ECLI:NL:RBROT:2018:4868

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
19 juni 2018
Zaaknummer
KTN-6680882_14062018
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van een procedure inzake ontslag op staande voet wegens diefstal door een werknemer

In deze zaak verzoekt de verzoekster, die als ziekenverzorgende bij de Stichting Rivas Zorggroep in dienst was, om heropening van een eerder gedane beschikking waarin haar ontslag op staande voet wegens diefstal werd bevestigd. De verzoekster was op 17 mei 1999 in dienst getreden en werd op 1 februari 2016 ontslagen na beschuldigingen van diefstal. In een eerdere beschikking van 29 april 2016 werd haar verzoek om het ontslag te vernietigen afgewezen en werd zij veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. De verzoekster stelt dat het ontslag onterecht was, omdat Rivas gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke verklaringen en een vals rapport. Rivas verzet zich tegen het verzoek en betwist de stellingen van de verzoekster.

De kantonrechter overweegt dat een beschikking kan worden herroepen indien deze berust op bedrog of op stukken waarvan de valsheid is erkend. De kantonrechter concludeert dat de verzoekster niet heeft aangetoond dat de eerdere beschikking op bedrog berustte. De erkenning van de verzoekster dat zij goederen van Rivas heeft meegenomen, wordt als feit vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat dit gedrag als diefstal kan worden gekwalificeerd, wat een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De verzoekster wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Rivas, die op € 400,- worden begroot.

De beschikking wordt afgewezen en de verzoekster wordt in de kosten van de procedure veroordeeld. Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter en uitgesproken op 14 juni 2018.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 6680882 \ HA VERZ 18-20
uitspraak: 14 juni 2018 (bij vervroeging)
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [plaatsnaam],
verzoekster,
gemachtigde: mr. A.L. Damen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
STICHTING RIVAS ZORGGROEP,
wonende te Gorinchem,
verweerder,
gemachtigde: mr. M.J.E. Stuurop.
Partijen worden hierna aangeduid als “[verzoekster]” en “Rivas”.

1.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure volgt uit het volgende:
  • het verzoekschrift, met producties, ontvangen op 26 februari 2018;
  • het verweerschrift;
  • de voorafgaand aan de mondelinge behandeling door [verzoekster] overgelegde aanvullende producties;
  • de aantekening dat op 7 juni 2018 een mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden;
- de bij gelegenheid van de mondelinge behandeling door [verzoekster] overgelegde pleitaantekeningen.
De uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1
[verzoekster] is op 17 mei 1999 bij Rivas in dienst getreden als ziekenverzorgende.
2.2
Rivas heeft [verzoekster] op 1 februari 2016 wegens diefstal op staande voet ontslagen.
2.3
[verzoekster] heeft de kantonrechter in deze rechtbank verzocht -kortweg- om het ontslag te vernietigen. Rivas heeft verweer gevoerd en aanspraak gemaakt op de gefixeerde schadevergoeding.
De kantonrechter heeft in de beschikking (zaaknummer 4892901 HA VERZ 16-49) van 29 april 2016 de verzoeken van [verzoekster] afgewezen en [verzoekster] veroordeeld om als gefixeerde schadevergoeding € 1.741,90 te betalen met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten (productie 2 bij verzoekschrift). Verder wordt dit de beschikking genoemd.
2.4
Geen van partijen heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking.
2.5
[verzoekster] is strafrechtelijk vervolgd. De politierechter in deze rechtbank heeft [verzoekster] op tegenspraak bij mondeling vonnis van 27 november 2017 van alle tenlastegelegde feiten vrijgesproken (productie 7 verzoekschrift).

3.Het verzoek

3.1
[verzoekster] verzoekt het geding geregistreerd onder zaaknummer 4892901 HA VERZ 16-49 te heropenen en haar in de gelegenheid te stellen stellingen en verweren aan te vullen met veroordeling van Rivas in de kosten van de procedure.
3.2
Aan haar verzoek legt [verzoekster] het volgende ten grondslag. Rivas heeft in de eerste procedure gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke verklaring van twee rechercheurs en een vals rapport van Hoffmann (want daaronder staat een vervalste handtekening, zogenaamd van [verzoekster], onder erkende diefstallen). Daardoor is de kantonrechter op het verkeerde been gezet. Dat de kantonrechter het meenemen van een pak koffie, wat afgesproken of gebruikelijk kan zijn, kwalificeert als diefstal moet op meer berusten dan alleen de erkenning van de camerabeelden.
3.3
Rivas verzoekt het verzoek af te wijzen met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten. Zij betwist het gestelde.

