ECLI:NL:RBROT:2018:4697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
14 juni 2018
Zaaknummer
rot 17/2691
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aflevering van URA-diergeneesmiddelen zonder recept door vergunninghouder

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 15 juni 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam 1], eiseres, en de Staatssecretaris van Economische Zaken, thans de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder. Eiseres, die een vergunning heeft voor het afleveren van URA-diergeneesmiddelen, werd een boete van € 5.000,- opgelegd vanwege het afleveren van deze geneesmiddelen zonder dat er een recept van een dierenarts was overgelegd. De rechtbank oordeelde dat eiseres had moeten controleren of aan de levering een recept ten grondslag lag, wat zij niet had gedaan. Dit was in strijd met de Wet Dieren en de bijbehorende regelgeving. Eiseres had in de periode van 6 januari 2014 tot 6 oktober 2015 URA-geneesmiddelen geleverd aan schapenhouders zonder de vereiste recepten, wat resulteerde in de opgelegde boete.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet had aangetoond dat zij niet aflevert, maar enkel bezorgt voor de kleinhandel en de dierenarts. De rechtbank benadrukte dat de regelgeving vereist dat de aflevering van URA-geneesmiddelen uitsluitend op recept van een dierenarts mag plaatsvinden. Eiseres had de verantwoordelijkheid om te controleren of aan de levering een geldig recept ten grondslag lag, en het niet naleven van deze verplichting leidde tot de conclusie dat de boete terecht was opgelegd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de hoogte van de boete te matigen of om af te zien van de oplegging van de boete.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 17/2691

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juni 2018 in de zaak tussen

[naam 1]., te [vestigingsplaats 1], eiseres,

gemachtigde: mr. M. Stol,
en
de Staatssecretaris van Economische Zaken,
thans de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,
gemachtigde: mr. N. Aamimi.

Procesverloop

Bij besluit van 8 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres een boete opgelegd van € 5.000,- vanwege een overtreding van bij of krachtens de Wet dieren gestelde voorschriften in de periode 6 januari 2014 tot 6 oktober 2015.
Bij besluit van 15 maart 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft haar standpunt nader onderbouwd en aanvullende stukken ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 27 maart 2018. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde, bijgestaan door [naam 7] , bestuurder van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en mr. [naam 8] , bijgestaan door [naam 1] , toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Overwegingen

