ECLI:NL:RBROT:2018:4546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
C/10/528012 / HA ZA 17-544
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en geschil over management fee tussen opdrachtnemer en opdrachtgever in de context van een niet volbrachte overeenkomst

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit een natuurlijke persoon en een rechtspersoon, betaling van een bedrag van US$ 570.937,50 van gedaagden, die als opdrachtgever fungeerden. De eisers stelden dat zij recht hadden op loon voor verrichte werkzaamheden in het kader van een overeenkomst van opdracht, gebaseerd op artikel 7:405 BW. De gedaagden betwistten de vordering en stelden dat er geen management fee was overeengekomen. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst niet was opgezegd voordat de opdracht was volbracht, maar dat de kans op volbrenging was vervlogen door omstandigheden buiten de partijen. De rechtbank concludeerde dat de eisers geen recht hadden op de gevorderde bedragen, omdat de commissie afhankelijk was gesteld van de volbrenging van de opdracht, die niet had plaatsgevonden. In reconventie vorderde gedaagde Van Schie schadevergoeding van eisers, omdat zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hadden genomen. De rechtbank oordeelde dat de eisers niet tekortgeschoten waren in hun verplichtingen en wees de vordering van Van Schie af. De rechtbank veroordeelde eisers in de proceskosten van de gedaagden en vice versa, en verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/528012 / HA ZA 17-544
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van

1.[eiser] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
YOU MARITIME LIMITED,
gevestigd te Sheerness, Engeland, Verenigd Koninkrijk,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H.G.D. Hoek te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEHEERMIJ. GEBRS. VAN SCHIE B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HAPO INTERNATIONAL BARGES B.V.,
gevestigd te Ridderkerk,
gedaagde,
advocaat mr. J. Smit te Rotterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eisers] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna gezamenlijk Van Schie c.s. genoemd worden. Eiser sub 1 zal hierna [eiser] genoemd worden, eiseres sub 2 You Maritime, gedaagde sub 1 Van Schie en gedaagde sub 2 HIB.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 17 mei 2017 met producties
  • de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie (van Van
Schie) met producties
- de brief van 20 september 2017 waarin de rechtbank partijen oproept voor een comparitie
van partijen
  • de conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte houdende producties
  • de zittingsagenda van 4 december 2017
  • de brief van 11 december 2017 van Van Schie c.s. met bijlage
  • de brief van 12 december 2017 van Van Schie c.s.
  • de brief van 13 december 2017 van [eisers] met bijlage
  • de comparitieaantekeningen van [eisers]
  • de aantekeningen ter comparitie van Van Schie c.s.
  • het proces-verbaal van comparitie van 18 december 2017
de brief van 11 januari 2018 van Van Schie c.s. met commentaar op het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is bestuurder en enig aandeelhouder van You Maritime.
2.2.
Van Schie was tot in oktober 2016 eigenaar van het hefplatform (
jack-up barge) ‘Lisa A’, dat werd geëxploiteerd in de Javazee.
2.3.
HIB is een zustervennootschap van Van Schie, de aandelen in beide vennootschappen worden gehouden door Beheer- en Exploitatiemaatschappij Hapo B.V. (hierna: Hapo Beheer).
HIB exploiteert pontons, kraanschepen en overig (zwaar) materieel en trad op als manager van de Lisa A.
Hapo Beheer is ook bestuurder van HIB. [persoon 1] leidt de Hapo-groep.
2.4.
[eiser] en [persoon 1] zijn beiden zelfstandig bevoegd bestuurder van Hapo (UK) Ltd (hierna: Hapo UK). Hapo UK houdt zich bezig met de exploitatie van het kraanschip Lara 1. [eiser] bezit één aandeel in het kapitaal van Hapo UK. De overige aandelen in dat kapitaal worden gehouden door Hapo Beheer, waarvan [persoon 1] bestuurder is.
Hapo UK betaalde aan [eiser] voor zijn werkzaamheden als
managing directorvan Hapo UK een maandelijkse
management feegroot £ 10.500,00 via [eiser] ’s vennootschap You Maritime.
2.5.
[eiser] heeft voor Van Schie c.s. in 2014 en 2015 werkzaamheden verricht in verband met de voorgenomen verkoop en levering van de Lisa A.
2.6.
