Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 3 januari 2017 met producties
- de incidentele conclusie voor alle weren houdende exceptie van onbevoegdheid met
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident met producties
- de pleitnota van Interfeed
- de pleitaantekeningen van [eiseres]
- het proces-verbaal van de pleidooizitting van 21 september 2017.
2.De feiten in het incident
“gencon cp 4% otherwise as per fixture m.v. Newa”.
“gencon cp 4% as per att pro-forma”.
3.De beoordeling in het incident
“Rider clauses”luidt immers:
“General average and arbitration, if any, to be settled in Rotterdam.”Dit brengt mee dat naar Nederlands recht moet worden vastgesteld of de arbitrageovereenkomst geldig is.
“gencon cp 4% otherwise as per fixture m.v. Newa”(
2.1)
.Dit betreft een verwijzing naar een bevrachtingsovereenkomst tussen RES en Vertom van 11 november 2015, waarin de
“Rider clauses”van toepassing zijn verklaard. Clausule 23 van deze
“Rider clauses”luidt:
“General average and arbitration, if any, to be settled in Rotterdam.”(2.3). Omdat RES optrad als commercieel manager/“inhouse chartering broker” van [eiseres] , de eigenaar van het m.s. “Ventura”, en Vertom optrad als bevrachtingsmakelaar voor Interfeed, heeft [eiseres] het vervoer van de lading onder de door RES namens [eiseres] gesloten reisbevrachtingsovereenkomst verricht. Wilsovereenstemming blijkt volgens haar onder meer uit de omstandigheid dat bij de onderhandelingen over de bevrachtingsovereenkomst van 11 november 2015 ten opzichte van het standaard Vertom contract (de “Gencon ’76 met “Rider clauses”) een aantal clausules zijn aangepast, maar de arbitrageclausule in tact is gelaten.
“gencon cp 4% otherwise as per fixture m.v Newa”wordt bedoeld te verwijzen naar de bevrachtingsovereenkomst van 11 november 2015 en de daarin opgenomen zinsnede
“gencon cp 4% as per att pro-forma”.
“Gencon” Charter (As Revised 1922 and 1976)”. Deze is genummerd tot en met 17. Daarachter zit de
“Rider to charter party m.v.”(op briefpapier van Vertom) met daarin opgenomen de clausules 18 tot en met 34, waaronder clausule 23. Niet is gesteld dat [eiseres] niet op de hoogte was van de inhoud van de eerder op 11 november 2015 gesloten fixture en onderliggende stukken. Deze stukken zijn ook door [eiseres] in het geding gebracht. Niet, althans onvoldoende weersproken is dat RES namens [eiseres] bij de onderhandelingen over de bevrachtingsovereenkomst van 11 november 2015 ten opzichte van het standaard Vertom Contract een aantal clausules heeft aangepast, maar daarbij de arbitrageclausule in tact heeft gelaten. Tegen deze achtergrond heeft [eiseres] haar verweer dat wilsovereenstemming ontbreekt ten aanzien van de arbitrageovereenkomst dan ook onvoldoende onderbouwd. De stelling van [eiseres] dat RES kan worden vergeleken met een makelaar, gaat mank. Er is geen sprake van dezelfde makelaar, maar van dezelfde commercieel manager/“inhouse chartering broker” van [eiseres] die haar vertegenwoordigt bij het sluiten van bevrachtingsovereenkomsten ten aanzien van de schepen die behoren tot de door RES beheerde vloot. Handelingen van RES dienen dus aan [eiseres] te worden toegerekend. Dat de schepen andere eigenaars (“single ship companies”) hebben, doet daar niet aan af. Dit betekent dat de arbitrageovereenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen.
“General average”en
“arbitration”dit dient te worden beslecht in Rotterdam. Uit deze tekst volgt op zichzelf onvoldoende duidelijk dat partijen al hun geschillen of het onderhavige geschil aan arbitrage hebben willen onderwerpen. De rechtbank zal zich dus niet onbevoegd verklaren. De incidentele vordering zal dan ook worden afgewezen.