ECLI:NL:RBROT:2018:4820

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
C/10/539619 / HA ZA 17-1106
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident inzake exceptio plurium litis consortium in geschil over nakoming overeenkomst aandelenverkoop

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een incident inzake een exceptio plurium litis consortium. De partijen, IT Capital B.V. en Nesbic Graphic Industries B.V., zijn verwikkeld in een geschil over de nakoming van een overeenkomst tot de verkoop van aandelen in de vennootschap Promez. Gedaagde Nesbic stelt dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat de koopovereenkomst voor alle aandelen in Promez is gesloten tussen Nesbic als koper en IT Capital, Meldan B.V. en Delta Modulus B.V. als verkopers. Hierdoor zou de vordering tot nakoming enkel door de drie verkopers gezamenlijk ingesteld kunnen worden.

De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Er is geen specifieke wetsbepaling die deelname van een derde aan het geding voorschrijft, noch is er een rechtsverhouding in geschil die vereist dat alle betrokkenen samen in het geding worden betrokken. De rechtbank concludeert dat de beslissing ten aanzien van IT Capital en Nesbic niet noodzakelijkerwijs dezelfde uitkomst behoeft te hebben als die voor de andere verkopers. De rechtbank wijst de incidentele vordering van Nesbic af en veroordeelt haar in de kosten van het incident.

De zaak zal op 27 juni 2018 opnieuw op de rol komen voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/539619 / HA ZA 17-1106
Vonnis van 13 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
IT CAPITAL B.V.,
gevestigd te Almere,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.R.F. van der Mark te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NESBIC GRAPHIC INDUSTRIES B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. R.W.M. Beerens te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna IT Capital en Nesbic genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 14 november 2017, met 4 producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens houdende incidentele conclusie, met 4 producties;
  • de conclusie van antwoord in het incident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