1. [naam 3] (eiseres) heeft een vergunning voor het afleveren van o.a. URA-diergeneesmiddelen. Dat zijn geneesmiddelen die uitsluitend op recept van een dierenarts mogen worden afgeleverd. Schapenhouders bestelden in de periode januari 2014 tot oktober 2015, via de internetsite van [naam 3] (hierna: [naam 3]) of via de site van de [naam 3] (hierna: [naam 3]), URA-geneesmiddelen. De [naam 3] gaf de bestelling door aan eiseres. Eiseres bezorgde rechtstreeks aan de schapenhouder, de eindgebruiker. Die kreeg een factuur van de [naam 3] De dierenarts [naam 2] (handelend onder de naam: [naam 3]) had deze afspraak zo gemaakt met eiseres en de [naam 3]. Eiseres wordt verweten dat zij URA-geneesmiddelen heeft geleverd zonder dat hiervoor recepten waren overgelegd.
2. Standpunt verweerder:
In de periode waar het hier over gaat (6 januari 2014 tot 6 oktober 2015) had eiseres een vergunning op basis van de Diergeneesmiddelenwet/Wet dieren voor het afleveren van gekanaliseerde diergeneesmiddelen (eiseres was in die periode formeel geen groothandel of kleinhandel in de zin van het Besluit diergeneesmiddelen). De vergunning die eiseres toen had was een zogenaamde AK-vergunning. Op grond daarvan mocht eiseres ook URA-geneesmiddelen leveren aan houders van dieren maar dan alleen op basis van een recept door de dierenarts. Eiseres moest in die periode de regeling voor URA-geneesmiddelen volledig in acht nemen. Zij had volgens verweerder op de aanwezigheid van een recept moeten controleren. Bij aflevering aan een dierenarts of een vergunninghouder voor kleinhandel in gekanaliseerde diergeneesmiddelen (zie onder 4.1.) hoefde eiseres niet op de aanwezigheid van een recept te controleren; bij levering aan een houder van dieren wel. Dat eiseres dat niet heeft gedaan is in strijd met artikel 5.8, onder a, van het Besluit Diergeneesmiddelen (hierna: het Besluit), in samenhang met artikel 2.15 van de Regeling Diergeneesmiddelen (hierna: de Regeling). Eiseres heeft daarmee iets gedaan wat haar niet was toegestaan met de aan haar verleende vergunning. Dat is strafbaar gesteld in artikel 2.19 van de Wet Dieren. Bij overtreding van die bepaling kan verweerder een boete opleggen (de artikelen 8.6 en 8.7 van de Wet dieren).
3. Standpunt eiseres:
In de fase van zienswijze/bezwaar voerde eiseres nog aan dat de bestelling van de dierenarts (of de met de dierenarts samenwerkende Wolfederatie) het (benodigde) recept was.
In beroep voert eiseres alleen nog maar als beroepsgrond aan dat er geen sprake is van levering aan een eindgebruiker, maar uitsluitend van levering aan een dierenarts ( [naam 3] ) of aan een kleinhandel met vergunning [naam 3]). Eiseres stelt alleen maar te fungeren als bezorgdienst voor haar klanten (de kleinhandelaar [naam 3] en de dierenarts [naam 6] ). De URA-middelen waar het over gaat zijn namens die klanten verzonden aan de opgegeven adressen. Dan is er geen verplichting om te toetsen of er een recept is, aldus eiseres. De toetsing aan de receptplicht dient de kleinhandel zelf te verrichten. Zij hebben immers de beslissing genomen om de URA-middelen aan de houder van dieren ter beschikking te stellen.
Eiseres beroept zich ter onderbouwing van haar standpunt op een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, ECLI:RBMNE:2015:5346. Daar betrof het een levering door een apotheek, verzonden door de groothandel aan een tandarts. Het ging daarbij om de vraag of de verzending door de groothandel in opdracht van de apotheek, een levering was van de apotheek, of van de groothandel. Dat was een levering door de apotheek. Dat is hier niet anders, aldus eiseres.
4. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond niet slaagt.
4.1.
Wat afleveren is, is in de regelgeving niet gedefinieerd. Maar de kanalisatie van de diergeneesmiddelen ziet nu juist op het afleveren (en toepassen) van de diergeneesmiddelen op recept. Die afleverstatus is met de kanalisatie verdeeld in groepen, waaronder die van de URA-middelen (afleveren uitsluitend op recept van de dierenarts) zoals bedoeld in artikel 2.13/2.15 van de Regeling. Afhankelijk van het risico dat het middel oplevert, is bepaald wie het middel mag afleveren/toepassen. Bij de URA-status is het afleveren niet gekoppeld aan het mogen toedienen, zoals bij de UDD-status, maar voor alle gekanaliseerde middelen geldt wel dat ze uitsluitend op recept mogen worden geleverd. Gelet daarop kan niet worden gezegd dat “afleveren” in de regelgeving die hier aan de orde is, geen speciale betekenis heeft. Dat betekent naar het oordeel van de rechtbank ook dat degene die aflevert inderdaad moet controleren of er een recept voor het middel is afgegeven. Dat volgt uit het bepaalde in artikel 2.13 van de Regeling is samenhang met artikel 5.8 van het Besluit.
4.2.
Ook is in de regelgeving uitdrukkelijk onderscheid gemaakt in het “afleveren aan een andere vergunninghouder” (artikel 5.7 van het Besluit) en het “afleveren aan houders van dieren” (artikel 5.8 van het Besluit).
In de Regeling zijn in hoofdstuk 5 regels gegeven voor o.a. de verstrekking van diergeneesmiddelen. In artikel 5.8. van de Regeling is voor de plaats van aflevering door de kleinhandel van voorgeschreven diergeneesmiddelen aan een houder van een dier bepaald dat dat moet gebeuren in een lokaal als bedoeld in artikel 5.2 van de Regeling. Dat voorschrift komt ook terug in de vergunning die aan eiseres per 1 mei 2012 voor een periode van vijf jaar is verlengd: daarin is bepaald dat de vergunning uitsluitend betrekking heeft op de lokaliteit gelegen op het perceel [adres] te [vestigingsplaats 1]. Met het bezorgen van de diergeneesmiddelen aan de eindgebruiker omzeilt eiseres voor haarzelf (als vergunninghouder voor het afleveren van URA-geneesmiddelen aan de houder van dieren) dit voorschrift. Maar dat doet zij ook voor het afleveren door de vergunninghouders voor kleinhandel (in dit geval de dierenarts [naam 2] en de [naam 3]): die mogen immers ook alleen afleveren aan een houder van een dier in een lokaal als bedoeld in artikel 5.2 van de Regeling. Met het bezorgen op het huisadres van de houder van dieren kan de kleinhandel aan wie eiseres zegt te leveren zich niet aan dit voorschrift houden. Je kunt met andere woorden niet bezorgen bij de eindgebruiker voor een kleinhandel/dierenarts die moet afleveren in een lokaal als genoemd in artikel 5.8 van de Regeling. De aflevering van diergeneesmiddelen is dus wel degelijk aan voorschriften gebonden.
4.3.
Onder deze omstandigheden heeft eiseres niet het standpunt kunnen innemen dat zij niet aflevert, maar bezorgt voor degene die bij haar bestelt en aan wie zij zegt te leveren.
Van een parallel met de uitspraak ECLI:BL:RBMNE:2015:5346 is geen sprake. Daar was immers duidelijk dat de apotheek controleerde op de receptplicht en de geneesmiddelen bestelde en op die wijze aan de tandarts verstrekte. Van een bestelling door de [naam 3]/de dierenarts [naam 6] is hier echter geen sprake. Ook de receptplicht werd door [naam 3] of de [naam 3] niet gecontroleerd; dat blijkt uit de verklaringen zoals opgenomen in het rapport van bevindingen van 22 april 2016. De houder van de dieren bestelde en eiseres veronderstelde dat daaraan een recept ten grondslag ligt.
5. Conclusie:
Nu er geen sprake is van afleveren aan een andere vergunninghouder heeft verweerder terecht geoordeeld dat eiseres zich moest houden aan het voorschrift dat het diergeneesmiddel uitsluitend wordt afgeleverd na te zijn voorgeschreven. Eiseres had als vergunninghouder moeten controleren of aan de levering een recept van de dierenarts ten grondslag lag. Vaststaat dat eiseres dat niet heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseres URA-diergeneesmiddelen heeft afgeleverd aan houders van dieren zonder te controleren op het vereiste recept van de dierenarts. Verweerder heeft dus terecht vastgesteld dat eiseres artikel 2.19, eerste en tweede lid, van de Wet dieren heeft overtreden, in samenhang met artikel 5.8, onder a, van het Besluit en artikel 2.15 van de Regeling. Verweerder was daarom bevoegd een boete van € 5.000,- aan eiseres op te leggen.
6. Eiseres heeft geen gronden aangevoerd tegen de hoogte van de boete. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boete.
7. Het beroep is dus ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
P. Deinum, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 juni 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven.