ECLI:NL:RBROT:2018:4559

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
18.278 EA
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot een gedwongen schuldregeling op basis van artikel 287a van de Faillissementswet. Verzoekster, die een schuldregeling had aangeboden aan haar schuldeisers, heeft niet kunnen aantonen dat zij het maximaal haalbare heeft aangeboden. De schuldeisers ING Bank N.V. en KomKids Kinderopvang B.V. hebben geweigerd in te stemmen met de aangeboden regeling, die voorzag in een uitkering van 4,77% aan de preferente en 2,38% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van ING en KomKids een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast uitmaken, namelijk 46,56%. De rechtbank oordeelt dat het niet onredelijk is dat deze schuldeisers niet akkoord zijn gegaan met de regeling, gezien de onevenredigheid tussen hun belangen en die van verzoekster.

De rechtbank heeft in haar beoordeling meegenomen dat verzoekster geen bewijs heeft geleverd van arbeidsongeschiktheid en dat zij, gezien haar leeftijd, in staat zou kunnen zijn om binnen afzienbare tijd een inkomen uit arbeid te genereren. De rechtbank concludeert dat de belangen van de weigerachtige schuldeisers zwaarder wegen dan die van verzoekster en wijst het verzoek om een gedwongen schuldregeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor de partijen die dat recht hebben volgens de Faillissementswet.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer]
uitspraakdatum: 14 mei 2018
in de zaak van:
[naam 1],
[adres]
[woonplaats] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 13 februari 2018, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een tweetal schuldeisers, te weten:
  • ING Bank N.V. (hierna: ING);
  • KomKids Kinderopvang B.V. (KomKids);
die weigeren mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
ING en KomKids hebben voorafgaand aan de zitting een verweerschrift toegezonden.
Ter zitting van 17 april 2018 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer [naam 2] en mevrouw [naam 3] werkzaam bij Kredietbank Rotterdam (hierna: schuldhulpverlening);
  • de beschermingsbewindvoerder van Manna Support;
  • de heer [naam 4] , maatschappelijk werker;
  • de heer mr. D. IJpelaar, advocaat, werkzaam bij Advocatenkantoor Janssen Wassenaar;
  • mevrouw [naam 5] , werkzaam bij ING
KomKids is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift 21 schuldeisers, waarvan één preferente en 20 concurrente schuldeisers. Deze schuldeisers hebben in totaal een bedrag van € 61.575,63 van verzoekster te vorderen.
Verzoekster heeft bij brief van 13 juli 2017 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,77% aan de preferente schuldeisers en 2,38% aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond.
De aangeboden regeling is gebaseerd op de NVVK-norm.
Volgens de aangeboden schuldregeling wordt het aangeboden percentage – door middel van een door schuldhulpverlening ter beschikking gesteld saneringskrediet – in één keer aan de schuldeisers uitgekeerd.
Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster heeft sinds de aanmelding bij schuldhulpverlening geen nieuwe schulden of achterstanden meer laten ontstaan en haar vaste lasten worden inmiddels door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
19 schuldeisers stemmen met de aangeboden schuldregeling in. ING en KomKids stemmen hier niet mee in. Zij hebben vorderingen op verzoekster van respectievelijk € 26.040,07 en
€ 2.627,05, welke 46,56% van de totale schuldenlast belopen.

3.Het verweer

ING heeft in haar verweerschrift te kennen gegeven het aangeboden bedrag te laag te vinden. Het aanbod zou niet in verhouding staan met de totale schuldvordering. Evenmin is naar de mening van verzoekster sprake van een problematische schuldensituatie. Verzoekster heeft nog een groot aantal arbeidzame jaren in het verschiet en het is aannemelijk dat de afloscapaciteit nog zal toenemen. Indien verzoekster zich houdt aan de inspanningsverplichting is ING bereid om een regeling met haar te treffen te treffen voor 60 maanden, waarin periodiek de afloscapaciteit wordt vastgesteld.
Ter terechtzitting heeft ING verklaard dat verzoekster niet heeft aangetoond dat zij zich heeft ingespannen om zoveel mogelijk gelden te genereren. Verzoekster doet alleen vrijwilligerswerk.
In haar verweerschrift heeft KomKids gesteld dat het voorstel niet ziet op een maximale inspanning van verzoekster, omdat haar een saneringskrediet beschikbaar wordt gesteld. KomKids heeft zich bovendien op het standpunt gesteld dat de aangeboden regeling niet goed is gedocumenteerd en dat deze onvoldoende financieel transparant is. In de visie van KomKids heeft verzoekster voorts niet het maximaal haalbare aangeboden. Het beschikbaar gestelde saneringskrediet is immers gebaseerd op een Participatiewet-uitkering, terwijl de inkomenspositie van verzoekster de komende tijd nog zou kunnen verbeteren. KomKids wijst er daarbij op dat in de schuldsaneringsregeling wettelijke waarborgen bestaan om te verzekeren dat verzoekster voldoet aan haar verplichting zich in te spannen voor een fulltime dienstverband.
Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft KomKids geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunten ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van ING en KomKids bij hun weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of ING en KomKids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling hebben kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij hebben bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de vorderingen van ING en KomKids een aanzienlijk aandeel vormen in de totale schuldenlast van 46,56%. Gelet daarop zal niet snel kunnen worden geoordeeld dat ING en KomKids in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling konden komen.
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat het voorstel dat verzoekster heeft voorgelegd aan haar schuldeisers en de uitdelingspercentages die daarvan onderdeel uitmaken, zijn gebaseerd op de ongewijzigde voortzetting van de uitkering van verzoekster ingevolge de Participatiewet. Dat het aanbod van verzoekster het maximaal haalbare is waartoe zij binnen overzienbare termijn financieel in staat moet worden geacht, is niet aannemelijk geworden. Verzoekster heeft ter terechtzitting geen bewijs van arbeidsongeschiktheid over kunnen leggen, noch blijkt zulks uit haar verzoekschrift. Mede gezien haar leeftijd (thans 44 jaar), is niet gezegd dat zij niet in staat zal zijn om actief op zoek te gaan naar betaald werk en zich op die wijze van meer inkomen zal kunnen voorzien.
Er kan dan ook niet van worden uitgegaan dat verzoekster niet in staat zal zijn om binnen afzienbare tijd inkomsten uit arbeid te genereren waarmee zij haar schuldeisers beter of zelfs volledig tegemoet kan komen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet onredelijk is dat ING en KomKids nu niet akkoord hebben willen gaan met de aangeboden regeling.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de belangen van de weigerachtige schuldeisers zwaarder weegt dan die van verzoekster of de overige schuldeisers. Het verzoek om ING en KomKids te bevelen in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling wordt daarom afgewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst af het verzoek om een gedwongen schuldregeling te bevelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.C.A.M. Los, rechter, en in aanwezigheid van R.I. Buitenwerf-Don, griffier, in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2018. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.