ECLI:NL:RBROT:2018:4190

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
C/10/525197 / HA ZA 17-384
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskosten in civiele procedure tussen Catom B.V. en Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V.

In deze civiele procedure tussen Catom B.V. en Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V. heeft de rechtbank Rotterdam op 23 mei 2018 uitspraak gedaan over de proceskosten. De zaak betreft een geschil dat voortvloeit uit een Share Sale and Purchase Agreement, gesloten op 7 juli 2008. Catom vorderde dat Shell haar verplichtingen uit hoofde van artikel 8.2 van de overeenkomst zou nakomen en het depot aan Catom zou aanbieden. Shell heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Catom in de kosten van de procedure. Tijdens de comparitie van partijen heeft Catom haar vordering verminderd tot nihil, waarna de rechtbank enkel nog diende te oordelen over de proceskosten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat gebruikelijk is dat partijen in een dergelijke situatie de zaak laten doorhalen, met vergoeding van de proceskosten conform het liquidatietarief. Shell wenste echter dat de zaak definitief werd afgedaan met een vonnis. De rechtbank heeft geoordeeld dat de proceskosten aan de zijde van Catom moeten worden begroot op het griffierecht vermeerderd met het salaris advocaat, berekend op basis van één punt conform het tarief voor onbepaalde waarde. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een hoger tarief toe te passen, ondanks de stelling van Shell dat de vordering van Catom evident kansloos was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank Catom veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van Shell tot een bedrag van € 1.161,00, en de overige proceskosten gecompenseerd, zodat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/525197 / HA ZA 17-384
Vonnis van 23 mei 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CATOM B.V.,
gevestigd te Breda,
eiseres,
advocaat mr. J.P.M. Borsboom te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SHELL NEDERLAND VERKOOPMAATSCHAPPIJ B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.F. Ouwehand te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Catom en SNV genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 10 april 2017;
  • de conclusie van antwoord van 11 juli 2017;
  • de brief van 2 augustus 2017 van de rechtbank, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een comparitie van partijen;
  • de brief van 26 september 2017, waarbij partijen nader zijn geïnstrueerd met betrekking tot de comparitie van partijen;
  • het faxbericht van 16 november 2017 van mr. J.B.R. Regouw (SNV), met producties;
  • het proces-verbaal van comparitie van 16 april 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 7 juli 2008 is tussen partijen een Share Sale and Purchase Agreement gesloten (hierna: de overeenkomst).
2.2.
Artikel 8.2 van de overeenkomst bepaalt:
'8.2 If the depot in Arnhem, currently owned by Seller, will be sold as an independent asset, which means that in the same deal no other real estate, assets located at the depot or activities directly related to this depot will be sold, the Purchasor will be invited to make the first offer.'

3.Het geschil

3.1.
Catom heeft bij dagvaarding gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
"a. zal verklaren voor recht dat Shell jegens Catom tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van artikel 8.2 van de Overeenkomst;
b. Shell zal veroordelen om binnen zeven dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis haar verplichtingen uit hoofde van artikel 8.2 van de Overeenkomst na te komen door het Depot aan Catom te koop aan te bieden voor eenzelfde prijs als met Varo Energy is overeengekomen voor het Depot, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,-- voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat Shell hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
c. Shell zal veroordelen om binnen 1 maand na de acceptatie door Catom van de sub b bedoelde aanbieding mee te werken aan levering van het Depot aan Catom, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van EUR 100.000,-- voor iedere dag, een deel van een dag daaronder begrepen, dat Shell hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft; en
d. Shell zal veroordelen in de kosten van het geding."
3.2.
SNV heeft daartegen bij conclusie van antwoord verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling - uitvoerbaar bij voorraad - van Catom in de kosten van de procedure.
3.3.
Ter zitting heeft Catom de vordering verminderd tot nihil.
3.4.
SNV heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat ten laste van Catom een proceskostenveroordeling dient te worden bepaald met toepassing van het hoogste tarief.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure dient nog slechts te worden beslist over de proceskosten.
4.2.