Op 6 november 2014 heeft Van Schie een koopovereenkomst (
‘Memorandum of Understanding’) gesloten met Ezion Investments Pte. Ltd (‘
or nominee’) (hierna: Ezion). Als koopprijs vermeldde de overeenkomst US$ 30.000.000,00. Onderdeel van de groep van rechtspersonen (onder Ezion Holdings Ltd.) waarvan Ezion deel uitmaakt is Teras Offshore Pte. Ltd (hierna: Teras).
2.7.
Op 12 november 2014 heeft [eiser] aan [persoon 1] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“I think you are being a bit stingy with me on the Lisa A. I do not want to be yet another vulture but I believe I have had a good and positive input to the sale so far and sincerely hope to see it through to the end. (…)
I believe that I have put as much into things as [persoon 2] and yesterday we were able to reduce the cost of his deal to you. (…)
I would like to suggest the following bonus basis. You originally accepted that [persoon 2] would get 1.25% but this is now cut in half. I believe it would be not unreasonable to give me (through my company) whatever saving you get from the 1.25%. If it is half, I get half. If it is more, I get more. If it is nothing, I get nothing.”
2.8.
In antwoord daarop heeft [persoon 1] op 13 november 2014 aan [eiser] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“You are absolutely right I am stingy. (…)
Don’t worry about it [eiser] I surely appreciate you’re input.
Let’s see the whole thing through to the end and please trust me that I will make it well worth you’re while.
Will granting you half of 1.25% change the amount you need from HAPO UK for you’re upcoming purchase of land?”
2.9.
Op 20 januari 2015 heeft [eiser] aan ( [persoon 3] ) Ezion met een kopie aan [persoon 1] en [persoon 4] (bedrijfsjurist van Teras) - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“The Memorandum of Agreement dated 6th November 2014 between Beheermaatschappij Gebrs Van Schie BV and Ezion Investments Pte. Ltd or nominee (the ‘parties’) regarding the sale of the vessel ‘Lisa A’ is due to close at the offices of the Panamanian Registry in Hong Kong on 23rd January 2015.
Both the parties, as sellers and buyers respectively, have mutually agreed to postpone the closing date to 14th June 2015, or before, in recognition of the fact that the vessel cannot be issued with a consecutive IPKA permit by the Indonesian authorities without having the consequence of demobilising and re-exportation. Despite the fact that the vessel will be as per Clause 5 (a) of the MoA on the planned delivery date the parties mutually agree that this would be temporary and would directly result in a failure to satisfy Clause 11.
The parties have agreed to set a new conditional cancelling date within a side letter to the MoA.
Therefore please be advised that the previous notification for closing in Hong Kong at 2359 hours on 23rd January 2015 is cancelled.”
De levering van de Lisa A die gepland stond voor 23 januari 2015 werd dus uitgesteld.
2.10.
Op 10 februari 2015 heeft [eiser] aan [persoon 1] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“To make sure I am the same as all the other blood-sucking greedy bastards in the world would you agree to a commission on the bareboat charter if I we can fix it.
Say 2.5% direct and I will issue 50% of the company shares to you or your nominee.”
2.11.
In antwoord daarop heeft [persoon 1] op 10 februari 2015 aan [eiser] geschreven:
“Huh?”
2.12.
Op 13 april 2015 heeft Hapo UK aan HIB een bedrag van £ 60.000.00 gefactureerd. Op de factuur staat - voor zover relevant - het volgende vermeld:
“Part payment of consultancy fees for the sale, chartering of JU Barge Lisa-A in Indonesia (excluding expenses to invoiced separately)
December 2014 through to March 2015 at UKL 15,000.00 per month”
2.13.
Op 16 juni 2015 heeft [eiser] aan (onder anderen) [persoon 1] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“We are still struggling over a very lean period of expenditure from our usual customers on the West coast of the UK (…). In the meantime I will therefore suffer some cash flow difficulties (…). My question is can I once again invoice for a monthly fee for the Lisa-A work to keep Hapo UK Limited alive? The last invoice was up to March and would ask if April, May and June would be OK? This keeps us going until work and money starts flowing again.”
2.14.
Nadat nogmaals een beoogde leveringsdatum is uitgesteld, heeft Van Schie c.s. op 23 juli 2015 de verkoop van de Lisa A aan Ezion afgeblazen.
2.15.
Op 11 september 2015 heeft [eiser] aan [persoon 1] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“If there is no sale there is no commission for me but I would like opportunity to work for a fee. If possible I would like to work through a fixed contract with You Maritime which then can speed up my payment to Hapo UK. (…) With regard to Indonesia I would be happy to look at a fixed sum every month out of which I would pay my own flights, hotels etc in Indonesia through YML.
