ECLI:NL:RBROT:2018:4000

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
15.1889 ea
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling en verkorting van de termijn

Op 1 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de schuldsaneringsregeling van een schuldenaar, die sinds 25 september 2015 onder deze regeling valt. De bewindvoerder had verzocht om tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De bewindvoerder meldde dat er een tekortkoming was in de nakoming van de sollicitatieplicht van 26 maanden en een kleine tekortkoming in de informatieverplichting. Tijdens de zitting op 24 april 2018 zijn de bewindvoerder en de schuldenaar, bijgestaan door twee begeleiders van Maatschappelijk Werk, gehoord. De begeleiders gaven aan dat de schuldenaar intensieve begeleiding nodig had vanwege psychische en lichamelijke problemen, en dat deze problemen de tekortkomingen in de schuldsaneringsregeling beïnvloedden.

De rechtbank heeft op basis van het dossier en de verklaringen van de betrokkenen vastgesteld dat de schuldenaar gedurende de gehele looptijd van de schuldsaneringsregeling arbeidsongeschikt is geweest. De rechtbank concludeerde dat de tekortkomingen niet volledig aan de schuldenaar konden worden verweten, aangezien deze voortvloeiden uit zijn ziektebeeld. De rechtbank besloot de schuldsaneringsregeling niet tussentijds te beëindigen, maar verkortte de termijn van de regeling tot 1 juni 2018. De bewindvoerder werd verzocht om uiterlijk 15 mei 2018 een eindverslag in te dienen, waarna op 23 mei 2018 zou worden beslist of de schuldenaar de schone lei kon worden verleend.

De uitspraak werd gedaan door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en mr. J.L. Lukaart, griffier, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open voor degenen aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
weigering tussentijdse beëindiging en wijziging termijn
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 1 mei 2018
Bij vonnis van deze rechtbank van 25 september 2015 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[naam 1]
[adres]
[woonplaats] ,
schuldenaar,
bewindvoerder: N. Pavljasevic.

1.De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 27 februari 2018 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft op 10 april 2018 een brief gestuurd naar de rechtbank met daarin de laatste stand van zaken.
De bewindvoerder en schuldenaar, bijgestaan door mevrouw [naam 2] en [naam 3] , begeleiders vanuit Maatschappelijk Werk CVD (hierna ook: het CVD), zijn gehoord ter terechtzitting van 24 april 2018.
Ter terechtzitting hebben mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] namens schuldenaar een brief van 23 april 2018 met bijlagen overgelegd.
De uitspraak is bepaald op heden.
Voor de gronden voor tussentijdse beëindiging verwijst de rechtbank naar de voordracht van de bewindvoerder.

2.De standpunten

De bewindvoerder heeft in zijn laatste stand van zaken aangegeven dat tot en met januari 2018 sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieplicht van 26 maanden. Daarnaast heeft de bewindvoerder bericht dat sprake is van een kleine tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting.
De bewindvoerder heeft ter terechtzitting verklaard dat ten aanzien van de laatste stand van zaken geen wijzigingen hebben plaats gevonden. De bewindvoerder heeft daarnaast verklaard dat hij erop vertrouwt dat de tekortkoming in de nakoming van de informatieverplichting zal worden hersteld. De bewindvoerder heeft vanwege de tekortkoming in de nakoming van de sollicitatieverplichting het verzoek tot tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gehandhaafd.
Mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] hebben ter terechtzitting aangegeven dat zij sinds kort vanuit Maatschappelijk Werk schuldenaar begeleiden. Voorts hebben zij aangegeven dat de aanvankelijke begeleiding vanuit Maatschappelijk Werk, vanwege de zwaarte van de psychische- en lichamelijke problemen van schuldenaar, fors is opgeschaald en dat schuldenaar voor langere tijd een WMO-arrangement is toegekend. Inmiddels heeft schuldenaar zich aangemeld bij Stichting Mozaïek voor een GGZ-behandeling. Mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] hebben aangegeven dat schuldenaar vanwege zijn problematiek niet in staat is om opdrachten uit te voeren en dat hij daarom vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling intensieve begeleiding nodig heeft gehad, maar dit niet voldoende heeft gekregen. Tenslotte hebben Mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] aangegeven dat de tekortkomingen in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de schuldsaneringsregeling met de problematiek van schuldenaar samenhangen. De tekortkomingen kunnen schuldenaar, naar de mening van mevrouw [naam 2] en mevrouw [naam 3] , daarom niet volledig worden verweten.
Schuldenaar heeft ter terechtzitting verklaard dat hij vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling last heeft van lichamelijke- en psychische klachten. Daarnaast heeft schuldenaar verklaard dat hij gedurende de schuldsaneringsregeling met regelmaat de huisarts en het ziekenhuis heeft bezocht voor behandeling van zijn klachten. Tenslotte heeft schuldenaar aangegeven dat hij pas sinds korte tijd, met name door de begeleiding vanuit Maatschappelijk Werk, weer aan de beterende hand is.

