ECLI:NL:RBROT:2018:5043

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
C/10/531353 / HA ZA 17-705
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade aan pand door werkzaamheden Eneco

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bevabe B.V. schadevergoeding van Eneco LON, die verantwoordelijk was voor de aanleg van een warmtetransportleiding. Bevabe stelt dat er schade is ontstaan aan haar pand als gevolg van de werkzaamheden van Eneco LON, waarbij trillingsnormen zouden zijn overschreden. De rechtbank heeft vastgesteld dat Eneco LON voorafgaand aan de werkzaamheden heeft toegezegd eventuele schade te vergoeden, maar dat Bevabe in gebreke is gebleven door niet mee te werken aan de schadebehandeling. De rechtbank verwijst de zaak naar de rol, zodat Bevabe kan aangeven of zij Eneco LON alsnog in de gelegenheid stelt om de schade in behandeling te nemen. De uitspraak benadrukt het belang van samenwerking tussen partijen bij schadeclaims en de noodzaak voor duidelijke communicatie over schadevergoeding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/531353 / HA ZA 17-705
Vonnis van 6 juni 2018
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEVABE B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
advocaat mr. L.Th.A. Boender te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENECO LEIDING OVER NOORD B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.C.W. van Eekeren te Eindhoven.
Partijen zullen hierna Bevabe en Eneco LON genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 juli 2017, met producties;
  • de conclusie van antwoord van Eneco LON, met producties;
  • de brief van de rechtbank van 22 november 2017 waarbij partijen zijn opgeroepen voor de comparitie;
  • de brief van 25 april 2018 van de zijde van Bevabe, met producties;
  • de brief van 29 april 2018 van de zijde van Eneco LON, met een productie;
  • het proces-verbaal van de op 14 mei 2018 gehouden comparitie van partijen;
  • de ter comparitie van de zijde van Bevabe overgelegde pleitaantekeningen;
  • de ter comparitie van de zijde van Eneco LON overgelegde pleitnota;
  • de reactie op het proces-verbaal van 23 mei 2018 van de zijde van Bevabe;
  • de reactie op het proces-verbaal van 23 mei 2018 van de zijde van Eneco LON;
  • de reactie van Eneco LON van 28 mei 2018 op de reactie van Bevabe van 23 mei 2018;
  • de reactie van Bevabe van 30 mei 2018 op de reactie van Eneco LON van 23 mei 2018.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bevabe exploiteert commercieel vastgoed. Bevabe heeft het bedrijfsgebouw gelegen aan op de hoek van de [adres 1] en de [adres 2] te Rotterdam (hierna: het bedrijfsgebouw) in erfpacht.
2.2.
Het onder 2.1 bedoelde gebouw is gedeeltelijk verhuurd aan Tapwacht. Tapwacht is onderdeel van het Facilicom-concern. Tapwacht houdt zich bezig met de levering en het onderhoud van drank- en koelinstallaties. In het bedrijfsgebouw is de centrale vestiging van Tapwacht gevestigd van waaruit elke dag servicemonteurs naar klanten vertrekken, afleveringen van aangekochte installaties en materialen plaatsvinden en servicewagens op en aan rijden om onderdelen op te halen. Het gaat om circa tien vrachtwagens per dag die van en naar het bedrijfsgebouw rijden.
2.3.
In opdracht van Eneco B.V. heeft Eneco LON in de periode van september 2013 tot en met oktober 2014 de zogenoemde “Leiding over Noord” aangelegd. Dit betreft een warmtetransportleiding van de AVR in Rozenburg/Botlek, via Vlaardingen en Schiedam, naar de E.ON-centrale in Rotterdam. Het gaat om een tracé van 16,8 kilometer. De warmtetransportleiding levert duurzame warmte aan 95.0000 woningen en bedrijven in de regio Rotterdam.
2.4.
Het werk onder 2.3 is bij koninklijk besluit van 29 januari 2013 erkend als werk van openbaar belang.
2.5.
