ECLI:NL:RBROT:2018:4775

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/661017-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in vereniging met een ander tijdens Eerste Kerstdag

Op 28 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een poging tot inbraak in vereniging. De zaak vond plaats op Eerste Kerstdag, 25 december 2017, toen de verdachte samen met een medeverdachte een bewoonde woning in Capelle aan den IJssel binnenging door een ruit te forceren. De rechtbank oordeelde dat de uiterlijke verschijningsvormen van het feit, zoals het binnengaan van een bewoond huis in de avond, de alternatieve lezing van de verdachte onaannemelijk maakten. De verdachte had verklaard dat hij en zijn vriend naar binnen gingen om met twee dames te 'chillen', maar deze verklaring werd niet geloofwaardig geacht. Twee getuigen hoorden glasgerinkel en zagen de verdachte en zijn medeverdachte, waarna de medeverdachte vluchtte en de verdachte zich verstopte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte bezig waren met een poging tot woninginbraak, die door de ontdekking op heterdaad niet kon worden voltooid. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit, maar verklaarde het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 92 dagen, met aftrek van voorarrest, en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/661017-17
Datum uitspraak: 28 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de PI Rijnmond locatie De IJssel,
raadsman mr. T.P. van der Eerden, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 28 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij samen met een vriend een ruit van een woning heeft kapotgeslagen en naar binnen is gegaan om daar met twee dames te ‘chillen’. De raadsman heeft aangevoerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van het incident – waarbij geen inbrekerswerktuig is aangetroffen en geen gezichtsbedekkende kleding is gebruikt – niet past bij een poging tot inbraak en de verklaring van de verdachte op basis van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen niet kan worden uitgesloten. De raadsman verzoekt daarom de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde vrij te spreken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachte gelet op de omstandigheden van het geval naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden begrepen dan als een poging tot woninginbraak met het oogmerk goederen uit de woning mee te nemen. De verdachte wilde omstreeks 20.00 uur in de avond op eerste kerstdag 25 december 2017, dus als het donker is buiten, samen met een medeverdachte een bewoonde woning, waar op dat moment niemand thuis was, binnengaan door een ruitje kapot te tikken. Verdachte is vervolgens door de opening in de ruit de woning ook daadwerkelijk binnengegaan. Twee getuigen hoorden glasgerinkel en zijn op het geluid afgegaan. Bij de woning aangekomen zagen zij de verdachte binnen en zijn medeverdachte buiten staan. Toen zij ‘stop politie’ riepen, is de medeverdachte weggerend. De verdachte is naar boven gevlucht om zich te verstoppen en is vervolgens door de politie bovenaan de trap naar de zolderverdieping aangetroffen. De verklaring van verdachte, dat hij en zijn vriend in het huis met twee dames af wilden spreken is daarentegen niet aannemelijk geworden. De verdachte heeft dit scenario niet verder onderbouwd en vragen over de medeverdachte of de betrokken dames niet willen beantwoorden, ook niet nadat hem is voorgehouden welk belang er is gediend bij het beantwoorden van vragen over een alternatieve lezing. De rechtbank moet het er dan ook voor houden dat verdachte en zijn medeverdachte bezig waren met een woninginbraak die ze door de ontdekking op heterdaad door de twee getuigen en het arriveren van de politie, niet hebben kunnen voltooien.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 25 december 2017 te Capelle aan den IJssel,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningin een
woning (gelegen op/aan de [adres delict] ) weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader toebehoorde, en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen door middel van braak en inklimming, met zijn mededader,
naar voornoemd pand is gegaan en vervolgens een ruit van voornoemde woning
heeft geforceerd en de woning heeft betreden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een woning. Een woninginbraak is een ergerlijk feit dat gevoelens van onveiligheid in de samenleving versterkt. Bovendien leert de ervaring dat woninginbraken bij de slachtoffers vaak leiden tot een langdurig verminderd gevoel van veiligheid in hun eigen woning. Daarnaast heeft de verdachte schade berokkend aan de woning door een ruit kapot te slaan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 6 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft op 28 december 2017 een zogenaamd vroeghulprapport over de verdachte opgemaakt. Hoewel de reclassering zorgen heeft over het delictgedrag van de verdachte, ziet zij geen mogelijkheden om te interveniëren vanwege de houding van de verdachte.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Een voorwaardelijk strafdeel, zoals door de officier van justitie gevorderd, zal achterwege blijven omdat de rechtbank daarvoor geen ruimte meer ziet gelet op de gebruikelijke strafmaat voor een poging inbraak afgezet tegen de tijd die de verdachte al in voorarrest heeft gezeten.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 92 (tweeënnegentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 25 december 2017 te Capelle aan den IJssel tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning, gelegen op/aan de [adres delict] heeft weggenomen een telefoon (merk/type Samsung S6), in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/ hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
Subsidiair
hij op of omstreeks 25 december 2017 te Capelle aan den IJssel, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een
woning (gelegen op/aan de [adres delict] ) weg te nemen goederen en/of
geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2] , in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s) toebehoorde, en zich daarbij de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen door middel van braak, verbreking en/of
inklimming, met zijn mededader, althans alleen, naar voornoemd pand is gegaan en/of vervolgens een ruit van voornoemde woning
heeft geforceerd en/of de woning heeft betreden
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;