Hapo UK Limited will carry on as normal.”
2.16.
Op 2 oktober 2015 heeft [persoon 1] aan [eiser] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“1. We shook hands on 2.25% with regard to the sale to Teras/PT TMI for $ 22,375,000 in June 2015. That did not go through and is off the table. Before I decide to give you a second try (on other conditions), please bear in mind the following.
2. You have been and are being paid very well for your work for Hapo UK. Until now however, we only have a UK company with huge outstanding debts to Hapo NL. Also, as you have stated correctly, your borrowings have created a cash flow problem. We have addressed this problem and are asking you since January for the correct papers with regard to the mortgage. On 9 September you had discussions with Radjen regarding this subject, when he told you we do not want to wait any longer. In your e-mail from 9 September to us you mentioned with regard to the Directors Loan : I am currently arranging a further repayment of £ 200,000.00 to Hapo UK. As this coming from my Pension Fund (…) this should not take long.
(…)
6. You simply cannot have it both ways. Either you work on a commission base (amongst others the sale) or you work for a fixed monthly management fee. We should discuss this further in person in relation to no. 1.
I would like to end on a positive note. You have put in a lot of work in the Lisa and that was on my request. Marjan told you over and over that if you have made costs for Indonesia, you should send an invoice from HAPO UK to HAPO NL. We can also discuss this further next week.”
2.17.
In antwoord daarop heeft [eiser] op 3 oktober 2015 aan [persoon 1] - voor zover relevant - het volgende geschreven:
“I am responding to the points in your email using the same numbering you have used. My intention is to ensure that my version of the facts are made quite clear. I am sorry that you consider my email regarding our commission agreement inappropriate or inaccurate, however I believe it is important to document or record agreements so that there can be no misunderstanding in future.
1. We entered into a verbal contract on commission for the sale of Lisa-A at 2.25% without conditions. However the last decision not to sell to Teras was relayed to them in 21st July 2015 and the price at that point was USD25.375. The sale was not due any failing of mine but an understandable reluctance to accept the complex terms of Teras (…). Teras continue to show a willingness to buy on our terms (…), which is a live issue as you are aware.
(…)
6. Completely separate from my Hapo UK Limited duties, you have used my services, experience and expertise on many occasions:
(…)
All of the above has been given in the spirit of a friend and trusted colleague (often with substantial Power of Attorney). I have asked for a commission on the sale of Lisa-A which was agreed without conditions and believe it to be a clear entitlement. My intent was to immediately discharge by DLA.”
2.18.
Van Schie heeft de Lisa A op 1 augustus 2016 aan een derde verkocht.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] vorderen samengevat - hoofdelijke veroordeling van Van Schie c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van US$ 570.937,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 30 oktober 2015, en van de (na)kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf veertien dagen na dagtekening van het vonnis.
[eisers] leggen aan de vordering ten grondslag, naar de rechtbank begrijpt, dat Van Schie c.s. als opdrachtgever gehouden zijn om aan [eisers] , althans aan You Maritime, althans aan [eiser] , loon te betalen voor de in hun opdracht verrichte werkzaamheden in de zin van artikel 7:405 BW. Zij vorderen het bedrag van US$ 570.937,50:
ls overeengekomen maar onbetaald gelaten management fee
als overeengekomen maar onbetaald gelaten commissie, dan wel
als schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van de (duur)overeenkomst van opdracht.
Ter zitting is verduidelijkt dat het gaat om alternatieve grondslagen, en heeft [eisers] zich bij de onder c) bedoelde grond ook beroepen op artikel 7:411 BW.
3.2.
Van Schie c.s. concluderen tot afwijzing van de vordering met veroordeling van [eisers] , bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, in de kosten van de procedure.
Van Schie c.s. betwisten onder meer dat partijen ten aanzien van (de verkoop van) de Lisa A een managementfee zijn overeengekomen. Van Schie c.s. erkennen dat is overeengekomen dat [eiser] recht had op commissie van 2,25%, maar onder de voorwaarde dat verkoop van de Lisa A op 23 juli 2015 voor US$ 25.375.000,00 tot stand zou komen, welke voorwaarde niet in vervulling is gegaan. Van Schie c.s. betwisten dat sprake is van een duurovereenkomst van opdracht waarbij zij een minimum(opzeg)termijn in acht zouden moeten nemen, en dat zij schadeplichtig zijn.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Van Schie vordert - samengevat - veroordeling van [eisers] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad tot betaling van € 2.228.167,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2017 (de datum van de eis in reconventie), met veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure.
