Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
[gedaagde 8] ,
9. [gedaagde 9] ,
Gedaagden 1-7 worden gezamenlijk aangeduid met Fenna c.s.
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 april 2017, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis (de brief) van 19 juli 2017, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- het proces-verbaal van comparitie van 13 november 2017 bij welke gelegenheid in het geding zijn gebracht:
* de bij brief van 26 oktober 2017 toegezonden producties zijdens gedaagden;
* door elk der partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2.Feiten
Tellus Holding heeft de aandelen in DSR op 22 juni 2015 om niet overgedragen aan Washington Holding.
Tellus Holding is ontbonden per 23 september 2015.
Tellus BV is op 3 december 2013 in staat van faillissement verklaard.
Deze rechtspersonen werden ook wel aangeduid als de “Tellusgroep”.
Boston Management is bestuurder van Washington Holding.
Washington Holding houdt de aandelen in CTD en (sinds 22 juni 2015) in DSR.
Deze rechtspersonen werden ook wel aangeduid als “de CTD groep”.
1. het aandeel van [gedaagde 9] in het pand Fjorddal 9 te Schiedam;
2. het aandeel van [gedaagde 9] in het appartementsrecht Malmo 34 te Schiedam;
3. het aandeel van [gedaagde 9] in een parkeerplaats te Schiedam (Q 8084 A111);
4. de aandelen van [gedaagde 9] in Fenna Holding;
5. de certificaten van aandelen van [gedaagde 9] in Boston Management;
6. de certificaten van aandelen van [gedaagde 9] in Washington Holding;
7. de aandelen van Washington Holding in DSR;
8. de aandelen van Washington Holding in CTD;
1. [gedaagde 9] ;
2. Fenna Holding;
3. Tellus Holding;
4. Boston Management;
5. Washington Holding;
6. CTD;
7. DSR;
8. de STAK;
9. [gedaagde 8] ;
10. de ING bank;
11. de Rabobank.
Zij hebben daaraan niet voldaan.
3.Het geschil
Verklaringen van Fenna c.s. en [gedaagde 8] niets verschuldigd te zijn aan [gedaagde 9]
Blijkens de jaarrekening 2015 van Fenna Holding is de waarde van de (vlottende) activa gelijk aan het eigen vermogen en in dat jaar verminderd met € 165.311,- (van € 626.763,- naar € 461.452,-).
zou blijkens de jaarstukken 2012 een aanspraak op pensioenrechten hebben van € 433.507,-.
Boston Management verleent blijkens de statutaire doelstelling managementondersteuning.
is sinds de oprichting van Boston Management op 20 september 2013 de enig statutair directeur, er zijn geen werknemers in dienst.
verricht sinds de oprichting van Washington Holding op 20 september 2013 feitelijk bestuurlijke werkzaamheden. Nu nergens uit blijkt dat Washington Holding aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
DSR exploiteert blijkens de statutaire doelstelling domeinnamen.
is enig statutair bestuurder van DSR sinds de oprichting op 30 maart 2001. Nu nergens uit blijkt dat DSR aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
verricht feitelijk bestuurlijke werkzaamheden voor CTD sinds de oprichting op 20 september 2013. Nu nergens uit blijkt dat CTD aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
De STAK heeft blijkens de statuten ten doel het houden van aandelen en toekennen van certificaten alsmede het uitoefenen van daaraan verbonden rechten als bijvoorbeeld het uitkeren van dividend.
is enig statutair bestuurder van de STAK sinds de oprichting op 20 september 2013.
Nu nergens uit blijkt dat de STAK aan [gedaagde 9] voor zijn werkzaamheden/diensten een vergoeding heeft toegekend, dient deze ten behoeve van de schuldeisers ex artikel 479a Rv fictief te worden vastgesteld overeenkomstig datgene wat volgens de fiscus aan een aanmerkelijkbelanghouder toekomt als een gebruikelijk loon van € 3.750,- per maand, vanaf de oprichting.
houdt alle certificaten van de door de STAK gehouden aandelen.
