ECLI:NL:RBROT:2018:4916

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
20 juni 2018
Zaaknummer
C/10/541014 / HA ZA 17-1196
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om uitkering onder levensverzekering met onduidelijkheid over begunstigden en processueel ondeelbare rechtsverhouding

In deze zaak verzoekt een eiseres om uitkering onder een levensverzekering, waarbij onduidelijkheid bestaat over wie de begunstigden zijn. De verzekeringsmaatschappij, Nationale-Nederlanden Levensverzekering Maatschappij N.V., beroept zich op het leerstuk van de processueel ondeelbare rechtsverhouding. De rechtbank oordeelt dat het wenselijk is om de zaak gezamenlijk te behandelen, zodat alle betrokken partijen hun vorderingen kunnen instellen en een gelijke beslissing kan worden gegeven. De rechtbank stelt de gedaagde in de gelegenheid om de betrokkenen te dagvaarden.

De procedure begon met een dagvaarding op 20 februari 2017, gevolgd door verschillende conclusies en producties. De eiseres vordert onder andere dat de rechtbank voor recht verklaart dat een in 1986 aanvaarde begunstiging ten behoeve van twee minderjarige kinderen niet is komen vast te staan. De eiseres stelt dat de verzekeringsmaatschappij onrechtmatig heeft gehandeld door de begunstiging niet correct te behandelen en vordert schadevergoeding.

De rechtbank wijst op de noodzaak om alle betrokken partijen in de procedure te betrekken, aangezien de beslissing over de begunstiging van invloed is op alle betrokkenen. De rechtbank beslist dat de eiseres de niet opgeroepen begunstigden alsnog moet dagvaarden, zodat hun belangen in de procedure worden meegenomen. De beslissing is genomen op 6 juni 2018 en de rechtbank houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/541014 / HA ZA 17-1196
Vonnis in incident van 6 juni 2018
in de zaak van
[eiseres hoofdzaak, verweerster incident],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. R.V.C.F. Dingemans te Maarssen,
tegen
de naamloze vennootschap
NATIONALE-NEDERLANDEN LEVENSVERZEKERING MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. T. Smith-Hussein te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] en N.N. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 februari 2017, met 10 producties;
  • de conclusie van antwoord tevens houdende de incidentele vordering althans verzoek tot
verwijzing naar de rol ten behoeve van het oproepen van derden in de zin van artikel 30g Rv/118 Rv, met 10 producties;
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2.
De zaak is op 28 juni 2017 verwezen naar de parkeerrol, op oktober 2017 ambtshalve doorgehaald en op 13 december 2017 weer opgebracht, waarna partijen hebben voortgeprocedeerd. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De beoordeling