Van Schie legt daaraan ten grondslag dat [eisers] niet de zorg van een goed opdrachtnemer in de zin van artikel 7:401 BW in acht hebben genomen en derhalve gehouden zijn om de daaruit voortvloeiende schade aan Van Schie te vergoeden.
3.5.
[eisers] concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van Van Schie in “alle kosten”.
[eiser] betwisten dat zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen en betwisten het causaal verband.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie

4.1.
Deze zaak betreft een internationaal geval, aangezien [eisers] in het Verenigd Koninkrijk zijn gevestigd en Van Schie c.s. in Nederland.
bevoegdheid
4.2.
Nu Van Schie c.s. woonplaats hebben in Nederland, heeft de Nederlandse rechter in conventie rechtsmacht ingevolge artikel 4 Brussel I bis Vo (Verordening Nr. 1215/2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). Nu Van Schie c.s. woonplaats hebben in het arrondissement Rotterdam, is deze rechtbank relatief bevoegd.
Voor wat betreft de vordering van Van Schie c.s. tegen [eisers] in reconventie volgt de internationale bevoegdheid van deze rechtbank uit artikel 8 lid 3 Brussel Ibis-Vo.
toepasselijk recht
4.3.
Partijen hebben ter zitting een processuele rechtskeuze gedaan voor Nederlands recht als het recht dat van toepassing is op alle vorderingen over en weer. Deze rechtskeuze voldoet aan de eisen van artikel 3 Rome I Vo (Verordening Nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst).
4.4.
Niet in geschil is dat [eiser] , al dan niet via You Maritime, vanaf eind oktober 2014 tot en met eind oktober 2015 consultancy- en aanverwante werkzaamheden heeft verricht voor Van Schie c.s. in verband met de voorgenomen verkoop van de Lisa A. Partijen zijn het erover eens dat hun rechtsverhouding in dit verband kwalificeert als overeenkomst van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 lid 1 BW.
4.5.
Ingevolge artikel 7:405 lid 1 BW is, indien de overeenkomst door de opdrachtnemer in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf is aangegaan, de opdrachtgever hem loon verschuldigd. Lid 2 van dit artikel bepaalt dat opdrachtgever het op de gebruikelijke wijze berekende loon of, bij gebreke daarvan, een redelijk loon verschuldigd is, wanneer de hoogte van het loon niet door partijen is bepaald.
4.6.
Partijen verschillen van mening over de vraag of [eiser] dan wel You Maritime als opdrachtnemer moet worden beschouwd. [eisers] stellen dat primair You Maritime en subsidiair [eiser] als opdrachtnemer geldt. Van Schie c.s. stellen het omgekeerde.
De rechtbank stelt vast dat beide partijen aangeven dat [eiser] voor zijn werkzaamheden voor Hapo UK steeds werd betaald op de bankrekening van You Maritime, en dat You Maritime ook aan Hapo UK factureerde. Naar de rechtbank uit de stukken begrijpt, ontving [eiser] ook onkostenvergoeding in verband met zijn reizen naar Indonesië ten behoeve van de Lisa A op de bankrekening van You Maritime. [eiser] heeft in zijn e-mail van 12 november 2014 verzocht om een beloning via zijn onderneming (‘
through my company’) en in zijn e-mail van 11 september 2015 (aangehaald onder 2.7 respectievelijk 2.15 hierboven) ook geschreven dat hij via You Maritime voor de Lisa A verder zou willen werken.
Onder deze omstandigheden merkt de rechtbank You Maritime aan als opdrachtnemer. Niettemin was [eiser] de persoon was die volgens Van Schie c.s. de werkzaamheden zou moeten verrichten en hij heeft deze ook feitelijk verricht. Op grond van artikel 7:404 BW was [eiser] dus naast You Maritime als opdrachtnemer gehouden de opgedragen werkzaamheden te verrichten en is hij naast You Maritime hoofdelijk aansprakelijk.
In conventie leidt dit tot de conclusie dat You Maritime als opdrachtnemer gerechtigd is om de ingestelde vorderingen in te stellen, maar [eiser] niet, en dat in reconventie de vordering in processueel opzicht terecht tegen zowel [eiser] als You Maritime is ingesteld.
4.7.
Niet in geschil is dat Van Schie c.s. en HIB beide als opdrachtgever gelden. De vordering in conventie is dus terecht ingesteld tegen zowel Van Schie c.s. als HIB.
en voorts in conventie
management fee overeengekomen?