Bij de totstandkoming van de Leiding over Noord heeft Eneco LON samengewerkt met drie (hoofd)aannemers, waaronder Siers Leiding-Montageprojekten Oldenzaal B.V. (hierna: Siers).
2.6.
Op de t-splitsing waaraan het bedrijfsgebouw is gelegen hebben vanwege het project van Eneco LON twee boringen plaatsgevonden, teneinde de Leiding over Noord onder de Rijksweg A20 door te laten lopen.
2.7.
Begin 2013 hebben de door Eneco LON aangestelde omgevingscoördinatoren in kaart gebracht welke bedrijven problemen zouden ondervinden als gevolg van de uitvoering van het project. In dat kader heeft Eneco LON in januari 2013 met Tapwacht gesproken over oplossingen daarvoor, zodat de bedrijvigheid van Tapwacht in het bedrijfsgebouw tijdens de werkzaamheden door kon gaan.
2.8.
In oktober 2013 is Bevabe op de hoogte geraakt van de voorgenomen werkzaamheden van Eneco LON.
2.9.
BBCI Frijwijk heeft in opdracht van Eneco LON de staat van langs het tracé gelegen bebouwing in kaart gebracht door middel van het uitvoeren van bouwkundige 0-metingen. In oktober 2013 heeft een 0-meting plaatsgevonden voor de panden aan de [adres 1] . Op 9 december 2013 heeft een dergelijke meting plaatgevonden voor het gebouw aan de [adres 2] . Naar aanleiding van een daartoe strekkend verzoek van Bevabe is de 0-meting van het gebouw aan de [adres 1] nogmaals uitgevoerd op 28 en 29 januari 2014.
2.10.
Om het bedrijfsgebouw voor Tapwacht bereikbaar te houden tijdens de uitvoering van het werk hebben partijen er in overleg voor gekozen om een doorsteek aan te brengen tussen de panden aan de [adres 2] en de panden aan de [adres 1] in de vorm van een brandwerende roldeur. Op die wijze kon Tapwacht via het pand aan de [adres 2] inpandig materiaal lossen naar het de pand aan de [adres 1] . De kosten van het realiseren en na afronding van de werkzaamheden weer verwijderen van deze doorgang zijn door Eneco LON gedragen.
2.11.
Eneco LON is de werkzaamheden gestart in december 2013. De werkzaamheden zijn in de zomer van 2014 afgerond.

3.De vordering

3.1.
Bevabe heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
1) te verklaren voor recht dat Eneco LON aansprakelijk is jegens Bevabe wegens de door haar veroorzaakte vermogensschade voortvloeiende uit onrechtmatige daad;
2) Eneco LON te veroordelen tot betaling van de herstelkosten van de geleden schade aan de eigendommen van Bevabe, de gemaakte kosten van het onderzoek hiernaar en de kosten van rechtsbijstand, nader op te maken bij staat;
3) Eneco LON te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 47.190,- inclusief BTW
(€ 39.000,- exclusief BTW) wegens schade vanwege verlengd gebruik van het gedeelte van het pand aan de [adres 2] , vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 februari 2014;
4) Eneco LON te veroordelen tot betaling van de kosten voor het onderzoek naar de fundering van het pand ad € 22.239,80 inclusief BTW (€ 18.830,- exclusief BTW);
5) Eneco LON te veroordelen in de kosten van de procedure en in de nakosten.
3.2.
Bevabe heeft aan deze vorderingen naast hetgeen onder de vaststaande feiten is vermeld het volgende ten grondslag gelegd.
3.2.1.
Als gevolg van de in opdracht van Eneco LON uitgevoerde werkzaamheden is schade ontstaan aan het pand. Die schade is ontstaan doordat bij de werkzaamheden trillingsnormen zijn overschreden. Eneco LON dient deze schade te vergoeden.
3.2.2.
