ECLI:NL:RBROT:2018:4777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/251865-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarbij behorende munitie

Op 28 maart 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op dat moment preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Dordrecht. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en bijbehorende munitie, gepleegd op 12 december 2017 in Rotterdam. De officier van justitie, mr. M. van Driel, eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van zes maanden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft dit zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de wettige bewijsmiddelen die in bijlage II zijn opgenomen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen feit, het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, strafbaar is en dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar overwegingen meegenomen. De verdachte heeft verklaard het wapen ook mee naar buiten te hebben genomen, wat de rechtbank als zeer ernstig beschouwt, gezien het risico op levensbedreigend geweld.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat, gezien de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan, een gevangenisstraf van zes maanden passend is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met het advies van de reclassering, die een onvoorwaardelijke straf adviseerde. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en het bevel tot voorlopige hechtenis is opgeheven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/251865-17
Datum uitspraak: 28 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting Dordrecht,
raadsman F. Ben-Saddek, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. van Driel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1. hij
op 12 december 2017 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de vorm van een pistool van het merk Makarov, type PM, kaliber 9x18 MM MAK
en
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten 8 kogelpatronen, kaliber 9x18 mm MAK
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft een vuurwapen met bijbehorende munitie voorhanden gehad. De verdachte heeft verklaard dit wapen ook af en toe mee naar buiten te hebben genomen en er dus mee op straat te hebben gelopen. De rechtbank rekent de verdachte dit zwaar aan. Het ongecontroleerde bezit van geladen vuurwapens en munitie verhoogt het risico op een levensbedreigend geweldsdelict en brengt daardoor een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Op dergelijke misdrijven kan niet anders dan met een gevangenisstraf worden gereageerd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 2 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Bouman GGZ, afdeling reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 maart 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Er zijn aanwijzingen voor drugsproblematiek, maar die staat niet in relatie tot het delictgedrag. Er zijn geen aanwijzingen voor psychische problematiek, maar de sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte oogt de reclassering marginaal. Hij beschikt over zelfstandige huisvesting, maar hij is deels arbeidsongeschikt door artritis en het ontbreekt hem aan een zinvolle dagbesteding. Hij staat onder bewindvoering. Het netwerk van de verdachte is klein en deels negatief. Zijn gezin lijkt wel een positieve steunbron voor hem te zijn en omdat zijn gezin is ingetrokken in zijn woning, kan hij hier na zijn detentie naar terugkeren.
De verdachte externaliseert zijn delictgedrag en neemt hier onvoldoende verantwoordelijkheid voor. Hij heeft geen hulpvraag aan de reclassering, maar geeft aan overal aan mee te werken indien de rechtbank hem hiertoe verplicht. Gezien het ontbreken van problematiek in relatie tot het delictgedrag en een hulpvraag, ziet de reclassering geen mogelijkheden voor het uitvoeren van interventies.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
De rechtbank neemt dit rapport en het daarin geformuleerde advies mee in haar strafmaatoverweging.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op al het voorgaande ziet de rechtbank bovendien geen aanleiding om een deel voorwaardelijk op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1. hij
op of omstreeks 12 december 2017
te Rotterdam
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet
wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3° van die wet in de
vorm van een pistool van het merk Makarov, type PM, kaliber 9x18 MM MAK
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie,
te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III,
te weten 8 kogelpatronen, kaliber 9x18 mm MAK
voorhanden heeft gehad;