ECLI:NL:RBROT:2018:4778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2018
Publicatiedatum
18 juni 2018
Zaaknummer
10/811101-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling in Schiedam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2018 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling. De officier van justitie had vrijspraak van het primair ten laste gelegde gevorderd, maar wilde wel een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, met een taakstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. De verdachte had zich onttrokken aan een aanhouding door de aangeefster, die hem achtervolgde. De verdachte reed in de richting van de aangeefster, maar de rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte onvoldoende bewijs boden voor de conclusie dat er sprake was van een bedreiging met een misdrijf tegen het leven of zware mishandeling. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte op zijn eigen weghelft reed en dat de aangeefster op de verkeerde weghelft kwam. De rechtbank concludeerde dat er geen opzet of aanmerkelijke kans was dat de verdachte de aangeefster zou aanrijden. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. De benadeelde partij, die immateriële schade vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft de kosten van de benadeelde partij op nihil begroot.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/811101-17
Datum uitspraak: 28 maart 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Pieters heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 150 uur, te vervangen door 75 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van vier maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering primair ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak met nadere motivering subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het subsidiair ten laste gelegde bewezen kan worden. Van belang hierbij is dat verdachte zich eerst onttrok aan een aanhouding door aangeefster en aangeefster bezig was met de achtervolging van de verdachte. In die situatie kwam de verdachte in de richting van de aangeefster rijden en koos hij ervoor om op het laatste moment om haar heen te sturen en daarna weg te rijden in plaats van te stoppen. Onder deze omstandigheden kon bij aangeefster de objectieve redelijke vrees ontstaan dat zij dood of zwaargewond zou raken. Dat is een bedreiging tegen het leven gericht.
4.2.2.
Beoordeling
Niet in geschil is dat de verdachte laakbaar heeft gehandeld door beschonken achter het stuur te kruipen en weg te rijden van aangeefster, nadat zij hem op zijn gedrag had aangesproken en om zijn papieren vroeg. Dat de verdachte enige minuten later met een zekere mate van doelbewustheid in de richting van aangeefster heeft gereden, vindt echter onvoldoende steun in de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft aan de hand van de op zitting bekeken camerabeelden die zich in het in het dossier bevinden het volgende vastgesteld. Verdachte kwam kort voor het incident met zijn auto achteruit een straat uitrijden, waarna hij linksaf terug de straat in komt rijden waar het betreffende incident daarna plaatsvindt. Verdachte rijdt deze straat in op zijn eigen weghelft terwijl tegelijkertijd aangeefster hem op de fiets tegemoet komt op de verkeerde weghelft, dat wil zeggen de weghelft van verdachte. Het incident speelt zich vervolgens in een vrij kort tijdsbestek en over een korte afstand af. Op het moment dat aangeefster met haar fiets remt en stopt, is op de beelden te zien dat verdachte ook remt, een lichte stuurmanoeuvre naar links maakt en vervolgens om aangeefster heen wegrijdt. Verdachte stopt weliswaar niet en de rechtbank sluit niet uit dat aangeefster geschrokken is, maar deze omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen concluderen dat de handelingen van de verdachte een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht dan wel een zware mishandeling opleveren. De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden van het geval onvoldoende aanknopingspunten bieden om aan te kunnen nemen dat de verdachte opzet had, dan wel bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn handeling van dien aard was en onder zodanige omstandigheden is gebeurd dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar zou aanrijden. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat de verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de bedreiging van aangeefster met een misdrijf tegen het leven gericht of zware mishandeling.
4.2.3.
Conclusie
Het subsidiair ten laste gelegde is daarom niet wettig en overtuigend bewezen, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd
[naam benadeelde]ter zake van het ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 450,00 aan immateriële schade.
5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert een toewijzing van de vordering, gematigd tot € 250,00 en niet-ontvankelijkverklaring van het resterende deel.
5.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
5.3.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

6.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. dr. M.M. Koevoets, voorzitter,
en mrs. A.A.T. Werner en E.B.J. van Elden, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. drs. M.R. Moraal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Schiedam ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [naam slachtoffer]
(hoofdagent van politie eenheid Rotterdam) van het leven te beroven, althans
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet als bestuurder van een
(personen)auto (merk/type Opel Astra, kleur zwart) met die (personen)auto
snelheidsvermeerderend op die (op een fiets zittende) [naam slachtoffer] is ingereden en/of
afgereden, althans in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden, waardoor die [naam slachtoffer] van
de fiets is afgesprongen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf
niet is voltooid;
Subsidiair
hij op of omstreeks 27 april 2017 te Schiedam
[naam slachtoffer] (hoofdagent van politie eenheid Rotterdam) heeft bedreigd met
enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers is verdachte opzettelijk dreigend
als bestuurder van een (personen)auto (merk/type Opel Astra, kleur zwart) met
die (personen)auto snelheidsvermeerderend op die (op een fiets zittende) [naam slachtoffer]
ingereden en/of afgereden, althans in de richting van die [naam slachtoffer] is gereden,
waardoor die [naam slachtoffer] van de fiets is afgesprongen;