In deze zaak verzoekt de verzoekster, die als ziekenverzorgende bij de Stichting Rivas Zorggroep in dienst was, om heropening van een eerder gedane beschikking waarin haar ontslag op staande voet wegens diefstal werd bevestigd. De verzoekster was op 17 mei 1999 in dienst getreden en werd op 1 februari 2016 ontslagen na beschuldigingen van diefstal. In een eerdere beschikking van 29 april 2016 werd haar verzoek om het ontslag te vernietigen afgewezen en werd zij veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding. De verzoekster stelt dat het ontslag onterecht was, omdat Rivas gebruik heeft gemaakt van bedrieglijke verklaringen en een vals rapport. Rivas verzet zich tegen het verzoek en betwist de stellingen van de verzoekster.
De kantonrechter overweegt dat een beschikking kan worden herroepen indien deze berust op bedrog of op stukken waarvan de valsheid is erkend. De kantonrechter concludeert dat de verzoekster niet heeft aangetoond dat de eerdere beschikking op bedrog berustte. De erkenning van de verzoekster dat zij goederen van Rivas heeft meegenomen, wordt als feit vastgesteld. De kantonrechter oordeelt dat dit gedrag als diefstal kan worden gekwalificeerd, wat een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. De verzoekster wordt als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten van Rivas, die op € 400,- worden begroot.
De beschikking wordt afgewezen en de verzoekster wordt in de kosten van de procedure veroordeeld. Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter en uitgesproken op 14 juni 2018.