ECLI:NL:RBROT:2018:4826

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
C/10/550366/ JE RK 18-1478
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.J. van den Broek-Prins
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met noodzaak tot therapie

In deze zaak heeft de kinderrechter op 11 juni 2018 een beschikking gegeven met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige], die in het kader van het traject Hand in hand verblijft bij Rijnhoven in Alphen aan den Rijn. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds april 2017 in gesloten jeugdhulp verblijft en dat er een dringende noodzaak is voor therapie, specifiek de MBT-A therapie, die zij nodig heeft voor haar ontwikkeling. De GI heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp, maar er zijn complicaties met betrekking tot de financiering van de benodigde therapie bij De Viersprong in Rotterdam. De moeder van de minderjarige heeft haar bezorgdheid geuit over de gang van zaken en de mogelijkheid dat haar dochter opnieuw moet verhuizen, wat schadelijk zou zijn voor haar stabiliteit en ontwikkeling. De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en geconcludeerd dat het belang van de minderjarige voorop staat. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 30 juli 2018, met de nadrukkelijke opdracht dat de MBT-A therapie per omgaande moet starten. Tevens is er een zitting gepland op 16 juli 2018 om de voortgang te bespreken. De kinderrechter heeft de GI verzocht om uiterlijk een week voor deze datum een rapportage aan te leveren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/550366 / JE RK 18-1478
datum uitspraak: 11 juni 2018

beschikking machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Amsterdam,
betreffende

[naam minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2004 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam moeder minderjarige] ,

hierna te noemen moeder, wonende te Ridderkerk.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 15 mei 2018 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de instemmende verklaring d.d. 14 mei 2018 van een gekwalificeerde gedragswetenschapper;
- het faxbericht met bijlagen van de GI van 6 juni 2018.
Op 11 juni 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige] , bijgestaan door mr. M.P. Biesbroek,
- de moeder,
- een tweetal vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam vertegenwoordiger 1] en dhr. [naam vertegenwoordiger 2] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder
Bij beschikking van 17 april 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot
24 januari 2019. Bij beschikking van 15 mei 2018 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend van 15 mei 2018 tot 12 juni 2018. Het overig verzochte is aangehouden.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verzocht in een accommodatie voor gesloten jeugdhulp voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Juzt is niet mogelijk omdat deze vorm van hulpverlening niet is ingekocht door de gemeente Rotterdam. Vanaf april 2018 wordt heel streng gekeken naar hoofdaannemers en onderaannemers. De GI mag geen hulpverlening inzetten vanuit verschillende zorgaanbieders. Indien er reeds een zorgaanbieder betrokken is, dient deze andere zorgaanbieders aan te nemen. Therapie bij De Viersprong in zowel Rotterdam als Halsteren is niet mogelijk in verband met de vervoerskosten en de afstand. Team Zorgbemiddeling heeft twee andere opties voor [voornaam minderjarige] : bij Hand in hand verblijven en therapie volgen bij Parnassia Zoetermeer of overplaatsing naar Parnassia en daar intern therapie volgen. De laatste mogelijkheid acht de GI niet wenselijk omdat [voornaam minderjarige] dan weer moet verhuizen. Volgens Team Zorgbemiddeling is Parnassia Zoetermeer dichterbij dan De Viersprong in Rotterdam en bieden zij dezelfde therapie aan. Bij Parnassia Zoetermeer zou op korte termijn een intakegesprek kunnen plaatsvinden.