De STAK verklaart niet over de rechten van [gedaagde 9] als certificaathouder.
[gedaagde 8] is gehuwd met [gedaagde 9] en ingevolge de huwelijksvoorwaarden van 30 juni 2003 verplicht om jaarlijks overgespaard inkomen te verrekenen en voorts om aan het vermogen (van [gedaagde 9] ) onttrokken bedragen te vergoeden. Nu [gedaagde 9] aangeeft berooid te zijn, is aannemelijk dat [gedaagde 8] overgespaard inkomen nog met hem moet verrekenen en/of dat hij vermogen bij haar heeft ondergebracht en zij dit aan hem moet vergoeden.
Tellus Holding houdt zich blijkens haar statutaire doelstelling bezig met het verstrekken van adviezen en dienstverlening aan andere tot die groep behorende vennootschappen.
Tellus Holding had blijkens het handelsregister drie personen in dienst.
Fenna Holding was tussen 17 december 2009 en 23 september 2015 de enig statutair bestuurder van Tellus Holding en fungeerde vervolgens - na ontbinding van Tellus Holding - als vereffenaar.
De aandelenoverdracht door Tellus Holding van de aandelen in DSR aan Washington Holding geschiedde om niet. De waarde van die aandelen bedroeg volgens het vonnis van 1 februari 2017 méér dan € 500.000,-. Washington Holding is dit bedrag vermeerderd met rente en kosten verschuldigd aan Tellus Holding.
[gedaagde 9] aansprakelijk als bestuurder
4.De beoordeling
- (476a lid 1) De derde is verplicht binnen vier weken na het leggen van het beslag verklaring te doen van de vorderingen en zaken die door het beslag zijn getroffen.
- (476a lid 2) De verklaring bevat:
- (476b) De verklaring wordt gericht tot de deurwaarder die het beslag heeft gelegd of tot de advocaat die voor de beslaglegger optreedt en gaat zo veel mogelijk vergezeld van afschrift van tot staving dienende bescheiden.
- (477a lid 1 Rv) Indien de derde-beslagene in gebreke blijft verklaring te doen, wordt hij op vordering van de executant veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd als ware hij daarvan zelf schuldenaar, onverminderd zijn verplichting tot vergoeding van de schade, zo daartoe gronden zijn. De derde-beslagene tegen wie deze vordering wordt ingesteld, wordt toegelaten alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. De kosten die in dat geval nodeloos zijn veroorzaakt, worden voor zijn rekening gebracht.
- (477a lid 2 Rv) Indien de derde-beslagene wel een verklaring heeft afgelegd, is de executant bevoegd deze geheel of ten dele te betwisten dan wel aanvulling daarvan te eisen door de derde binnen twee maanden na zijn verklaring te dagvaarden tot het doen van gerechtelijke verklaring en tot betaling of afgifte van hetgeen volgens de vaststelling door de rechter aan de executant zal blijken toe te komen.
- (479a lid 1 Rv) Ingeval een schuldeiser voor een vordering verhaal zoekt op een schuldenaar, die om niet of tegen een onevenredig lage vergoeding geregeld werkzaamheden of diensten voor een derde verricht - of vóór het beslag verrichtte - welker aard en omvang zodanig zijn, dat zij gewoonlijk slechts tegen betaling worden verricht, wordt ten behoeve van die schuldeiser aangenomen dat daarvoor een redelijke vergoeding verschuldigd is.
- (479a lid 2 Rv) Bij de hier bedoelde beoordeling worden alle omstandigheden van het geval in aanmerking genomen, in het bijzonder de aard van de verrichte werkzaamheden of diensten, de betrekkingen van verwantschap of van andere aard tussen de schuldenaar en de derde en de financiële draagkracht van deze laatste.
De bewijslast ter zake van het bestaan van die vordering en de omvang daarvan berust op Move4U. Daar staat evenwel tegenover dat de derde-beslagenen gehouden zijn hun verklaring zoveel mogelijk te staven met gegevens en bescheiden en dat op hen - bij betwisting van hun verklaring - een verzwaarde motiveringsplicht rust.