Bevabe is als gevolg van het uitlopen van de werkzaamheden huurinkomsten misgelopen. Vooraf heeft Eneco LON aangegeven dat de werkzaamheden drie maanden in beslag zouden nemen. De werkzaamheden hebben uiteindelijk negen maanden geduurd. Gedurende die tijd moest Bevabe de alternatieve ingang voor haar huurder Tapwacht, die via een andere leegstaande ruimte van het pand liep, in stand houden. Als gevolg daarvan kon deze ruimte niet verhuurd worden door Bevabe, terwijl zich daarvoor in die periode wel twee gegadigden hebben gemeld bij Bevabe. De schade bedraagt zes maal de gemiste huurinkomsten per maand van € 6.500,-, neerkomend op € 39.000,-.
3.2.3. Doordat de trillingsnormen tijdens de werkzaamheden zijn overschreden, is er een reëel risico dat de fundering van het pand beschadigd is geraakt. Om hierover duidelijkheid te krijgen dient een onderzoek naar de fundering te worden uitgevoerd. De kosten hiervan dient Eneco LON te dragen, nu de noodzaak tot dit onderzoek is ontstaan doordat bij de in opdracht van Eneco LON uitgevoerde werkzaamheden trillingsnormen zijn overschreden. Eneco LON weigert de kosten van dit onderzoek te dragen.

4.Het verweer

4.1.
Het verweer van Eneco LON strekt tot afwijzing van de vorderingen van Bevabe, met veroordeling van Bevabe in de kosten van de procedure, vermeerderd met nakosten en wettelijke rente.
4.2.
Eneco LON heeft als verweer het volgende aangevoerd.
4.2.1.
Eneco LON heeft de schade in behandeling genomen maar Bevabe heeft daaraan niet willen meewerken. De afwikkeling van de schade is daardoor niet verder gekomen dan een aanbod om een schade-expert de schade te laten opnemen en de verzekeraar tot verdere afhandeling te laten overgaan. Eneco LON is nog steeds bereid de schade af te wikkelen via de betrokken verzekeraar en te vergoeden als vastgesteld wordt dat er schade is veroorzaakt door de uitvoering van de werkzaamheden.
4.2.2.
Voor vergoeding van door Bevabe gemaakte kosten voor rechtsbijstand en kosten gemaakt door de bestuurder van Bevabe is geen plaats.
4.2.3.
Eneco LON heeft geen toezeggingen gedaan over de duur van de werkzaamheden. Niet afgesproken is dat de werkzaamheden maximaal drie maanden zouden duren. Er is geen grond voor vergoeding van gederfde huurinkomsten. Eneco LON betwist ook dat sprake is van gederfde huurinkomsten; Bevabe heeft niet aangetoond dat zich daadwerkelijk potentiële huurders hebben gemeld. Bovendien heeft Bevabe nagelaten te melden dat er geïnteresseerden waren voor de bedrijfsruimte. Als Bevabe dat had gemeld had Eneco LON een oplossing kunnen zoeken voor de situatie, zodat de bedrijfsruimte wel verhuurd had kunnen worden.
4.2.4.
Er is slechts sprake geweest van een enkele overschrijding van de trillingsnormen, zodat schade aan de fundering niet te verwachten is. Er zijn geen aanwijzingen dat de fundering van het pand beschadigd is geraakt noch dat daar een reëel risico op bestaat. Voor een door Eneco LON te betalen onderzoek daarnaar is dan ook geen grond.

5.De beoordeling

5.1.
Bevabe heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Eneco LON onrechtmatig heeft gehandeld jegens haar. Bij dagvaarding onder 3.1 stelt eiseres dat Eneco LON als verantwoordelijke partij voor de aanleg van de warmtetransportleiding aansprakelijk is voor de als gevolg van die werkzaamheden opgetreden schade aan de eigendommen van derden. Voorts wijst Bevabe erop dat door Eneco LON veroorzaakte hinder ertoe heeft geleid dat Bevabe vermogensschade lijdt wegens gederfde huurinkomsten. Hiernaast heeft Bevabe ook nakoming van een tussen partijen gesloten overeenkomst aan de vorderingen ten grondslag gelegd. Bevabe wijst er immers op dat Eneco LON aan Bevabe heeft toegezegd om eventuele schade bij de aanleg van de warmtetransport voor haar rekening te nemen. Daarmee beroept Bevabe zich kennelijk op een terzake tussen partijen gemaakte afspraak.