4.De beoordeling

4.1
Indien een beschikking in kracht van gewijsde is gegaan kan deze op verzoek van (o.a.) de oorspronkelijk verzoeker worden herroepen als (artikel 390 in verbinding met artikel 382 Rv):
- de beschikking berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd;
- de beschikking berust op stukken waarvan de valsheid na de beschikking is erkend of bij gewijsde is vastgesteld.
Om te kunnen vaststellen waarop een beschikking berust moet de tekst van de beschikking worden bestudeerd. Wat er verder in psychologische zin in het hoofd van de kantonrechter een rol kan hebben gespeeld is, anders dan [verzoekster] bepleit, niet van belang.
4.2
Een beschikking vermeldt de gronden van de beslissing, waaronder begrepen de feiten waarop de beslissing rust (artikel 287 in verbinding met artikel 203 lid 1 aanhef en onder e Rv).
In de beschikking heeft de kantonrechter onder 4.2 en 4.4 overwogen:
4.2
Na te zijn geconfronteerd met door Rivas ingebrachte (foto’s van de) camerabeelden heeft [verzoekster] ter zitting erkend dat zij op de beelden te zien is. Zij zou wel vaker pakken koffie en zakjes borrelnootjes van Rivas mee naar huis hebben genomen. Zij ziet dit niet als stelen omdat zij stelt op een eerder tijdstip (onder meer) koffie en borrelnootjes van huis naar werk te hebben meegenomen om tekorten in de voorraad bij Rivas aan te vullen. Het op deze wijze wegnemen van goederen uit de voorraad van Rivas is naar het oordeel van de kantonrechter door Rivas evenwel terecht aangemerkt als diefstal. [verzoekster] heeft die goederen immers meegenomen met het doel zich die goederen toe te eigenen en gesteld noch gebleken is dat het op deze wijze ‘oplossen’ van knelpunten van Rivas (als hiervan al sprake was, wat niet kan worden nagegaan) een door Rivas geaccepteerde werkwijze was.
(…)
4.4
Nu als vaststaand wordt aangenomen dat sprake is geweest van diefstal van pakken koffie en zakjes borrelnootjes door [verzoekster], is [verzoekster] terecht op staande voet ontslagen. De diefstal van deze goederen van Rivas leverede al een dringende reden op voor ontslag op staande voet. Dit geldt te meer nu aangenomen kan worden dat het voor Rivas van groot belang is dat zij kan vertrouwen op haar werknemers die niet allen in aanraking komen met goederen van Rivas, maar ook met die van, vaak kwetsbare cliënten. Voor de uitkomst van deze procedure is het daarbij niet van belang of [verzoekster] daarnaast nog andere goederen heeft gestolen zoals in het (betwiste) gespreksverslag is opgenomen. Overigens acht de kantonrechter het niet waarschijnlijk dat Rivas zich bedient van een vervalst document maar dit kan verder in het midden blijven nu het gespreksverslag niet bij de beoordeling van de zaak wordt betrokken.
(…)
4.3
In rechtsoverwegingen 4.2 en 4.4 legt de kantonrechter uit, dat door erkenning van [verzoekster] van de stelling van Rivas is komen vast te staan dat het voorkwam dat [verzoekster] koffie en borrelnootjes van Rivas heeft meegenomen (artikel 149 Rv). Dat vaststaande feit (en niet het gespreksverslag) ligt ten grondslag aan de beslissing dat er sprake was van diefstal. Dat laatste benadrukt de kantonrechter door ten overvloede te overwegen dat het verslag betwist is. Daarmee brengt zij tot uitdrukking dat het verslag in de zin van artikel 149 Rv onbruikbaar was om aan een beslissing ten grondslag te leggen. Het vervolgens gegeven waarschijnlijkheidsoordeel is kennelijk geheel ten overvloede en ligt niet ten grondslag aan de beslissing. Het kan gemist worden in rechtsoverweging 4.4.
4.4
Nu de verklaring van twee rechercheurs en het rapport van Hoffmann niet ten grondslag hebben gelegen aan de beschikking, kan de beschikking niet worden herroepen. Of deze stukken al dan niet vals zijn of een onjuiste inhoud hebben kan dus in het midden blijven.
4.5
[verzoekster] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van Rivas wordt tot heden begroot op € 400,- (2 punten à € 200,-) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
wijst af het verzochte;
veroordeelt [verzoekster] in de kosten van de procedure, welke kosten aan de zijde van Rivas worden begroot op € 400,-.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2018.