Na kennisname van de conclusie van antwoord en de nader door SNV overgelegde producties heeft Catom besloten de procedure niet te willen voortzetten. Vanaf dat moment heeft overleg tussen partijen plaatsgevonden over de wijze van beëindiging van de procedure. Partijen zijn er niet in geslaagd om daarover overeenstemming te bereiken.
4.3.
Gebruikelijk is in een situatie als de onderhavige dat partijen de zaak laten doorhalen (artikel 246 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering), onder vergoeding door de eisende partij van de tot dat moment aan de zijde van de gedaagde partij gevallen proceskosten conform het liquidatietarief.
4.4.
SNV wenste niet akkoord te gaan met doorhaling van de zaak op de rol. Zij wenste dat aan deze zaak in deze instantie een einde zou komen. De enkele doorhaling op de rol heeft geen rechtsgevolgen.
4.5.
Partijen hebben de rechtbank eerst eenstemmig verzocht om de op maandag 4 december 2017 geplande comparitie van partijen uit te stellen.
4.6.
De rechtbank heeft het verzoek om de comparitie van partijen niet door te laten gaan op die datum gehonoreerd en de zaak verwezen naar de parkeerrol. Vervolgens heeft Catom verzocht om de zaak door te halen en heeft SNV verzocht om een nieuwe datum te bepalen voor de comparitie van partijen.
4.7.
De rechtbank heeft een nieuwe datum voor de comparitie van partijen bepaald.
4.8.
De comparitie van partijen is (nader) bepaald op 16 maart 2018. Catom heeft laten weten niet op die comparitie te zullen verschijnen. SNV heeft laten weten behoudens andersluidende instructie van de rechtbank wel op de comparitie te zullen verschijnen.
4.9.
Uiteindelijk is SNV ter comparitie van partijen verschenen met drie vertegenwoordigers en een advocaat. Voor Catom is alleen een advocaat verschenen.
4.10.
Ter comparitie van partijen hebben partijen de volgende standpunten ingenomen:
"Aan de zijde van Catom:
Van deze zijde is na kennisname van de producties 5 en 6 aan de wederpartij aangeboden om de procedure te doen doorhalen tegen betaling aan de wederpartij van het tot dat moment verschuldigde liquidatietarief. Daartoe was de wederpartij echter niet bereid. De wederpartij wenste dat deze zaak definitief zou worden afgedaan zodat deze niet opnieuw zou kunnen worden opgebracht. Catom achtte het ongewenst dit anders op te lossen dan door doorhaling van de procedure. Catom wenst haar rechten uit de overeenkomst niet prijs te geven.
Mr. Van Wesel deelt mede dat Catom de vordering wenst te verminderen tot nihil zodat alleen over de proceskosten wordt besloten.
Catom is van oordeel dat zeker geen evident kansloze vordering is ingesteld. Catom heeft haar vordering gebaseerd op de tussen partijen gesloten overeenkomst. Catom heeft deze vordering ingesteld om haar positie veilig te stellen. Voorts acht Catom van belang dat deze comparitie van partijen niet noodzakelijk was. In de visie van Catom had deze zaak kunnen worden afgedaan zonder een comparitie van partijen te laten plaatsvinden. Catom ziet niet in waarom de proceskostenveroordeling conform het hoogste tarief zou dienen te worden bepaald. Catom wijst erop dat het griffierecht is gebaseerd op het financiële belang van de zaak. Daarbij zou ook dienen te worden aangesloten voor wat betreft de toepassing van het liquidatietarief."
"Aan de zijde van SNV:
Nu de wederpartij zich uitlaat over hetgeen in de confraternele correspondentie is verwoord, zullen wij ons daar ook vrij in achten. Het is juist dat SNV wenst dat deze zaak definitief wordt afgedaan met een vonnis. SNV acht het onwenselijk dat de procedure slechts wordt doorgehaald omdat Catom in dat geval altijd de mogelijkheid zou hebben om de zaak weer op te brengen en voort te procederen op basis van dezelfde argumenten die ook in de dagvaarding naar voren zijn gebracht. In dat geval geeft SNV er de voorkeur aan dat vonnis wordt gewezen zodat aan deze zaak in deze instantie een einde komt. Dat vonnis zal op enig moment in kracht van gewijsde gaan.