4.8.
[eisers] stellen dat partijen op 13 april 2015, althans op 28 juni 2015, voor de diensten van [eisers] met betrekking tot (de verkoop van) de Lisa A een
“fixed monthly management fee”zijn overeengekomen van £ 15.000,00 per maand, althans van € 650,00 per dag (of £ 650 per dag, [eisers] gebruiken wisselende valuta op dit punt). [eisers] verwijzen ter onderbouwing naar een door [eiser] opgestelde factuur van 13 april 2015 van £ 60.000,00, welke factuur (volgens [eisers] per abuis) vanuit Hapo UK aan HIB is verstuurd (aangehaald onder 2.12 hierboven).
4.9.
Van Schie c.s. betwisten de gestelde afspraak en betogen dat de door [eisers] aangehaalde factuur voortkwam uit de afspraak tussen [eiser] en [persoon 1] dat HIB eenmalig zou bijspringen in verband met de slechte liquiditeitspositie van Hapo UK. Van Schie c.s. verwijzen in dit verband naar de e-mail van [eiser] aan [persoon 1] van 16 juni 2015 (aangehaald onder 2.13 hierboven).
4.10.
[eisers] hebben vervolgens ter comparitie erkend dat de factuur van 13 april 2015 diende om Hapo UK liquiditeit te verschaffen en niet zag op een beloning voor door [eiser] verrichte werkzaamheden. Gelet hierop kan de factuur niet dienen ter ondersteuning van de door [eisers] gestelde afspraak over de
management fee.
[eisers] hebben nog aangevoerd dat het in de factuur gehanteerde tarief wel teruggrijpt op het eerder overeengekomen tarief voor de
management feevan £ 650 per dag, zodat hieruit blijkt dat dit tarief was overeengekomen. De rechtbank volgt [eisers] hierin niet, nu volgens de eigen stellingen van [eisers] de afspraak over de
management feedateert van na de factuur van 13 april 2015.
4.11.
Of op 14 april 2015 de gestelde afspraak over de
management feeis gemaakt, kan in het midden blijven. Ook indien dit zo zou zijn, hetgeen Van Schie c.s. betwisten, komt uit de stukken voldoende duidelijk naar voren dat hetgeen nadien op of omstreeks 28 juni 2015 is afgesproken, waarover partijen het goeddeels eens zijn, in de plaats is getreden van eventuele afspraken van 14 april 2015.
4.12.
[eisers] betogen dat op 28 juni 2015 enerzijds de gestelde afspraak over de
management feeis gemaakt maar anderzijds ook de - hierna nog te bespreken - afspraak dat [eisers] bij verkoop van de Lisa A aan Ezion een commissie van 2,25 % van de verkoopopbrengst zouden verdienen.
Dat deze laatste afspraak is gemaakt, wordt door Van Schie c.s. niet betwist en vindt ook steun in bijvoorbeeld hetgeen [persoon 1] op 2 oktober 2015 schreef aan [eiser] (“
We shook hands on 2.25% with regard to the sale to Teras/PT TMI for $ 22,375,000 in June 2015.”) en hetgeen [eiser] op 3 oktober 2015 schreef aan [persoon 1] (“
We entered into a verbal contract on commission for the sale of Lisa-A at 2.25% without conditions.”) (zie onder 2.16 respectievelijk 2.17 hierboven).
Uit de verdere inhoud van deze correspondentie, en ook uit de overige stukken, komen geen aanwijzingen naar voren dat de aanspraak op commissie zou bestaan naast en bovenop de aanspraak op
management fee, zoals [eisers] betogen maar Van Schie c.s. betwisten. De rechtbank acht dit ook niet aannemelijk, mede gelet op de andersluidende mededeling van [persoon 1] aan [eiser] in voornoemd schrijven van 2 oktober 2015 (“
You simply cannot have it both ways. Either you work on a commission basis (amongst others the sale) or you work for a fixed monthly management fee.”). Dit standpunt van [eisers] wordt als onvoldoende gemotiveerd verworpen.
4.13.
De conclusie is dat de gevorderde hoofdsom niet als overeengekomen (en verdiende)
management feekan worden toegewezen.
iHierm
commissie overeengekomen?
4.14.