Het standpunt van belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting kenbaar gemaakt dat zij niet akkoord gaat met het voorstel en erg boos is over de gang van zaken. De GI heeft de vorige aanmeldingen veel te laat gedaan. Tijdens de vorige zitting heeft de GI kenbaar gemaakt dat Team Zorgbemiddeling heeft aangegeven niets te kunnen betekenen en dat er een vervolgplek dient te worden gevonden. Het probleem was toen wie de vervoerskosten naar De Viersprong zou betalen. Er is vervolgens een nieuwe plek voor [voornaam minderjarige] geregeld. De voorkeur van de moeder was om [voornaam minderjarige] na de zitting pas over te plaatsen naar een andere plek, omdat er nog steeds geen uitsluitsel was over de vervoerskosten. De moeder en [voornaam minderjarige] is echter voorgehouden dat er nu een plek beschikbaar was in Rijnhoven en die plek per direct benut moest worden, omdat de plek anders misschien zou worden vergeven aan een ander kind. Maar nu moet [voornaam minderjarige] misschien weer worden overgeplaatst. De moeder vindt het volgen van de therapie bij Parnassia niet zozeer het probleem, maar zij vraagt zich af wat er gebeurt als dat – net als bij Yulius – weer wordt afgewezen. De kans lijkt ook groot dat Team Zorgbemiddeling zal beslissen dat [voornaam minderjarige] naar Parnassia moet verhuizen omdat het de goedkoopste optie is als zij daar intern haar therapie gaat krijgen. De moeder wil de GI niet tot volgend jaar de tijd geven. [voornaam minderjarige] kan pas naar huis als zij behandeling heeft gehad, dat duurt nog negen maanden tot een jaar.
Door en namens [voornaam minderjarige] is ter zitting naar voren gebracht dat het in februari van dit jaar de bedoeling was dat [voornaam minderjarige] naar Juzt zou gaan in Roosendaal en van daaruit naar De Viersprong in Halsteren voor haar therapie. Achteraf bleek dat [voornaam minderjarige] daar niet voor was aangemeld. Vervolgens is gebleken dat [voornaam minderjarige] niet langer bij Horizon kon blijven en is zij naar Rijnhoven overgeplaatst in het kader van het traject Hand in hand. Het was noodzakelijk dat [voornaam minderjarige] tijdens haar verblijf bij Hand in hand behandeling zou krijgen bij De Viersprong Rotterdam. Nu blijkt dat Team Zorgbemiddeling dat vanwege de financiën niet wil doen. Voorafgaand aan de zitting, op de gang, hebben [voornaam minderjarige] en haar advocaat vernomen dat Team Zorgbemiddeling twee alternatieven heeft geboden, namelijk overplaatsing naar Parnassia en daar intern therapie volgen of bij Rijnhoven verblijven en therapie volgen bij Parnassia in Zoetermeer. Als dit van tevoren bekend was geweest, dan zou [voornaam minderjarige] niet zijn overgeplaatst naar Rijnhoven en waren de andere alternatieven eerst afgewacht. [voornaam minderjarige] is door De Viersprong onderzocht en daaruit is gebleken dat zij de therapie die zij nodig heeft bieden. Wederom overplaatsing van [voornaam minderjarige] is uit den boze. [voornaam minderjarige] heeft erg veel moeite om te wennen aan een nieuwe plek. [voornaam minderjarige] kan nog niet thuis wonen bij de moeder, behandeling bij De Viersprong in Rotterdam is de aangewezen optie en dit moet ook nu eindelijk gaan gebeuren. [voornaam minderjarige] wacht al een jaar op behandeling, dit mag niet nog langer duren. Gemeente Rotterdam heeft De Viersprong ingekocht, het enige probleem zijn de vervoerskosten.
Van het pas vandaag geboden alternatief, Parnassia, is op dit moment slechts bekend dat zij op korte termijn een intake kunnen doen. Wanneer de behandeling zou kunnen starten is nog niet duidelijk en evenmin of Parnassia de onderzoeksresultaten en het behandeladvies van De Viersprong overneemt of misschien eerst zelf onder zoek wil doen. [voornaam minderjarige] zou dan weer worden onderworpen aan een onderzoek en haar behandeling zou nogmaals vertraging op kunnen lopen. Dit is niet in haar belang. De advocaat geeft de kinderrechter in overweging om de zaak aan te houden voor de duur van een maand of zes weken, om vinger aan de pols te houden of [voornaam minderjarige] inmiddels therapie krijgt bij De Viersprong en of zij nog steeds in Rijnhoven verblijft.

De beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
[voornaam minderjarige] verbleef sinds april 2017 tot 5 juni 2018 in gesloten jeugdhulp bij Midgaard, sinds
5 juni 2018 in het kader van het traject Hand in hand verblijft zij in Rijnhoven in Alphen aan den Rijn. Het oorspronkelijke plan was dat zij zou doorstromen naar Yulius in Barendrecht om te leren omgaan met verantwoordelijkheden die behoren bij een open instelling en dat zij vervolgens zou doorstromen naar Juzt in Bergen op Zoom van waaruit zij therapie voor haar problematiek zou volgen bij De Viersprong in Halsteren.
Dit plan is gemaakt naar aanleiding van een persoonlijkheidsonderzoek dat in juni 2017 is afgerond door De Viersprong. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat er bij [voornaam minderjarige] sprake is van een persoonlijkheidsstoornis in ontwikkeling vanwege wantrouwen in de ander, impulsiviteit, problemen in de emotieregulatie en het feit dat zij zichzelf niet goed kent. Geadviseerd is MBT Early in te zetten. Na juni 2017 was er een daling zichtbaar in het gedrag van [voornaam minderjarige] zoals toename van fysieke agressie, automutilatie en vernieling van spullen. In oktober 2017 heeft het intakegesprek voor MBT Early uitgewezen dat deze therapie te licht is voor [voornaam minderjarige] en dat MBT-A therapie meer passend zou zijn. Na overleg tussen Stek, De Viersprong en Team Zorgbemiddeling over een vervolgplaatsing van [voornaam minderjarige] naar een open/besloten plek, wordt duidelijk dat Stek een plaatsing van [voornaam minderjarige] afwijst. Vanwege hieropvolgend wegloopgedrag en wietgebruik van [voornaam minderjarige] en een verontrustend alcoholpercentage in haar bloed, wordt [voornaam minderjarige] langer gesloten geplaatst gehouden. Daarna zou zij mogelijk kunnen doorstromen naar het Hand in hand traject. De geadviseerde MBT-A therapie is om de kinderrechter onduidelijke redenen gedurende deze gesloten plaatsing niet in gang gezet.
In mei 2018 is opnieuw verlening van een machtiging gesloten jeugdhulp verzocht bij de rechtbank. Uit de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 14 mei 2018 blijkt dat op grond van de afname BPDSI naar voren komt dat [voornaam minderjarige] voldoet aan de kenmerken van een borderlinepersoonlijkheidsstoornis. Zij is aangemeld bij Yulius met het verzoek aldaar klinisch te kunnen verblijven ter overbrugging naar een verblijfplek bij Juzt. Yulius heeft echter schriftelijk laten weten geen hulpaanbod te hebben voor [voornaam minderjarige] . Het behandeladvies van Yulius is dat zij een behandeling voor bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling krijgt zoals DGT of MBT-A in combinatie met een stabiele verblijfplek.
Vervolgens blijkt uit het dossier dat de GI contact heeft gehad met Team Zorgbemiddeling Rotterdam voor de financiering van Juzt. Team Zorgbemiddeling heeft echter laten weten dat de gemeente Rotterdam geen contract heeft met Juzt en de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij Juzt dus niet wil financieren. Geadviseerd wordt om [voornaam minderjarige] door te laten stromen naar Horizon, omdat de gemeente Rotterdam wel een contract heeft met Horizon.
De GI heeft hierop een overleg met Horizon noodzakelijk bevonden, omdat zij [voornaam minderjarige] goed kennen en duidelijk zouden kunnen aangeven waar zij bij gebaat is en omdat [voornaam minderjarige] daarnaast nog steeds MBT-A behandeling nodig heeft voor haar problematiek, nu dit tijdens haar gesloten plaatsing niet is opgestart.
Op basis van het dossier en op basis van informatie van de gedragsdeskundige van Horizon concludeert de gedragswetenschapper M. Kroon dat [voornaam minderjarige] nu een jaar gesloten geplaatst is en positieve stappen heeft gemaakt en strikt genomen de gronden voor een gesloten plaatsing niet meer aanwezig zijn, maar dat een overgang van gesloten jeugdhulp naar een open behandeling toch nog een te grote stap zou zijn voor [voornaam minderjarige] . De gedragswetenschapper onderschrijft het belang van [voornaam minderjarige] dat zij de behandeling MBT-A krijgt die zij nodig heeft en dat zij kan gaan oefenen met de verantwoordelijkheden die passen bij een open setting. De MBT-A behandeling vergt een stabiele verblijfplaats, aldus genoemde gedragswetenschapper. Omdat Horizon de overstap via (besloten) hulpverlening in het kader van het Hand in hand traject kan bieden, acht de gedragswetenschapper in het belang van [voornaam minderjarige] gesloten jeugdhulp geïndiceerd, mits deze benodigd is voor een (besloten) tussenstap naar een open setting.
