De wrakingskamer is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.5
Voor de beoordeling gaat de wrakingskamer uit van deze feitelijke gang van zaken:
Naast de getuige [naam getuige] zijn er drie andere getuigen toegewezen. Op 28 april 2018 waren de drie andere getuigen reeds gehoord, steeds in aanwezigheid van de verdediging. Het op 5 december 2017 geplande verhoor van de getuige [naam getuige] kon geen doorgang vinden vanwege ziekte van de getuige.
Vervolgens is dat verhoor door de rechter-commissaris in overleg met de verdediging van verzoekers gepland op 24 april 2017 om 09.30 uur, waarbij de getuige via een videoverbinding zou worden gehoord. De getuige zou met zijn raadsman (een kantoorgenoot van de advocaten van verzoekers) aanwezig zijn in het politiebureau in Almere, terwijl de rechter-commissaris met de verdediging aanwezig zou zijn op het kabinet RC in Rotterdam. Voor het verhoor van de getuige [naam getuige] was in ieder geval een uur gereserveerd. De verdediging van verzoekers is tijdig en correct over deze nieuwe datum geïnformeerd en voor het getuigenverhoor uitgenodigd.
Op 24 april 2018 om 09.30 uur waren alle betrokkenen op de afgesproken plaatsen aanwezig, met uitzondering van de verdediging. Daaraan voorafgaande, om circa 09.18 uur heeft mr. Koopman aan het kabinet RC doen weten dat zij onderweg was, dat zij door filevorming was vertraagd en dat zij circa 15 minuten later dan gepland zou arriveren. Ook de kantoorgenoot in Almere is hiervan op de hoogte gebracht.
Om 09.31 uur heeft mr. Koopman aan haar kantoorgenoot in Almere bericht dat zij op ongeveer drie kilometer van het kabinet RC was. Deze informatie is door de kantoorgenoot doorgegeven aan de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft om 09.31 uur de videoverbinding doen openen en heeft geconstateerd dat geen van de advocaten van verzoekers was verschenen. Hij heeft de getuige geen vragen gesteld en heeft het getuigenverhoor afgesloten, waarna de videoverbinding om 09.37 uur is verbroken.
Mr. Koopman is om 09.45 uur gearriveerd in het kabinet RC en heeft om 09.50 uur een gesprek gehad met de rechter-commissaris.
4.6
Uit deze feiten kan worden afgeleid dat de advocaat ongeveer een kwartier te laat is gearriveerd overeenkomstig de eerder aan de rechter-commissaris gedane mededeling. De rechter-commissaris heeft de komst van de advocaat echter niet willen afwachten omdat hij van advocaten verwacht dat ze op tijd komen, behoudens gegronde redenen.
4.7
Het hanteren van de regel dat partijen, zoals in dit geval advocaten, op tijd aanwezig dienen te zijn, geeft in het algemeen geen blijk van partijdigheid of vooringenomenheid. Afspraak is afspraak. Maar de afspraak om een getuigenverhoor op een bepaald tijdstip aan te vangen is niet een doel op zichzelf; de afspraak dient de procesorde en meer in het bijzonder het verhoor van de getuige. Het ligt dan ook in de rede om het te laat komen te bezien in het licht van de bedoeling van de afspraak, het horen van de getuige.
4.8
Dat de rechter-commissaris de komst van de advocaat niet heeft willen afwachten, is in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen in redelijkheid niet te begrijpen. Niet valt in te zien dat het doel van de afspraak niet alsnog kon worden bereikt, zonder dat andere belangen in het gedrang kwamen.
4.9
De wrakingskamer gaat voorbij aan de stelling van de rechter-commissaris dat de verdediging in de zaak tegen de verzoeker [naam verzoeker 2] zonder bericht van verhindering niet is verschenen bij het getuigenverhoor. De rechter-commissaris zou de informatie omtrent de waarneming van mr. Meulemeesters bij dat getuigenverhoor immers hebben ontvangen van mr. Koopman indien hij haar komst had afgewacht.
4.1
Wat betreft de opmerking van de rechter-commissaris ter zitting van de wrakingskamer dat – zo er al sprake zou zijn van partijdigheid van zijn kant – hij niet vermag in te zien jegens wie hij dan partijdig zou zijn geweest, overweegt de wrakingskamer dat het niet doen plaatsvinden van het verhoor van de getuige in ieder geval niet in het voordeel van de verzoekers is. Het gaat immers om een getuige die op hun verzoek en in hun belang is toegewezen door de ontnemingskamer.
4.11
De slotsom is dat de beslissing van de rechter-commissaris om de getuige niet te horen en niet meer op te roepen onder de hiervoor geschetste omstandigheden zozeer onbegrijpelijk is, dat de verzoekers op grond van objectieve factoren gerechtvaardigde vrees kunnen hebben dat deze beslissing is ingegeven door vooringenomenheid. De verzoeken zijn dus gegrond en worden toegewezen.