ECLI:NL:RBROT:2018:4612

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2018
Publicatiedatum
12 juni 2018
Zaaknummer
ROT 18/2855
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

Op 12 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, eigenaar van een woning in Barendrecht, had verzocht om een voorlopige voorziening tegen de sluiting van zijn woning, die door de burgemeester van Rotterdam was gelast op basis van artikel 13b van de Opiumwet. De sluiting was opgelegd voor de duur van zes maanden, naar aanleiding van vermoedens van drugshandel vanuit de woning.

Tijdens de zitting op 12 juni 2018 is verzoeker verschenen, bijgestaan door een raadsman. De burgemeester werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, die bijgestaan werd door een andere advocaat. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in een financiële noodsituatie zou komen te verkeren in afwachting van de behandeling van het bezwaarschrift.

De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat er sprake was van een spoedeisend belang. De beslissing werd onderbouwd met de overweging dat verzoeker op 11 juni 2018 en tijdens de zitting geen overtuigende argumenten had gepresenteerd die zijn financiële noodsituatie konden onderbouwen. De uitspraak werd ondertekend door de voorzieningenrechter en de griffier, en er werd aangegeven dat tegen deze uitspraak geen rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/2855

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

12 juni 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam 1] , te Barendrecht, verzoeker,

en

de burgemeester van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. C.W. de Jong.
Verzoeker is verschenen, bijgestaan door [naam 2] .
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door
mr. H.J. Kooistra.
Na de sluiting van het onderzoek ter zitting op 12 juni 2018 heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan. De beslissing en de gronden van de beslissing luiden als volgt.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Bij besluit van 28 mei 2018 heeft verweerder de sluiting gelast van de woning [adres] op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor de duur van zes maanden. Verzoeker is eigenaar van de woning. Volgens vaste rechtspraak moet, om een voorlopige voorziening op financiële gronden te rechtvaardigen, verzoeker aannemelijk maken dat hij in een financiële noodsituatie zal komen te verkeren.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gezien de door verzoeker op 11 juni 2018 en ter zitting ingebrachte stukken en de ter zitting gegeven mondeling toelichting, verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in afwachting van de behandeling van het bezwaarschrift in een financiële noodsituatie komt te verkeren. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt afgewezen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.
Dit proces-verbaal is ondertekend door mr. A.I. van Strien, voorzieningenrechter, en
J. Bijleveld, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.