington Holding terwijl de waarde van de aan DSR behorende domeinnamen per ultimo 2013 nog op € 12.162.158,- stond.
Washington Holding heeft hierop in haar verklaring volhard en heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016 en een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting. Deze stukken bieden naar het oordeel van de rechtbank geen (enkel) inzicht in de hiervoor bedoelde transactie. Evenmin is juist dat bij vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017 een vordering van Move4U tot vernietiging van deze transactie zou zijn afgewezen.
Nu voor de hierboven bedoelde waardevermindering van de aan DSR behorende domeinnamen geen althans geen aannemelijke verklaring is gegeven moet zij er - na de veroordeling bij vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017 van [gedaagde 9] als bestuurder met strijdige belangen ter zake deze transactie - ernstig rekening mee houden dat in de vereffening van het vermogen van Tellus Holding aan haar nog een door Washington Holding te betalen vergoeding toekomt voor de om niet aan Washington Holding overgedragen aandelen in DSR.
Washington Holding heeft hiervan ten onrechte geen melding gemaakt in haar verklaring als derde-beslagene.
Washington Holding handelt aldus in strijd met de op haar rustende - verzwaarde - motiveringsplicht en is aldus met het afleggen van haar verklaring als bedoeld in artikel 476a Rv in gebreke. De door haar afgelegde verklaring dient naar het oordeel van de rechtbank onder deze omstandigheden in haar gevolgen te worden gelijkgesteld met het achterwege laten daarvan.
Dit betekent dat de hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering van Move4U om Washington Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv te veroordelen tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het ten laste van Tellus Holding gelegde beslag is gelegd als ware Washington Holding daarvan zelf schuldenaar, voor toewijzing vatbaar is.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld in alinea 3.1. onder 1 en 2 voor zover deze betrekking hebben op de verklaring van Washington Holding met betrekking tot Tellus Holding en evenmin belang heeft bij de vordering vermeld in alinea 3.1. onder 11.
D. Bestuurdersaansprakelijkheid van [gedaagde 9]
4.7.
Bij de beoordeling van de hiervoor in alinea 3.1. onder 12 weergegeven vordering jegens [gedaagde 9] stelt de rechtbank voorop dat een bestuurder in beginsel niet in privé kan worden aangesproken voor een handelen of nalaten van een vennootschap. Van een persoonlijke aansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad kan slechts sprake zijn wanneer de bestuurder ter zake van een door dat handelen of nalaten van de vennootschap veroorzaakte benadeling, persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hetgeen afhangt van de concrete omstandigheden van het geval.
Van een voldoende ernstig verwijt kan in dat geval sprake zijn indien de bestuurder in ernstige mate kan worden verweten te hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een op die vennootschap rustende verplichting - in casu het afleggen van verklaring als derde-beslagene - niet nakomt.
De rechtbank is van oordeel dat door Move4U geen omstandigheden zijn gesteld die tot de conclusie leiden dat [gedaagde 9] , als statutair en/of feitelijk beleidsbepaler binnen Fenna c.s., een zodanig persoonlijk ernstig verwijt treft, dat hij ter zake het nadeel als gevolg van het in gebreke zijn bij het afleggen van de verklaringen door Fenna c.s., ook in privé kan worden aangesproken. De hiervoor bedoelde vordering jegens [gedaagde 9] dient dan ook te worden afgewezen.
4.8.
Fenna c.s. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Move4U.
De kosten aan de zijde van Move4U worden begroot op:
- dagvaarding € 117,09
- griffierecht 618,00
- salaris advocaat
5.160,00(2.0 punt × tarief € 2.580,00)
Totaal € 5.895,09
4.9.
Nu het toewijsbare deel van de vordering zich niet mede tegen [gedaagde 8] en [gedaagde 9] richt, is Move4U in zoverre aan te merken als de in het ongelijk gestelde partij. De proceskosten aan de zijde van [gedaagde 8] en [gedaagde 9] worden evenwel op nihil gesteld, nu zij naast Fenna c.s. geen afzonderlijke kosten hebben gemaakt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Fenna c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv, tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van [gedaagde 9] is gelegd, als ware Fenna c.s. daarvan zelf schuldenaar;
5.2.
veroordeelt Tellus Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv, tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van Fenna Holding is gelegd, als ware Tellus Holding daarvan zelf schuldenaar;
5.3.
veroordeelt Washington Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv, tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van Tellus Holding is gelegd, als ware Washington Holding daarvan zelf schuldenaar;
5.4.
veroordeelt Fenna c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Move4U tot op heden begroot op € 5.895,09, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt Fenna c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Fenna c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af;
5.7.
veroordeelt Move4U in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde 8] en [gedaagde 9] , tot op heden vastgesteld op nihil;
5.8.
verklaart dit vonnis in conventie, behoudens de hiervoor onder 5.6 bedoelde beslissing, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. van der Hoeven en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2018.
39/1977