ECLI:NL:RBROT:2018:4573

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 maart 2018
Publicatiedatum
11 juni 2018
Zaaknummer
10/252274-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor woninginbraak en heling na inbraak met aangetroffen paspoorten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak en heling. De verdachte werd in de nacht van de inbraak aangetroffen in zijn auto, waarin twee paspoorten waren aangetroffen die eerder die avond bij een inbraak waren weggenomen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van zeven maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet overtuigend kon worden gelinkt aan de woninginbraak, aangezien er geen bewijs was dat hij als mededader betrokken was geweest. De verdachte werd daarom vrijgesproken van zowel de woninginbraak als de heling van de paspoorten. Daarnaast werd de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/252274-17
VI-nummer: 99/000428-37
Datum uitspraak: 29 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Krimpen aan den IJssel,
gemachtigd raadsvrouw mr. M. Nentjes, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest;
  • herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, in de zaak met VI-nummer 99/000428-37.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde, te weten de woninginbraak aan de [adres delict] te Hendrik-Ido-Ambacht in vereniging heeft gepleegd. De telefoon van de verdachte heeft die avond, om 19:24 uur, een mast in Hendrik-Ido-Ambacht aangestraald. De verdachte is in de nacht na de inbraak aangetroffen in zijn auto met de medeverdachte. In de auto van de verdachte zijn paspoorten aangetroffen die de avond daarvoor bij de inbraak zijn weggenomen. De verdachte heeft geen verklaring voor het aantreffen van die paspoorten in zijn auto kort na de inbraak, evenmin heeft hij een verklaring voor zijn aanwezigheid in Hendrik-Ido-Ambacht.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van zowel de primair ten laste gelegde woninginbraak als de subsidiair ten laste gelegde heling van twee paspoorten, beide tezamen en in vereniging gepleegd.
4.1.3.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De aangevers zijn op 13 december 2017 om 17:15 uur van huis vertrokken. Om 23:00 uur hebben zij na thuiskomst de inbraak ontdekt. Omdat er reservesleutels van hun auto’s waren weggenomen, is de familie die auto’s gaan verplaatsen om te voorkomen dat die auto’s op een later moment alsnog zouden worden gestolen. Op het moment dat zij daarmee klaar waren en buiten in de tuin van hun huis stonden – inmiddels nacht –, zagen zij een auto langzaam voorbij het huis rijden terwijl de twee inzittenden naar het huis keken. Omdat bij hen een vermoeden bestond dat de inzittenden met de inbraak te maken hadden, is de zoon van de aangever deze auto gevolgd. Omstreeks 1:00 uur is hij die auto kwijtgeraakt. Het kenteken van de auto is doorgegeven aan de politie. De politie heeft positie ingenomen in Rotterdam, vlakbij het woonadres van de kentekenhouder van die auto. Wanneer de auto enige tijd later wordt gezien in Rotterdam, wordt aan de bestuurder van de auto een stopteken gegeven. De auto is doorzocht en daarin worden twee paspoorten aangetroffen die bij de inbraak zijn weggenomen. De inzittenden van de auto – zijnde de verdachte en de medeverdachte [naam medeverdachte] – zijn daarop om 1:45 uur aangehouden te Rotterdam.
WoninginbraakHet vorenstaande levert een verdenking op jegens verdachte en zijn medeverdachte, maar er zijn – ook overigens – geen bewijsmiddelen op basis waarvan overtuigend vastgesteld kan worden dat verdachte als mededader betrokken is geweest bij de woninginbraak, die eerder heeft plaatsgevonden. Ook levert het vorenstaande niet een situatie op waarvan gezegd kan worden dat het – behoudens een redelijke andersluidende verklaring van verdachte – niet anders kan zijn dan dat hij als mededader betrokken is geweest bij de woninginbraak. De verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van hetgeen hem primair ten laste is gelegd.
Heling
De ten laste gelegde pleegplaats van de heling is Hendrik-Ido-Ambacht. De paspoorten, die die avond bij de inbraak in Hendrik-Ido-Ambacht waren weggenomen, zijn evenwel niet in Hendrik-Ido-Ambacht, maar in Rotterdam door de politie aangetroffen in de door verdachte bestuurde auto.
Op basis van de andere bewijsmiddelen kan niet zonder twijfel worden vastgesteld dat de verdachte zich reeds in Hendrik-Ido-Ambacht aan heling van de paspoorten heeft schuldig gemaakt. De auto van verdachte is weliswaar in Hendrik-Ido-Ambacht gezien door de aangevers en ook verdachte zelf heeft verklaard dat hij langs de woning van de aangevers is gereden op 14 december 2017. Daarna is echter de auto een tijdje uit beeld geweest nadat de zoon van aangever hem uit het oog verloor en voordat de politie hem zag in Rotterdam.
De verdachte dient derhalve om die reden ook te worden vrijgesproken van hetgeen hem subsidiair ten laste is gelegd.
Conclusie
De verdachte wordt integraal vrijgesproken van het ten laste gelegde.

5.In beslag genomen voorwerpen

Aan dit vonnis is als bijlage een lijst gehecht van de in beslag genomen voorwerpen, waarvan de inhoud als hier ingelast dient te worden beschouwd.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen kleding – voor zover die niet eerder zijn geretourneerd – terug te geven aan de verdachte.
5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft ook verzocht om teruggave.
5.3.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen voorwerpen zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

6.Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling

6.1.
Beslissing waarvan herroeping wordt gevorderd
Bij vonnis van 16 september 2014 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 jaar, met aftrek van voorarrest.
De verdachte is op 30 januari 2017 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van de hierbij gestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De proeftijd is ingegaan op 30 januari 2017 en bedraagt 487 dagen.
6.2.
Beoordeling
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten, kan niet worden geoordeeld dat de verdachte de algemene voorwaarde heeft geschonden. Daarom zal de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling afwijzen.

7.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

8.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan de verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte lijst zijn genummerd 1 tot en met 13, voor zover die niet eerder zijn geretourneerd;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
wijst af de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.M.H. Geerars, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 13 december 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, uit een woning gelegen aan de [adres delict] ,
sieraden, autosleutels, een kluis met inhoud en/of twee paspoorten, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 13 december 2017 te Hendrik-Ido-Ambacht, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een of meer goed(eren), te weten 2 paspoorten (op naam van [naam slachtoffer 2] en/of [naam slachtoffer 1] ) heeft verworven, voorhanden gehad en/of
overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).