In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiseres, een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid gevestigd te Maastricht, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens een besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, gevestigd te Hardinxveld-Giessendam. Eiseres vorderde de staking van het gebruik van de handelsnaam van gedaagde, omdat zij meende dat deze inbreuk maakte op haar handelsnaamrecht. De procedure begon met een dagvaarding op 31 januari 2018, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 februari 2018. Eiseres stelde dat gedaagde een handelsnaam gebruikte die verwarring kon veroorzaken bij het publiek, aangezien beide ondernemingen actief zijn in de staalindustrie en soortgelijke diensten aanbieden.
Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat er geen sprake was van verwarring, omdat de handelsnamen weinig tot geen onderscheidend vermogen hadden. De voorzieningenrechter overwoog dat, hoewel eiseres stelde dat er verwarring kon ontstaan, zij niet voldoende bewijs had geleverd dat er daadwerkelijk sprake was van een overlap in klanten of diensten. De rechter concludeerde dat het spoedeisend belang van eiseres niet was aangetoond en dat de vorderingen daarom moesten worden afgewezen. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die op € 1.442,00 werden begroot.
Het vonnis werd uitgesproken op 6 maart 2018 door mr. P. de Bruin, waarbij de rechter de vorderingen van eiseres afwees en de proceskosten aan gedaagde toekende. Dit vonnis is van belang voor de interpretatie van het handelsnaamrecht en de voorwaarden waaronder een kort geding kan worden ingesteld.