Op de zitting van 15 mei 2018 heeft de GI verklaard dat het voor [voornaam minderjarige] uitgestippelde traject bij Juzt niet kan doorgaan vanwege financieringsproblemen en het nu de bedoeling is dat [voornaam minderjarige] zal worden doorgeplaatst naar het Hand in hand traject van Horizon en dat zij de voor haar noodzakelijke therapie kan volgen bij De Viersprong in Rotterdam. [voornaam minderjarige] zou hiervoor inmiddels zijn aangemeld, de GI was nog doende om de duidelijkheid te krijgen over welke instantie de vervoerskosten zou vergoeden. Tijdens deze zitting hebben [voornaam minderjarige] en haar advocaat duidelijk te kennen gegeven dat het volgen van de therapie MBT-A voor [voornaam minderjarige] van essentieel belang is. In het geval de vervoerskosten hiervoor niet worden vergoed en het daardoor voor [voornaam minderjarige] niet mogelijk zal zijn de therapie bij De Viersprong te volgen, dient een verblijf bij Hand in hand in hun ogen dan geen doel.
Uit de beschikking van 15 mei 2018 blijkt dat alle betrokkenen het erover eens zijn dat het van groot belang is dat [voornaam minderjarige] de therapie MBT-A kan volgen bij De Viersprong. Nu vergoeding van de reiskosten nog onzeker is en daarmee ook het al dan niet doorgaan van de MBT-A behandeling bij De Viersprong - hetgeen de kinderrechter niet in het belang van [voornaam minderjarige] acht - heeft de kinderrechter de verzochte machtiging slechts voor vier weken verleend en de behandeling van de zaak voor het overige aangehouden, met het verzoek aan de GI om nadere informatie voor de volgende zitting, bepaald op 11 juni 2018, toe te zenden.
Op 6 juni 2018 is bedoelde nadere informatie bij de rechtbank ingekomen. [voornaam minderjarige] blijkt sinds 5 juni 2018 bij Rijnhoven in Alphen aan den Rijn te verblijven in het kader van het traject Hand in hand. Voorts wordt vermeld dat De Viersprong op korte termijn kan starten met de MBT-A behandeling, maar dat de vraag omtrent de vergoeding van de vervoerskosten nog steeds onbeantwoord is.
Ter zitting van 11 juni 2018 blijkt dat [voornaam minderjarige] , de moeder van [voornaam minderjarige] en de advocaat van [voornaam minderjarige] , kort voor de zitting, op de gang, zijn geïnformeerd dat Team Zorgbemiddeling niet akkoord gaat met het vergoeden van reiskosten voor de MBT-A behandeling bij De Viersprong. [voornaam minderjarige] verblijft nu bij Rijnhoven in Alphen aan den Rijn, die daardoor hoofdaannemer is. Deze hoofdaannemer heeft geen contract met De Viersprong. Wel heeft de hoofdaannemer een contract met Parnassia in Zoetermeer. Er zijn daarom nu twee opties voorhanden: [voornaam minderjarige] blijft in Rijnhoven en reist naar Parnassia voor haar behandeling of [voornaam minderjarige] verhuist opnieuw, nu naar Parnassia, en kan daar dan intern de voor haar benodigde behandeling krijgen.
Desgevraagd heeft de GI de kinderrechter niet kunnen vertellen of Parnassia de onderzoeksresultaten van De Viersprong en het daaruit voortvloeiende behandeladvies overneemt of dat zij zelf opnieuw onderzoek wensen te doen en [voornaam minderjarige] dus weer een dergelijk onderzoek zou moeten ondergaan. Ook kon de vraag of er een wachtlijst voor de benodigde behandeling is bij Parnassia niet worden beantwoord. Parnassia kan volgens de GI [voornaam minderjarige] wel binnen enkele weken ontvangen voor een intakegesprek.
Of [voornaam minderjarige] (zoals op de vorige zitting is gezegd door de GI) daadwerkelijk is aangemeld bij De Viersprong kon niet worden bevestigd door de GI.
De kinderrechter acht de hierboven beschreven gang van zaken zeer te betreuren. [voornaam minderjarige] wacht sinds mei 2017 op een voor haar dringend noodzakelijk gevonden behandeling. Gelet op haar jonge leeftijd, zij was ten tijde van het behandeladvies 13 jaar, en op haar langdurig verblijf binnen een gesloten setting, had haar behandeling en therapie al veel eerder gestart moeten en kunnen worden. Alle betrokkenen zijn het erover eens dat die behandeling en therapie ook nog steeds dringend noodzakelijk zijn en dat [voornaam minderjarige] niet naar huis kan terugkeren voordat zij deze behandeling en therapie heeft afgerond. Uit de informatie van de GI blijkt dat de MBT-A therapie vrijwel per direct kan starten via De Viersprong in Rotterdam, er zijn geen wachtlijsten. De kinderrechter acht het onbegrijpelijk dat het belang van [voornaam minderjarige] thans ondergeschikt lijkt te zijn aan het belang van besparing van een reiskostenvergoeding voor ongeveer 20 kilometer extra reizen: immers reisafstand Alphen aan den Rijn - Rotterdam (globaal) is 42 kilometer, reisafstand Alphen aan den Rijn - Zoetermeer (globaal) is 23 kilometer.