Aan de zijde van de eisende partij is een evident kansloze vordering ingesteld. Dit behoort krachtig te worden ontmoedigd. SNV wil niet zover gaan dat zij veroordeling van de wederpartij in de werkelijke proceskosten vordert, zij is echter wel van mening dat een proceskostenveroordeling dient te worden bepaald conform het hoogste tarief. Evident is dat het financiële belang van de zaak zodanig is dat toepassing van het hoogste tarief gerechtvaardigd is.
Als Catom het een goed idee had gevonden om haar vordering te verminderen tot nihil, had zij dat ook voor deze zitting kunnen doen in plaats van louter mede te delen dat zij op de zitting niet zou verschijnen."
4.11.
De rechtbank oordeelt als volgt over het enig resterende geschilpunt.
4.12.
De rechtbank zal de voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten aan de zijde van Catom begroten op het griffierecht vermeerderd met het salaris advocaat berekend op basis van één punt conform het tarief voor onbepaalde waarde. Ter toelichting dient het volgende.
4.13.
De ingestelde vordering betreft een vordering van onbepaalde waarde. De werkelijk betrokken financiële belangen zijn voor de rechtbank op basis van de door partijen verstrekte informatie niet kenbaar. SNV heeft bovendien aangevoerd dat de door Catom ingestelde vordering evident kansloos was. Wat daar ook van zij, de rechtbank mag ervan uitgaan dat het tegen de als evident kansloos - en daarmee waardeloos - betitelde vordering te voeren verweer niet bewerkelijk kan zijn geweest. Een en ander brengt mee dat de rechtbank geen aanleiding ziet om bij de begroting van het salaris advocaat een hoger tarief toe te passen dan het tarief dat past bij een vordering van onbepaalde waarde.
4.14.
De rechtbank merkt nog op dat om een veroordeling tot vergoeding van de volledige proceskosten kan worden verzocht als er sprake is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. De rechtbank kan uit de stellingen van SNV echter niet opmaken dat daarvan sprake is geweest. SNV heeft dan ook niet verzocht om vergoeding van de volledige proceskosten. De rechtbank acht onjuist de kennelijke visie van SNV dat er buiten evidente situaties van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen ruimte is voor het "krachtig ontmoedigen" van "evident kansloze vorderingen" door bij toepassing van het liquidatietarief hogere forfaitaire tarieven toe te passen dan wordt gerechtvaardigd door het financiële belang. In dit verband is mede van belang dat men in een rechtsstaat voorzichtig moet zijn met beleid dat de toegang tot de rechter in praktische zin kan beperken.
4.15.
De rechtbank ziet geen aanleiding om aan een van partijen een punt toe te kennen met betrekking tot de comparitie van partijen. SNV heeft er terecht op gewezen dat het beter was geweest als Catom ruim voorafgaande aan de comparitie kenbaar had gemaakt haar vordering te verminderen tot nihil. Daar staat echter tegenover dat Catom ruim voor de comparitie wel reeds aan SNV had kenbaar gemaakt geen beslissing meer te willen over haar vorderingen. In de visie van de rechtbank had het op de weg van de advocaten van partijen gelegen om voorafgaande aan de comparitie beter met elkaar te communiceren zodat het niet tot een zitting had hoeven komen en beide partijen zich de daaraan verbonden kosten hadden kunnen besparen.
4.16.
De aan SNV toewijsbare kosten worden derhalve begroot op:
- griffierecht € 618,00
- salaris advocaat
543,00(1,0 punt × tarief € 543,00)
Totaal € 1.161,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verstaat dat de vordering is verminderd tot nihil,
5.2.
veroordeelt Catom in de aan de zijde van SNV gevallen proceskosten tot een bedrag van € 1.161,00, en compenseert de proceskosten voor het overige in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 23 mei 2018.
[1729/2221]