5.2.
De rechtbank kan Bevabe in de stelling dat sprake is van een overeenkomst tussen partijen die een schadevergoedingsverplichting voor Eneco LON doet ontstaan volgen. Relevant voor dat oordeel is de inhoud van de door Bevabe als productie 8 bij dagvaarding overgelegde brief van het Projectteam Leiding Over Noord, die kennelijk aan verschillende betrokkenen is verzonden. In die brief staat onder het kopje Bouwkundige opname huis/bedrijf:
"Voordat gestart wordt met de werkzaamheden worden van de panden/percelen in de directe nabijheid van de werkzaamheden een bouwkundige beschrijving gemaakt. Dit gebeurt omdat bij werkzaamheden nooit 100% kan worden uitgesloten dat er ergens schade ontstaat.
Mocht er tijdens en door het onze werkzaamheden schade aan uw pand/perceel ontstaan, dan wil Eneco niet dat u met deze schade blijft zitten. Met een bouwkundige beschouwing kan worden aangetoond of een schade door de werkzaamheden zijn ontstaan waarna deze door Eneco in behandeling kan worden genomen."
5.3.
De partijen aan wie deze brief is toegezonden konden aan deze mededeling in beginsel het vertrouwen ontlenen dat Eneco LON ervoor instond dat door de werkzaamheden ontstane schade zou worden vergoed. Weliswaar is in de brief slechts vermeld dat eventueel tijdens de werkzaamheden ontstane schade door Eneco LON in behandeling kan worden genomen, maar in de betreffende context mocht dat zo worden begrepen dat aantoonbaar door de werkzaamheden veroorzaakte schade na behandeling van de claim ook zou worden vergoed. Zo heeft ook Bevabe dat dus mogen begrijpen.
5.4.
Dat aan de zijde van Eneco LON een schadevergoedingsplicht bestaat wordt verder ondersteund door het feit dat sprake is van als zodanig bij besluit van 29 januari 2013 erkend werk van openbaar belang(productie 2 bij conclusie van antwoord). Dat het werk van openbaar belang is en dat het onvermijdelijk was dat bij de uitvoering van het werk hinder aan derden zou worden veroorzaakt, is door Bevabe niet betwist. Waar het bij de uitvoering van het werk om ging was dat de hinder voor derden zoals Bevabe zoveel mogelijk zou worden beperkt en dat eventuele schade door de werkzaamheden in behandeling zou worden genomen (en zou worden vergoed).
5.5.
In de hierboven geschetste omstandigheden mocht Bevabe dan ook van Eneco LON verwachten dat zij overeenkomstig haar toezegging zou zorgdragen voor vergoeding van schade die door de werkzaamheden is ontstaan.
Daar staat echter tegenover dat Eneco LON van Bevabe mocht verwachten dat zij haar medewerking zou verlenen aan de behandeling van die schade door Eneco LON. Met dat laatste is Bevabe in gebreke gebleven.
5.6.
Als professionele verhuurder, bijgestaan door een advocaat, behoorde Bevabe te begrijpen dat zij deskundigen van de betrokken verzekeraars in staat diende te stellen om de door Bevabe gestelde schade te onderzoeken. Bevabe heeft zich in een e-mail van 10 november 2016 van haar advocaat (productie 23 bij conclusie van antwoord) echter op het volgende standpunt gesteld:
"Alvorens een afspraak te maken om de schade te komen bekijken verkrijgt cliënte graag de bevestiging dat de door haar geleden schade zoals bovenbedoeld gespecificeerd in alle facetten wordt meegenomen in de schadeafwikkeling. Als gevolg van het feit dat cliënte zeer kritisch is geweest op de wijze waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd – en keer op keer het overleg is aangegaan – is de schade wat betreft de omvang daarvan aanzienlijk beperkt. Alleen al om die reden is cliënte van mening dat alle door haar gemaakte kosten in de schade afwikkeling moeten worden meegenomen. Mocht u voornemens zijn bepaalde onderdelen niet mee te nemen in de schadeafwikkeling dan verkiest cliënte een gang naar de rechter die alsdan zal worden verzocht Eneco te veroordelen tot vergoeding van alle geleden schade en gevolgschade."