Ten aanzien van de commissie voeren [eisers] aan dat [persoon 1] en [eiser] tijdens een reis in november 2014 hebben afgesproken dat [eiser] ’s verloning voor zijn diensten in verband met (de verkoop van) de Lisa A gebaseerd zou worden op 1.25% van de verkoopprijs, welk percentage later op of omstreeks 13 april 2015, althans op of omstreeks 28 juni 2015, 2.25% is geworden. [eiser] verwijst naar de correspondentie van 12 en 13 november 2014 (2.7 en 2.8) en de correspondentie van 2 en 3 oktober 2015 (2.16 en 2.17).
4.15.
Gelet op deze stellingen van [eisers] kan geen aanspraak worden gemaakt op nakoming van in november 2014 gemaakte afspraken, omdat deze kennelijk (in ieder geval) zijn achterhaald door hetgeen op of omstreeks 28 juni 2015 is afgesproken.
4.16.
Van Schie c.s. hebben erkend dat zij ter zake van de voorgenomen verkoop en levering van de Lisa A voorzien voor 23 juli 2015 mondeling een commissie groot 2,25% van de verkoopprijs groot US$ 25.375.000,00 voor [eiser] hebben geaccordeerd, maar omdat de transactie is afgeblazen, heeft [eiser] volgens Van Schie c.s. geen recht op commissie.
4.17.
Het standpunt van [eisers] dat uit de zinsnede
“Either you work on a commission basis (amongst others the sale) or you work for a fixed monthly management fee” zou blijken dat partijen beoogden overeen te komen dat de commissie niet pas bij de levering maar al bij de verkoop zou worden verdiend, wordt verworpen. Deze mededeling staat in een schrijven van 2 oktober 2015, en dateert dus van bijna een jaar na de
Memorandum of Understandingvan 8 november 2014. Indien de bedoeling was geweest dat de ondertekening van die koopovereenkomst al recht gaf op commissie, zou al veel eerder andersluidende correspondentie zijn gevoerd. De ingeroepen mededeling werd gedaan op een moment dat reeds was gebleken dat aan de koopovereenkomst geen verder gevolg zou worden gegeven. Ook dit maakt de door [eisers] eraan gegeven uitleg niet logisch. Maar bovendien volgt de onjuistheid van [eisers] ’ standpunt uit [eiser] ’s eigen mededeling aan [persoon 1] op 11 september 2015 - na het afblazen van de transactie met Ezion/Teras - “
If there is no sale there is no commission for me but I would like the opportunity to work for a fee.” (zie onder 2.16).
4.18.
De rechtbank constateert dat [eisers] er ook zelf na het mislukken van de verkoop aan Ezion/Teras van uitging dat de overeengekomen commissie niet was verdiend nu de voorgenomen verkoop (in wezen: het definitief worden van de verkoop gevolgd door levering) van de Lisa A niet was doorgegaan. Anders gezegd: partijen hebben de beloning van [eisers] afhankelijk gesteld van de volbrenging van de opdracht (‘
no cure no pay’), maar de opdracht is niet volbracht.
4.19.
Voor zover [eisers] betogen dat het aan Van Schie c.s. is toe te rekenen dat de verkoop/levering niet doorging als beoogd en dat daardoor de overeengekomen commissie niet is verdiend - mogelijk beogen zij een beroep te doen op artikel 6:23 BW - wordt dit standpunt als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Uit de vele overgelegde correspondentie met betrekking tot het verloop van de onderhandelingen en het uitstellen en uiteindelijk afblazen van de transactie komt afdoende naar voren dat het niet doorgaan van de beoogde transactie in overwegende mate is toe te rekenen aan verwikkelingen rondom de in Indonesië noodzakelijke IPKA-vergunning en aan veranderende eisen en als hinderlijk ervaren gedragingen van Ezion/Teras. Dat in deze context mogelijk Van Schie uiteindelijk het punt bereikte dat zij niet langer de wil had om met Ezion/Teras tot een transactie te komen, en in zoverre sprake was van een “
change of heart” aan haar zijde, zoals [eisers] hebben verklaard, maakt niet dat kan worden gezegd dat Van Schie c.s. heeft bewerkstelligd dat de voorwaarde waarvan de commissie afhing niet is vervuld.
4.20.
De slotsom is dat de vordering van [eisers] niet kan worden toegewezen als overeengekomen en verdiende commissie.
onregelmatige opzegging overeenkomst van opdracht?
4.21.
Als derde alternatieve grondslag voeren [eisers] aan dat Van Schie c.s. de overeenkomst in oktober 2015 voortijdig hebben opgezegd zonder deugdelijke grond en zij derhalve schadeplichtig zijn jegens [eisers]
Ter comparitie hebben [eisers] in dit verband ook een beroep gedaan op artikel 7:411 BW.
