Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van verzetdagvaarding in kort geding van 14 mei 2018 met producties, tevens inhoudende een eis in reconventie;
- de inleidende dagvaarding in kort geding van 26 februari 2018 met producties;
- het verstekvonnis in kort geding in de zaak met nummer 6641571 / VV EXPL 18-63 van 30 maart 2018;
- de door Havensteder in het geding gebrachte (aanvullende) producties a tot en met c, en
- de pleitaantekeningen van beide partijen.
2.De vaststaande feiten
3.De vordering in conventie van Havensteder
4.De vordering in reconventie van [gedaagde]
daadwerkelijk(cursivering kantonrechter) kennis heeft genomen’ van het verstekvonnis. Dat houdt de mogelijkheid open dat hij op 11 april 2018 wel ‘gewoon’ kennis heeft genomen van het verstekvonnis. Ook de stelling van [gedaagde] dat hij de onderliggende stukken bij het verstekvonnis aanvankelijk niet had en daardoor het vonnis niet kon begrijpen, onderschrijft die mogelijkheid eerder dan dat het die mogelijkheid tegenspreekt. Bovendien komt aan een verklaring van een partij in een dagvaarding - mede in het licht van de in de wet opgenomen betekenis van een gerechtelijke erkentenis - bijzondere betekenis toe. Je mag veronderstellen dat een dergelijk document zorgvuldig is opgesteld en als kantonrechter mag je erop vertrouwen dat de inhoud ervan juist is. Ook gelet op de rechtszekerheid kan een partij niet lichtvaardig terugkomen op de inhoud van de dagvaarding. In deze zaak zijn door [gedaagde] geen feiten en of omstandigheden gesteld die tot de conclusie zouden moeten leiden dat dat in dit geval wel zou moeten worden toegestaan.