De derde-beslagenen dienen in de gelegenheid te worden gesteld hun verklaring te wijzigen of aan te vullen.
Een gebrekkige verklaring kan in haar gevolgen worden gelijkgesteld met het geval dat in het geheel geen verklaring is afgelegd.
Of dit zo is hangt af van alle omstandigheden van het geval.
Bezien in dat licht heeft het volgende te gelden.
Ten aanzien van Fenna Holding en de STAK komt volgens Move4U aan [gedaagde 9] tevens een vordering toe ter zake dividend.
Fenna Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017.
Tellus Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2014 en een stakingsbalans van 23 september 2015.
Boston Management heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017 alsmede correspondentie ter opheffing van haar bankrekening.
Washington Holding heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2016 en een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting.
CTD heeft daarbij overgelegd: de publicatieversie van haar jaarrekening 2015, een overzicht van aangiften omzetbelasting en vennootschapsbelasting en de aangiften omzetbelasting 2015-2017.
De STAK heeft een brief van de belastingdienst overgelegd waarin aan de STAK wordt meegedeeld dat zij niet omzetbelastingplichtig is, noch loonheffingsplichtig noch belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting.
Het door Fenna c.s. aangevoerde argument dat [gedaagde 9] sinds 3 december 2013 geen recht (meer) had op een managementfee omdat er door hem geen werkzaamheden werden verricht, overtuigt niet en laat zich slecht rijmen met het voort laten bestaan van Fenna c.s. en al evenmin met de overdracht van DSR door Tellus Holding aan Washington Holding op 22 juni 2015.
Dat [gedaagde 9] uitsluitend van Tellus BV managementfee kreeg en ook nadien geen recht had op een fee van enige andere rechtspersoon binnen Fenna c.s. vindt - anders dan door Fenna c.s. is betoogd - evenmin steun in de omstandigheid dat de (niet overgelegde) geconsolideerde jaarrekening van Tellus Holding 2012 door de accountant zou zijn goedgekeurd. Het is immers zeer wel denkbaar dat voor de accountant wel een afspraak kenbaar was op grond waarvan deze of een andere vennootschap (bijvoorbeeld uit de Tellus Groep) de managementvergoeding voor [gedaagde 9] verschuldigd was.
Uit de geconsolideerde jaarrekening van Tellus Holding 2012 zou bovendien - ook naar eigen zeggen van Fenna c.s. - een pensioenvordering per ultimo 2012 van [gedaagde 9] van € 433.507,- op Fenna Holding kunnen worden afgeleid. Dat de pensioenvoorziening zou zijn verdampt, zoals door Fenna c.s. is betoogd, doet daar niet aan af. Ook deze - kennelijk nog openstaande - vordering diende in de door Fenna Holding als derde-beslagene af te leggen verklaring te worden vermeld.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld onder 1 en 2 voor zover deze betrekking hebben op de verklaringen van Fenna c.s. met betrekking tot [gedaagde 9] , en evenmin belang heeft bij de vorderingen vermeld onder 4, 5, 6, 7 en 8.
De veronderstelling van Move4U dat [gedaagde 8] over een met [gedaagde 9] te verrekenen inkomen beschikt is louter speculatief en vindt geen steun in de overgelegde belastingaangifte van [gedaagde 9] .
Dit geldt in wezen ook voor de veronderstelling dat [gedaagde 9] bij [gedaagde 8] vermogen heeft ondergebracht, althans is het verzoek ex artikel 843a Rv en/of 22 Rv terzake “alle financiële bescheiden” waaronder de belastingaangiftes sinds 2003 in dit verband te weinig specifiek. Onder deze omstandigheden moeten de hiervoor in alinea 3.1. onder 1, 2, 3 en 9 vermelde vorderingen van Move4U jegens [gedaagde 8] als een fishing expedition worden aangemerkt en dienen deze - bij gebrek aan feitelijke grondslag - te worden afgewezen.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
Krachtens het bepaalde in artikel 704 lid 2 Rv vervalt het beslag van rechtswege indien de eis in de hoofdzaak is afgewezen en deze afwijzing in kracht van gewijsde is gegaan. Nu hoger beroep is ingesteld, is de afwijzing bij vonnis van 1 februari 2017 niet in kracht van gewijsde en heeft Move4U (ook) belang bij haar vordering betreffende de derde-verklaring ter zake het beslag ten laste van Fenna Holding.