in de hoofdzaak

2.1.
IT Capital vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, Nesbic veroordeelt om aan IT Capital te betalen een bedrag van € 79.200,- dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met, zeer verkort weergegeven, rente en (na)kosten.
2.2.
IT Capital legt aan haar vordering, verkort weergegeven, het volgende ten grondslag. Tussen partijen is op 23 december 2013 een overeenkomst gesloten met betrekking tot de verkoop van aandelen van - onder meer - IT Capital in de besloten vennootschap Promez Communicatie Management B.V. (hierna Promez). Daarbij is de koopsom van de aandelen bepaald op € 332.000,- en is onder meer overeengekomen dat een bedrag van € 100.000,- bij ondertekening van de overeenkomst zou worden voldaan, dat een bedrag van € 100.000,- zou worden omgezet in een geldlening met een looptijd van drie jaar en dat het resterende deel van de koopsom zou worden uitgekeerd in de vorm van een earn out-vergoeding over de jaren 2014, 2015, en 2016. Aan de uitkering van de earn out-vergoeding was een voorwaarde verbonden. In artikel 2.1 van de overeenkomst was bepaald dat de verkoper (IT Capital) geen earn out-vergoeding zou ontvangen indien de EBITDA bij een juiste bedrijfsvoering niet wordt behaald, aldus IT Capital.
IT Capital verwijt Nesbic dat zij zich, kort gezegd, onvoldoende heeft ingespannen om te bewerkstelligen dat de beoogde c.q. vereiste omzet werd gerealiseerd. IT Capital stelt onder meer dat de kostenposten drastisch waren toegenomen, Nesbic geen gebruik heeft gemaakt van de expertise van de heer [persoon] en Nesbic ook niet - zoals was overeengekomen - de kosten en doorbelastingen ter goedkeuring aan IT Capital heeft voorgelegd en evenmin IT Capital maandelijks heeft voorzien van de resultatenrekening van Promez.
IT Capital stelt dat die beoogde omzet wel gerealiseerd had kunnen worden bij een verantwoord beleid en een juiste bedrijfsvoering. Daarom maakt IT Capital aanspraak op een bedrag van € 79.200,- zijnde de aan IT Capital toekomende 60 % van het totaalsaldo van de earn out-vergoedingen over 2014, 2015 en 2016 die volgens IT Capital tenminste uit zouden komen op een bedrag van € 132.000,-.
in het incident
2.3.
Nesbic stelt dat IT Capital niet in haar vordering kan worden ontvangen, althans dat de vordering van IT Capital dient te worden afgewezen, met veroordeling van IT Capital in de kosten van de procedure, omdat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Nesbic stelt dat de koopovereenkomst van alle aandelen in Promez is gesloten tussen enerzijds Nesbic als koper en anderzijds IT Capital, Meldan B.V. en Delta Modulus B.V. als verkopers, zodat de vordering tot nakoming van de overeenkomst enkel had kunnen worden ingesteld door de drie verkopers gezamenlijk.
2.4.
IT Capital concludeert tot afwijzing van de incidentele vordering en veroordeling van Nesbic in de kosten van het incident. IT Capital voert aan dat geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. IT Capital voert aan dat haar vordering is gebaseerd op een samenstel van feiten en omstandigheden waaronder onder meer ook de betrokkenheid van de bestuurder van IT Capital, de heer [persoon] , bij de bedrijfsvoering na de datum van overdracht. Eén van de dragende elementen van de vordering is het feit dat IT Capital ervoor heeft gekozen om na 31 maart 2014 geen gebruik meer te maken van de expertise en de diensten van de heer Manten, hetgeen de resultaten van de bedrijfsvoering nadelig heeft beïnvloed, aldus IT Capital. IT Capital voert aan dat dit voor zover bekend niet speelt in de relatie tussen de beide andere verkopers en Nesbic, zodat het niet zeker en daarom ook niet noodzakelijk is dat de beoordeling van door de andere verkopers in te stellen vorderingen jegens Nesbic op dezelfde wijze uitvallen als de beoordeling van de vordering van IT Capital tegen Nesbic.
2.5.
Voor zover de rechtbank oordeelt dat wel sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding verzoekt IT Capital de rechtbank om haar in de gelegenheid te stellen om binnen een door de rechtbank te bepalen termijn (op niet meer dan veertien dagen) de twee andere verkopers in het geding op te roepen.
2.6.
Bij arrest van 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:411) beslist dat in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen in de procedure moeten worden betrokken. Het gaat dan immers om een beslissing die in dezelfde zin moet luiden ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen, een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding. Indien daarvan sprake is, kan de rechter slechts een beslissing geven in een geding waarin alle bij de rechtsverhouding betrokkenen partij zijn zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt.
Laat degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding na om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dan dient de rechter ook ambtshalve de gelegenheid te geven om de niet opgeroepen (rechts)persoon/personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv.
2.7.
In dit onderhavige geval is geen sprake van een specifieke wetsbepaling die deelname van een derde aan het geding voorschrijft of van een rechtsverhouding die in geschil is waarover de rechter niet anders kan beslissen dan in een geding gevoerd door of tegen alle bij die rechtsverhouding betrokkenen samen, omdat het noodzakelijk is dat de beslissing ten aanzien van hen allen hetzelfde luidt. Of die noodzaak er is hangt onder meer af van het antwoord op de vraag of een uitspraak voldoende effectief is als deze niet ten opzichte van alle betrokkenen geldt. Naar het oordeel van de rechtbank is dat hier het geval. Of de kennelijk op toerekenbare tekortkoming gestoelde vordering van IT Capital jegens Nesbic slaagt, partijen tot een vergelijk komen of de vordering wordt afgewezen, heeft immers uitsluitend betrekking op de rechtsverhouding waarin IT Capital en Nesbic tot elkaar staan. Een eventueel toe- of afwijzend vonnis regardeert de andere verkopers in beginsel niet, terwijl Nesbic niets heeft aangevoerd dat - indien bewezen - leidt tot een ander oordeel. Hier ontbreekt dan ook de noodzaak om de andere verkopers in het geding op te roepen om hun standpunt kenbaar te maken.
Daar komt bij dat het nog maar de vraag is of de andere verkopers - Meldan B.V. en Delta Modulus B.V. - Nesbic in rechte zullen betrekken. Niet valt uit te sluiten dat zij berusten in de niet-uitkering van de ten processe bedoelde earn out-vergoeding en afzien van het entameren van een procedure waarmee in de regel de nodige kosten en procesrisico’s gepaard gaan.
Nu van een processueel ondeelbare rechtsverhouding geen sprake is, wordt de incidentele vordering afgewezen.
2.8.
Nesbic zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van het incident, tot op heden bepaald op nihil aan verschotten en op € 452,- aan salaris voor de advocaat.

3.De beslissing

De rechtbank
in het incident
wijst de vordering af;
veroordeelt Nesbic in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van IT Capital begroot op nihil aan verschotten en op € 452,- aan salaris voor de advocaat;
in de hoofdzaak
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 27 juni 2018voor beraad rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.
1182/1729