Hoewel in deze aanvullende grondslag een wijziging van eis is vervat, hebben Van Schie c.s. zich daartegen ter zitting niet verzet. De rechtbank ziet geen aanleiding om Van Schie c.s. nog separaat gelegenheid te geven zich over het beroep op artikel 7:411 BW uit te laten, nu Van Schie c.s. hiertoe ter zitting gelegenheid hebben gehad en de rechtbank de vordering ook ambtshalve deze grondslag diende te beoordelen. Alle feitelijke elementen voor een beroep daarop lagen immers reeds in de stellingen van [eisers] besloten.
4.22.
Voor toewijzing van schadevergoeding op grond van de onregelmatige opzegging van een duurovereenkomst (volgens de regels van Boek 6 BW) ziet de rechtbank geen aanleiding. De artikelen 7:408 e.v. BW bevatten afzonderlijke regels voor de opzegging van een overeenkomst van opdracht, en de kern van die regeling is dat de opdrachtgever te allen tijde de overeenkomst kan opzeggen (artikel 7:408 lid 1 BW). Weliswaar is denkbaar dat een opzegging wanprestatie oplevert, of dat een opzegtermijn in acht moet worden genomen, maar voor een dergelijk oordeel zijn onvoldoende redenen gesteld of gebleken. Onvoldoende is dat [eisers] , naar zij betogen, de werkzaamheden nog twee tot vier jaar hadden
kunnenvoortzetten. Het lag op hun weg om te stellen en te onderbouwen dat zij op zodanige voortzetting ook aanspraak mochten maken.
4.23.
[eisers] doet een beroep op de regeling neergelegd in artikel 7:411 BW. Lid 1 van deze bepaling luidt, voor zover relevant:

Indien de overeenkomst eindigt voordat de opdracht is volbracht (...), en de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van de volbrenging (...), heeft de opdrachtnemer recht op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon.”
4.24.
Zoals reeds in r.o. 4.18 is overwogen, hebben [eisers] en Van Schie c.s. het loon afhankelijk gesteld van de volbrenging van de opdracht. De situatie dat de overeenkomst is opgezegd voordat de opdracht is volbracht, doet zich tussen hen echter niet voor. De overeenkomst is immers niet opgezegd nadat een aantal maar nog niet alle stappen benodigd voor volbrenging zijn gezet, terwijl volbrenging nog steeds mogelijk en haalbaar is. De overeenkomst is opgezegd nadat de steeds moeizamer onderhandelingen met Ezion/Teras op redelijke gronden door Van Schie c.s. waren afgebroken en volbrenging van de opdracht redelijkerwijs niet meer in de rede lag. Het is dus niet zo dat Van Schie c.s. aan [eisers] de kans op volbrenging door opzegging hebben ontnomen, de kans op volbrenging was reeds vervlogen wegens hoofdzakelijk buiten deze partijen liggende omstandigheden.
4.25.
De rechtbank begrijpt dat het voor [eisers] zuur is dat hij zich langdurig heeft ingezet voor de beoogde verkoop van de Lisa A, terwijl daar uiteindelijk slechts onkostenvergoeding tegenover heeft gestaan. Dit is echter de consequentie verbonden aan de tussen partijen uiteindelijk gemaakte ‘
no cure no pay’ afspraak.
Aanvankelijk stelden Van Schie c.s. aan [eisers] , naar aanleiding van zijn vraag naar een bonus (zie onder 2.7 hierboven), in algemene zin een beloning in het vooruitzicht, zoals blijkt uit de e-mail van 13 november 2014 van [persoon 1] aan [eiser] : “
Let’s see the whole thing through to the end and please trust me that I will make it well worth you’re while.” (zie onder 2.8 hierboven). Later heeft [eiser] aangestuurd op “
a commission on the bareboat charter if I we can fix it” (zie onder 2.10 hierboven). Reeds in dit voorstel lag besloten dat alleen zou worden betaald indien het beoogde resultaat van de inspanningen zou zijn bereikt, en dit was niet anders in de uiteindelijke afspraak eind juni 2015 dat [eisers] bij verkoop van de Lisa A aan Ezion een commissie van 2,25 % van de verkoopopbrengst zouden verdienen. [eisers] heeft hiermee het risico van niet-beloning aanvaard dat zich hier heeft verwezenlijkt. Dat hij dit begreep blijkt uit zijn uitlating van 11 september 2015 - na het afblazen van de transactie met Ezion/Teras - “
If there is no sale there is no commission for me (...)” (zie onder 2.16).