Daar komt nog bij dat [voornaam minderjarige] en haar moeder zich onder dreiging van verlies van de beschikbare plek bij Rijnhoven onder druk voelden gezet om mee te werken aan de verhuizing van [voornaam minderjarige] naar Rijnhoven nog voordat er uitsluitsel over de reiskostenvergoeding was. Het komt de kinderrechter onbegrijpelijk voor dat er in de beschikking van 15 mei 2018 om uitsluitsel over de reiskostenvergoeding is verzocht, [voornaam minderjarige] op 5 juni 2018 onder druk wordt gezet om te verhuizen en eerst direct voor aanvang van de huidige zitting op 11 juni 2018 uitsluitsel is van Team Zorgbemiddeling, in die zin dat de reiskosten niet worden vergoed omdat de hoofdaannemer geen contract heeft met
De Viersprong, de therapie bij De Viersprong dus wederom niet kan aanvangen en er nu twee andere opties zijn waarvan de inhoud vooralsnog niet duidelijk is. De vrees van de moeder dat [voornaam minderjarige] gedwongen zal worden opnieuw te verhuizen, nu naar Parnassia, omdat het uiteraard nog goedkoper is als zij daar intern de therapie kan volgen, komt de kinderrechter dan ook niet als denkbeeldig voor.
De kinderrechter heeft oog voor het kostenaspect van de financiering van jeugdhulp en voor de perikelen die dit met zich kan meebrengen. Echter, in het onderhavige geval lijkt het belang van [voornaam minderjarige] daarbij uit het oog te zijn verloren. De kinderrechter is van oordeel dat dit niet aanvaardbaar is. [voornaam minderjarige] heeft recht op de juiste hulp en op de therapie die voor een succesvolle behandeling nodig is, gelet op haar jonge leeftijd en op het langdurig verblijf binnen een gesloten setting. Zij wacht nu al meer dan een jaar op de voor haar noodzakelijke therapie. Nu [voornaam minderjarige] grote moeite heeft met verhuizingen en zij nog heel recent is overgeplaatst naar Rijnhoven, is de kinderrechter van oordeel dat [voornaam minderjarige] daar nu voor langere tijd moet kunnen verblijven en niet opnieuw overgeplaatst mag worden. Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de beschikbare MBT-A therapie bij De Viersprong nu per omgaande dient aan te vangen. De hoofdaannemer en de gemeente Rotterdam zullen in onderling overleg een oplossing moeten vinden voor de vergoeding van de (extra) reiskosten van [voornaam minderjarige] naar De Viersprong.
Gelet op al het vorenstaande ziet de kinderrechter aanleiding voor toewijzing van het verzoek van de advocaat van [voornaam minderjarige] om vinger aan de pols te houden voor wat betreft het verblijf van en de hulpverlening aan [voornaam minderjarige] door slechts machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor een korte duur. De kinderrechter zal het overig verzochte aanhouden tot nader te noemen zittingsdatum.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp met ingang van 11 juni 2018 tot 30 juli 2018 uitsluitend voor verblijf van [voornaam minderjarige] bij Rijnhoven in Alpen aan den Rijn;
bepaalt dat de MBT-A therapie voor [voornaam minderjarige] bij De Viersprong in Rotterdam per omgaande, in ieder geval zo spoedig mogelijk, dient aan te vangen;

en alvorens verder te beslissen:

Bepaalt dat het verhoor van [voornaam minderjarige] , haar advocaat, de belanghebbende en de GI in deze zaak zal plaatsvinden op
16 juli 2018 te 15:00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125.
De zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden, worden behandeld door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter.
Bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van [voornaam minderjarige] , haar advocaat, de belanghebbende en de GI.
Verzoekt de GI uiterlijk één week voor de genoemde datum de kinderrechter de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. van den Broek-Prins, kinderrechter, in tegenwoordigheid van L.C. Vos als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.