Nu Tellus Holding werd bestuurd door Fenna Holding en deze laatste vennootschap op haar beurt wordt bestuurd door [gedaagde 9] , geldt voor de door Tellus Holding afgelegde verklaring mutatis mutandis hetzelfde als wat hiervoor (onder A.) is overwogen ten aanzien van haar verklaring omtrent hetgeen zij ten tijde van de beslaglegging voor [gedaagde 9] onder zich had dan wel aan hem schuldig is.
Dit betekent dat de hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering van Move4U om Tellus Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv te veroordelen tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het beslag ten laste van Fenna Holding is gelegd als ware Tellus Holding daarvan zelf schuldenaar, voor toewijzing vatbaar is.
Nu de vordering van Move4U tegen Tellus Holding is afgewezen bij vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017, is het belang van Move4U bij haar hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering, afhankelijk van de uitkomst van het hoger beroep tegen voormeld vonnis.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld in alinea 3.1. onder 1 en 2 voorzover deze betrekking hebben op de verklaring van Tellus Holding met betrekking tot Fenna Holding en zij evenmin belang heeft bij de vordering vermeld in alinea 3.1. onder 10.
Nu voor de hierboven bedoelde waardevermindering van de aan DSR behorende domeinnamen geen althans geen aannemelijke verklaring is gegeven moet zij er - na de veroordeling bij vonnis van deze rechtbank van 1 februari 2017 van [gedaagde 9] als bestuurder met strijdige belangen ter zake deze transactie - ernstig rekening mee houden dat in de vereffening van het vermogen van Tellus Holding aan haar nog een door Washington Holding te betalen vergoeding toekomt voor de om niet aan Washington Holding overgedragen aandelen in DSR.
Washington Holding heeft hiervan ten onrechte geen melding gemaakt in haar verklaring als derde-beslagene.
Dit betekent dat de hiervoor in alinea 3.1. onder 3 weergegeven vordering van Move4U om Washington Holding op de voet van het bepaalde in artikel 477a lid 1 Rv te veroordelen tot betaling aan Move4U van het bedrag waarvoor het ten laste van Tellus Holding gelegde beslag is gelegd als ware Washington Holding daarvan zelf schuldenaar, voor toewijzing vatbaar is.
De toewijzing van deze vordering brengt mee dat Move4U geen belang (meer) heeft bij de vorderingen vermeld in alinea 3.1. onder 1 en 2 voor zover deze betrekking hebben op de verklaring van Washington Holding met betrekking tot Tellus Holding en evenmin belang heeft bij de vordering vermeld in alinea 3.1. onder 11.
Van een voldoende ernstig verwijt kan in dat geval sprake zijn indien de bestuurder in ernstige mate kan worden verweten te hebben bewerkstelligd of toegelaten dat de door hem bestuurde vennootschap een op die vennootschap rustende verplichting - in casu het afleggen van verklaring als derde-beslagene - niet nakomt.
De rechtbank is van oordeel dat door Move4U geen omstandigheden zijn gesteld die tot de conclusie leiden dat [gedaagde 9] , als statutair en/of feitelijk beleidsbepaler binnen Fenna c.s., een zodanig persoonlijk ernstig verwijt treft, dat hij ter zake het nadeel als gevolg van het in gebreke zijn bij het afleggen van de verklaringen door Fenna c.s., ook in privé kan worden aangesproken. De hiervoor bedoelde vordering jegens [gedaagde 9] dient dan ook te worden afgewezen.
5.160,00(2.0 punt × tarief € 2.580,00)