in de hoofdzaak

2.1.
[eiseres hoofdzaak, verweerster incident] vordert dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
- primair voor recht verklaart dat een in 1986 aanvaarde begunstiging ten behoeve van mevrouw [persoon 1] en de heer [persoon 2] (hierna gezamenlijk aangeduid als [personen 1 en 2] ) niet is komen vast te staan en dat N.N. uit dien hoofde op 25 juni 1998 rechtens bevoegd was de begunstigingswijziging op de onderwerpelijke polis ten behoeve van [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] aan te tekenen, en dat N.N. op grond hiervan contractueel gehouden is haar verplichtingen uit de levensverzekering, waaronder de op 16 maart 2016 door [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] aangevraagde afkoop van de verzekering, onverkort na te komen;
- subsidiair de door [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] op 17 december 1985 aangevraagde wijziging van de begunstiging van de minderjarige kinderen [personen 1 en 2], alsmede de daaropvolgende op de polis aangetekende begunstiging van de minderjarige kinderen [personen 1 en 2] van 27 mei 1986 wegens dwaling vernietigt;
- meer subsidiair voor recht verklaart dat N.N. c.q. haar rechtsvoorganger RVS Levensverzekering N.V. onrechtmatig jegens [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] heeft gehandeld door bij het aanvragen van de op 17 december 1985 aangevraagde begunstigingswijziging de voor een professionele verzekering in acht te nemen zorgplicht jegens [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] niet in acht te nemen en te bepalen dat N.N. uit dien hoofde gehouden is de hieruit voor [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] voortvloeiende schade te vergoeden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- N.N. veroordeelt om aan [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] te voldoen een bedrag van € 2.275,41 wegens buitengerechtelijke kosten;
- N.N. veroordeelt in de kosten van de procedure.
2.2.
[eiseres hoofdzaak, verweerster incident] legt aan haar vorderingen, zeer verkort weergegeven, het volgende ten grondslag. [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] wil de levensverzekering met [polisnummer] afkopen en de afkoopwaarde innen. [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] stelt dat N.N. zich, kort gezegd, ten onrechte op het standpunt stelt dat [personen 1 en 2] de begunstigden onder de polis zijn. [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] stelt primair dat de begunstiging indertijd niet door [personen 1 en 2] is aanvaard en subsidiair dat zij bij de begunstiging van [personen 1 en 2] heeft gedwaald. Er is daarom terecht aan [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] door N.N. een polisaanhangsel verstrekt waarop [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] als begunstigde is aangetekend.
in het incident
2.3.
N.N. stelt dat de in de procedure voorliggende vraag of [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] zonder toestemming van [personen 1 en 2] de verzekering kan afkopen een ondeelbare rechtsverhouding betreft, zodat [personen 1 en 2] op grond van artikel 118 Rv (30g Rv) in het geding moeten worden betrokken, bij gebreke waarvan [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Subsidiair vordert N.N. dat [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] wordt opgedragen, althans dat N.N. wordt toegelaten om [personen 1 en 2] als derden op te roepen.
N.N. stelt daartoe dat het rechtens noodzakelijk is dat de beslissing over de vragen of [personen 1 en 2] aanvaarde begunstigden zijn en of [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] zonder de toestemming van [personen 1 en 2] haar verplichtingen uit de verzekering kan afkopen ten opzichte van alle bij de verzekering betrokkenen hetzelfde luidt. N.N. heeft er rechtens belang bij dat de beslissing van de rechtbank in de procedure alle potentiële begunstigden van de verzekering bindt.
2.4.
[eiseres hoofdzaak, verweerster incident] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring van N.N. in haar vordering, althans tot afwijzing daarvan.
[eiseres hoofdzaak, verweerster incident] betwist dat sprake is van een processueel ondeelbare rechtsverhouding. [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] voert ten verwere aan dat de vraag of [personen 1 en 2] als begunstigden indertijd zijn aangemerkt irrelevant is, omdat N.N. een eventuele begunstiging op 25 juni 1998 ten behoeve van [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] heeft gewijzigd. Dat N.N. meent dat mogelijk sprake kan zijn geweest van een aanvaarde begunstiging door [personen 1 en 2] regardeert [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] niet, stelt zij, nu zij nakoming vordert van N.N. onder de verzekeringsovereenkomst met aanhangsel A2 van 25 juni 1998. [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] stelt dat zij er na wijziging van de begunstiging van uit mocht gaan dat er geen andere rechthebbende op de polis was dan zijzelf.
Voor zover N.N. stelt dat [personen 1 en 2] toch als begunstigden moeten worden aangemerkt, refereert [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] zich voor wat betreft de incidentele vordering tot oproeping in vrijwaring aan het oordeel van de rechtbank.
2.5.
Bij arrest van 10 maart 2017 heeft de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2017:411) beslist dat in een procedure over een processueel ondeelbare rechtsverhouding alle bij die rechtsverhouding betrokken partijen in de procedure moeten worden betrokken. Het gaat dan immers om een beslissing die in dezelfde zin moet luiden ten aanzien van alle bij die rechtsverhouding betrokkenen, een zogeheten processueel ondeelbare rechtsverhouding. Indien daarvan sprake is, kan de rechter slechts een beslissing geven in een geding waarin alle bij de rechtsverhouding betrokkenen partij zijn zodat de rechterlijke beslissing hen allen bindt.
Laat degene die een beslissing wil uitlokken over een processueel ondeelbare rechtsverhouding na om alle bij de rechtsverhouding betrokken partijen in het geding te roepen, dan dient de rechter ook ambtshalve de gelegenheid te geven om de niet opgeroepen (rechts)persoon/personen alsnog als partij in het geding te betrekken door oproeping op de voet van artikel 118 Rv.
2.6.
Niet in geschil tussen partijen is dat voor de afkoop van de levensverzekering de toestemming van de begunstigden is vereist, nu door afkoop ook het recht op uitkering aan de begunstigden vervalt. Uit de stellingen van N.N. maakt de rechtbank op dat N.N. althans haar rechtsvoorgangster vreest dat mogelijk ten onrechte een wijziging van de begunstiging onder de ten processe bedoelde polis in het verleden heeft plaatsgevonden. Gelet op de overgelegde stukken en gezien ook de schriftelijke reactie van de vader van [personen 1 en 2] aan ARAG rechtsbijstand (overgelegd als productie2 bij incidentele conclusie) waaruit volgt dat in de visie van [personen 1 en 2] op 17 december 1985 een wijziging van begunstiging ten behoeve van [personen 1 en 2] heeft plaatsgevonden, waarvan de akte van aanvaarding op 3 februari 1986 door [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] is getekend, bestaat er discussie over de vraag wie als begunstigde van de verzekering zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank acht het daarom noodzakelijk dat de beslissing over de begunstiging onder de polis c.q. de beslissing op de vorderingen van [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] , die [personen 1 en 2] immers direct raken, ten aanzien van alle bij de rechtsverhouding betrokken personenen gelijk luidt.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het wenselijk is dat een gezamenlijke behandeling van de zaak plaatsvindt, zodat alle bij de rechtsverhouding betrokken personen hun vorderingen kunnen instellen dan wel verweer kunnen voeren en - als gezegd - een voor alle partijen gelijke beslissing wordt gegeven.
2.7.
De rechtbank zal daarom ambtshalve beslissen dat [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] in de gelegenheid zal worden gesteld om alsnog de niet opgeroepen mevrouw [persoon 1] en de heer [persoon 2] te dagvaarden.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt dat [eiseres hoofdzaak, verweerster incident] alsnog mevrouw [persoon 1] en de heer [persoon 2] in de onderhavige procedure betrekt tegen de roldatum van
woensdag 18 juli 2018;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het openbaar uitgesproken op 6 juni 2018. [1]
1182/1729

Voetnoten

1.type: