In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Rotterdam, betreft het een incident inzake een exceptio plurium litis consortium. De partijen, IT Capital B.V. en Nesbic Graphic Industries B.V., zijn verwikkeld in een geschil over de nakoming van een overeenkomst tot de verkoop van aandelen in de vennootschap Promez. Gedaagde Nesbic stelt dat er sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding, omdat de koopovereenkomst voor alle aandelen in Promez is gesloten tussen Nesbic als koper en IT Capital, Meldan B.V. en Delta Modulus B.V. als verkopers. Hierdoor zou de vordering tot nakoming enkel door de drie verkopers gezamenlijk ingesteld kunnen worden.
De rechtbank oordeelt echter dat er geen sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. Er is geen specifieke wetsbepaling die deelname van een derde aan het geding voorschrijft, noch is er een rechtsverhouding in geschil die vereist dat alle betrokkenen samen in het geding worden betrokken. De rechtbank concludeert dat de beslissing ten aanzien van IT Capital en Nesbic niet noodzakelijkerwijs dezelfde uitkomst behoeft te hebben als die voor de andere verkopers. De rechtbank wijst de incidentele vordering van Nesbic af en veroordeelt haar in de kosten van het incident.
De zaak zal op 27 juni 2018 opnieuw op de rol komen voor beraad van de rolrechter omtrent het bepalen van een comparitie. Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en openbaar uitgesproken op 13 juni 2018.