4.26.
De conclusie is dat de vordering van [eisers] ook op deze grondslag niet kunnen worden toegewezen. Nu geen van de aangevoerde grondslagen kan slagen, zal de vordering worden afgewezen.
proceskosten
4.27.
[eisers] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Van Schie c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 3.894,00
- salaris advocaat €
5.160,00(2,0 punten × tarief € 2.580,00)
Totaal € 9.160,89.
en voorts in reconventie
4.28.
Van Schie stelt dat [eisers] gehouden zijn tot schadevergoeding, omdat zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen. Hiertoe voert Van Schie aan dat [eisers] ten onrechte Ezion niet hebben gehouden aan levering per 23 januari 2015 maar de positie van Van Schie c.s. hebben verzwakt door aan Ezion te schrijven dat Van Schie in verzuim zou komen te verkeren door schending van clausule 11 van de Memorandum of Agreement, wanneer de levering doorgang zou vinden. Van Schie verwijst naar de e-mail van [eiser] aan Ezion van 20 januari 2015 (zie onder 2.9 hierboven). [eisers] hadden tegen Ezion moeten zeggen dat het verkrijgen van een IPKA-vergunning de verantwoordelijkheid is van koper Ezion. Tijdens de mediation heeft [eiser] bovendien Ezion aangeboden om stukken ter beschikking te stellen die in het voordeel van Ezion zouden zijn. Van Schie stelt dat zij zonder deze fouten de aanbetaling van US$ 3.000.000,00 met rente had kunnen incasseren onder aftrek van (advocaat)kosten, in plaats van de werkelijke netto opbrengst van € 406.192,00. Er is dus sprake van een nadeel van € 2.228.167,00. Aldus nog steeds Van Schie c.s.
4.29.
[eisers] betwisten dat zij niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen. Volgens [eisers] heeft [eiser] de e-mail van 20 januari 2015 samen met [persoon 1] opgesteld na een discussie met [persoon 3] Ezion en [persoon 4] . [eiser] en [persoon 1] waren in Indonesië om de Lisa A, waar [persoon 1] vanaf wilde, te verkopen en er was een koper. Het leek [eiser] en [persoon 1] dan ook niet verstandig om op een conflict aan te sturen en zij wilden dan ook in harmonie de transactie uit stellen. De e-mail van 20 januari 2015 was een goed doordachte e-mail, strategisch en zeker geen fout. Er was geen alternatief. [eisers] betwisten dat zij in de mediation stukken hebben aangeboden aan Ezion, en dat zij beschikten over stukken die nog niet ‘
disclosed’ waren.
4.30.
De rechtbank overweegt als volgt. Van Schie verwijt [eisers] het verzenden van de e-mail aan Ezion van 20 januari 2015. Volgens [eisers] is deze e-mail echter door [eiser] samen met [persoon 1] opgesteld. Ter zitting heeft [persoon 1] dit erkend en verklaard dat nadien nog meer e-mails met zijn medeweten zijn verstuurd. Kennelijk was [persoon 1] - en daarmee Van Schie c.s. - het dus eens met de inhoud daarvan. Tegen deze achtergrond kunnen Van Schie c.s. aan [eisers] niet het verzenden van de e-mail verwijten, en heeft Van Schie onvoldoende gesteld om tot het oordeel te kunnen komen dat [eisers] niet de zorg van een goed opdrachtnemer in acht hebben genomen. Het verwijt inzake de mediation heeft Van Schie desgevraagd niet kunnen concretiseren en wordt bij gebrek aan voldoende onderbouwing verworpen. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
4.31.
Van Schie zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld, met dien verstande dat het verzoek van [eisers] om toewijzing van “
alle kosten” te vaag is geformuleerd en niet is onderbouwd. Alleen de gebruikelijke proceskosten zullen worden toegewezen. Deze kosten aan de zijde van [eisers] worden begroot op € 5.160,00 (2,0 punten × factor 1,0 × tarief € 2.580,00) aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van Van Schie c.s. tot op heden begroot op € 9.160,89,
in reconventie
5.3.
wijst de vordering af,
5.4.
veroordeelt Van Schie in de proceskosten, aan de zijde van [eisers] tot op heden begroot op € 5.160,00,
in conventie en in reconventie
5.5.
verklaart dit vonnis wat de kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.A.M. van Schouwenburg-Laan en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.
615/1885