Van de zijde van Eneco is daarop bij e-mail van 4 januari 2017 als volgt gereageerd (productie 24 bij conclusie van antwoord):
"Na overleg met Eneco en haar verzekeraars kunnen wij u berichten dat Eneco en haar verzekeraars niet ingaan op uw verzoek. Eneco en haar verzekeraars betreuren de houding van uw cliënte, en zien door deze houding geen verdere mogelijkheid om de door u gestelde schade aan uw pand via de gebruikelijke weg vast te stellen en af te handelen."
5.7.
Bevabe is er vervolgens toe overgegaan Eneco LON in rechte te betrekken.
5.8.
De rechtbank is van oordeel dat Bevabe onjuist heeft gehandeld door het Eneco LON niet mogelijk te maken om de gestelde schade op de gebruikelijke wijze (mede door tussenkomst van verzekeraars en de door hen ingeschakelde experts) in behandeling te nemen en af te wikkelen. Dat leidt er beginsel toe dat de vorderingen van Bevabe niet toewijsbaar zijn, in elk geval voor wat betreft de vordering tot vergoeding voor de aan het bedrijfsgebouw ontstane schade.
Partijen zijn er evenwel in de visie van de rechtbank niet mee geholpen indien in deze instantie mede op deze grond de vorderingen van Eneco LON geheel of voor een groot deel worden afgewezen. Naar de rechtbank heeft begrepen wensen beide partijen hetzelfde, namelijk dat de door de werkzaamheden ontstane schade op een correcte manier wordt afgewikkeld.
5.9.
Voor zover door de werkzaamheden schade voor Bevabe is ontstaan, behoort deze - na behandeling - te worden vergoed. Tegen deze achtergrond geeft de rechtbank Bevabe in overweging om Eneco LON alsnog in staat te stellen om de door Bevabe gestelde schade (eerst) - zonder door Bevabe vooraf te stellen voorwaarden - (door de betrokken verzekeraars) te laten behandelen.
5.10.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor een door Bevabe te nemen akte waarin zij zich er over kan uitlaten of zij Eneco LON alsnog in de gelegenheid heeft gesteld om de schade in behandeling te nemen. Eneco LON zal bij antwoordakte mogen reageren. Indien partijen er conform de suggestie van de rechtbank voor kiezen om de gestelde schade alsnog door (de verzekeraars van) Eneco LON te laten behandelen, kunnen zij de rechtbank verzoeken om de zaak naar de parkeerrol te verwijzen. Zo nodig kan de procedure dan in de toekomst door de meest gerede partij worden hervat.
5.11.
Indien moet worden voortgeprocedeerd, dient Bevabe haar vordering te concretiseren. Die schade die Bevabe meent te hebben geleden moet inmiddels bekend zijn. Voor toewijzing van een vordering tot bij staat op te maken schade is om die reden geen plaats. Als Bevabe dat wenst, zal zij in de gelegenheid worden gesteld om een akte te nemen teneinde haar eis te wijzigen en de door haar gestelde schade nader te concretiseren en te onderbouwen. Eneco LON zal in dat geval in de gelegenheid worden gesteld om bij antwoordakte te reageren.
5.12.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank,
verwijst de zaak naar de rolzitting van woensdag 27 juni 2018 voor akte aan de zijde van Bevabe als bedoeld in 5.10 van dit vonnis;
houdt alle overige beslissingen aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Bouwman en in het bijzijn van mr. S. Lankhaar, griffier, openbaar uitgesproken op 6 juni 2018.
1861/1729