Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1.Onderzoek op de terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Eis officier van justitie
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, met dien verstande dat bij feit 2 het opzettelijk aanwezig hebben van 0,8 gram cocaïne bewezen kan worden in plaats van 8,8 gram cocaïne;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering.
4.Waardering van het bewijs
0,8gram
van een materiaal bevattendecocaïne en 0,3 gram
van een materiaal bevattendeMDMA, zijnde cocaïne en MDMA telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5.Strafbaarheid feiten
6.Strafbaarheid verdachte
7.Motivering straf
8.In beslag genomen voorwerpen
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Bijlagen
11.Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de
proeftijd, die hierbij wordt gesteld op
2 jaar, na te melden voorwaarden overtreedt;
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor de feiten 1 en 3 het voorwerp dat op de aan dit vonnis gehechte lijst is genummerd 1.