3.De beoordeling

Op basis van het dossier en in het bijzonder de uitgebrachte keuringsrapporten over een deel van de looptijd van de schuldsaneringsregeling, alsmede hetgeen verklaard is door schuldenaar en het CVD tijdens de terechtzitting en de eigen observaties van de rechtbank, heeft de rechtbank de overtuiging gekregen dat schuldenaar gedurende de gehele schuldsaneringsregeling arbeidsongeschikt is geweest. Nu het dossier ten aanzien van een deel van de looptijd geen medische onderbouwing van de arbeidsongeschiktheid bevat, moet uitgegaan worden van tekortkomingen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een keuring te gelasten om, zo dat al mogelijk zou zijn, met terugwerkende kracht vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling een oordeel van een deskundige te verkrijgen. Voldoende vast is komen te staan dat schuldenaar van de tekortkomingen geen verwijt kan worden gemaakt. Immers, aannemelijk is geworden dat het niet kunnen aanleveren van informatie en het niet kunnen uitvoeren van opdrachten een onderdeel is van het ziektebeeld, terwijl de gemeente aanleiding heeft gezien de begeleiding van schuldenaar op diverse leefgebieden te intensiveren. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat geen aanleiding bestaat om de toepassing van de schuldsaneringsregeling te beëindigen.
De rechtbank stelt verder vast dat schuldenaar door de rechter-commissaris is ontheven van de sollicitatieverplichting tot het einde van de reguliere looptijd van de schuldsaneringsregeling. Daarnaast valt niet te verwachten dat tijdens de verdere looptijd van de schuldsaneringsregeling nog afloscapaciteit door schuldenaar gerealiseerd zal worden. De rechtbank zal om die reden de termijn van de schuldsaneringsregeling verkorten tot 1 juni 2018.
De rechtbank verzoekt de bewindvoerder haar binnen twee weken, te weten uiterlijk 15 mei 2018, een eindverslag te doen toekomen, waarna zij op 23 mei 2018 zal beslissen of aan schuldenaar de schone lei kan worden verleend of dat de beëindiging ter terechtzitting zal worden behandeld. Schuldenaar en de bewindvoerder kunnen op deze dag na 10.00 uur telefonisch informeren naar de beslissing.

4.De beslissing

De rechtbank:
  • weigert de toepassing van de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen;
  • verkort de termijn van de schuldsaneringsregeling, in die zin dat deze twee jaar, acht maanden en zeven dagen bedraagt en daarmee eindigt op 1 juni 2018;
  • ontvangt uiterlijk 15 mei 2018 van de bewindvoerder het eindverslag;
  • beslist op 23 mei 2018 of aan schuldenaar de schone lei wordt verleend.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J. Roos-van Toor, rechter, en in aanwezigheid van
mr. J.L. Lukaart, griffier, uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 mei 2018. [1]