ECLI:NL:RBROT:2018:5160

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 juni 2018
Publicatiedatum
28 juni 2018
Zaaknummer
549472 / HA RK 18-418 en 549475 / HA RK 18-419
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen rechter-commissaris in strafzaken

In deze zaak hebben de verzoekers, vertegenwoordigd door advocaten mr. K.R. Koopman en mr. M.H.H. Meulemeesters, een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter-commissaris mr. drs. J. van den Bos. De wraking is aangevraagd naar aanleiding van een getuigenverhoor dat op 24 april 2018 gepland stond, maar niet doorging omdat de advocaat van de verzoekers, mr. Koopman, te laat arriveerde. De rechter-commissaris heeft besloten het verhoor niet af te wachten, wat leidde tot de wrakingsverzoeken van de verzoekers. De verzoekers voerden aan dat de rechter-commissaris partijdig was door niet te wachten op de komst van de advocaat, ondanks dat deze tijdig had aangegeven dat zij in de file stond. De rechter-commissaris heeft in zijn verweer gesteld dat hij geen vooringenomenheid heeft getoond en dat hij van advocaten verwacht dat zij op tijd zijn. De wrakingskamer heeft de argumenten van beide partijen overwogen en geconcludeerd dat de beslissing van de rechter-commissaris om het verhoor niet af te wachten onbegrijpelijk was. De verzoekers hebben objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid, waardoor het wrakingsverzoek gegrond is verklaard. De wrakingskamer heeft de verzoeken tot wraking toegewezen en de rechter-commissaris is gewraakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummers / rekestnummers : 549472 / HA RK 18-418 en 549475 / HA RK 18-419
Parketnummers : 10/750131-13 en 10/750018-13
Beslissing van 8 juni 2018
op de verzoeken van
[naam verzoeker 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. K.R. Koopman te Utrecht,
en
[naam verzoeker 2],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres],
verzoeker,
advocaat mr. M.H.H. Meulemeesters te Utrecht,
strekkende tot wraking van:
mr. drs. J. van den Bos, rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Rotterdam, team Kabinet RC (hierna: de rechter-commissaris).

1.Het procesverloop en de processtukken

Op 19 januari 2017 heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank de ontnemingszaken tegen verzoekers verwezen naar de rechter-commissaris voor het horen van een viertal getuigen, waaronder de getuige [naam getuige].
Het voor 5 december 2017 geplande verhoor van de getuige [naam getuige] heeft geen doorgang gevonden vanwege ziekte van de getuige. Vervolgens is een nieuwe datum voor het getuigenverhoor gepland op 24 april 2018 om 09.30 uur. Daarbij zou de getuige [naam getuige] aanwezig zijn op het politiebureau te Almere. Hij zou gehoord worden door middel van een videoverbinding.
Het getuigenverhoor is op 24 april 2018 niet doorgegaan. De rechter-commissaris heeft een proces-verbaal van bevindingen videoverhoor opgemaakt, dat onder meer inhoudt:
“…….
Aanwezig in Rotterdam: mr. J. van den Bos, rechter-commissaris, V.L. van der Bij, griffier.
Aanwezig in Almere: getuige [naam getuige] ……. en zijn raadsman mr. J.C. Reisinger.
De videoverbinding is tussen Almere en Rotterdam is tevoren getest. De verbinding is
gelegd om 09:31 uur en om 09:37 uur verbroken.
De raadslieden zijn uitgenodigd naar Rotterdam te komen. Geen van hen is verschenen. Eén
van hen, mr. K.R. Koopman, heeft laten weten te laat te zijn in verband met file.
De rechter-commissaris is van oordeel dat van raadslieden mag worden verwacht dat zij op
tijd aanwezig zijn. Dat wordt van iedere procesdeelnemer verwacht. Files in Nederland zijn
bepaald geen ongewoon verschijnsel. Het regenachtige weer van vanmorgen zal mogelijk
meer files dan gemiddeld hebben veroorzaakt, maar dit weer was verwacht en dus mag
worden verwacht dat mensen die op pad gaan hiermee rekening houden.
De rechter-commissaris had zelf geen vragen aan de getuige. Nu er geen raadslieden waren
om de getuige vragen te stellen, heeft de rechter-commissaris de getuige bedankt voor zijn
komst naar het bureau in Almere en medegedeeld dat het getuigenverhoor hiermee is
afgerond. Hij heeft tevens medegedeeld niet voornemens te zijn de getuige opnieuw op te roepen.
Om 9.50 uur is mr. Koopman verschenen. Zij heeft gevraagd of de rechter-commissaris
vragen heeft gesteld aan de getuige. Hierop is geantwoord dat de rechter-commissaris geen
vragen heeft gesteld. De raadsvrouw heeft gevraagd in het proces-verbaal op te nemen dat
de rechter-commissaris vorige keer wel vragen heeft gesteld aan verschenen getuigen. De
rechter-commissaris heeft verklaard dat niet te zullen doen, omdat - als dat zo is - zulks
blijkt uit de eerdere processen-verbaal van verhoor. Hij verwijst daarnaar.
…….”
Bij brief van 24 april 2018 hebben de advocaten namens verzoekers de wraking van de rechter-commissaris verzocht.
De wrakingskamer heeft kennis genomen van de volgende stukken uit de ontnemingszaken:
  • de processen-verbaal van de terechtzittingen d.d. 19 januari 2017;
  • de processen-verbaal van verhoor d.d. 21 augustus 2017 en 5 december 2017, betreffende het horen van de andere toegewezen getuigen;
  • het proces-verbaal van bevindingen videoverhoor d.d. 24 april 2018.
Verzoekers, hun advocaten, de rechter-commissaris, alsmede de officier van justitie zijn verwittigd van de datum waarop de wrakingsverzoeken zouden worden behandeld en zijn voor de zitting uitgenodigd.
De rechter-commissaris is in de gelegenheid gesteld voorafgaande aan de zitting schriftelijk te reageren. De rechter-commissaris heeft van die gelegenheid gebruik gemaakt bij brief van 4 mei 2018.
Ter zitting van 25 mei 2018, alwaar de wrakingsverzoeken zijn behandeld, zijn verschenen: mr. Koopman en mr. Meulemeesters; de rechter-commissaris, alsmede officier van justitie mr. P.P.A.M. Notenboom. Zij hebben ieder – de rechter-commissaris mede aan de hand van schriftelijke aantekeningen – hun standpunt nader toegelicht.

2.De verzoeken en de reactie daarop

2.1
Ter adstructie van de wrakingsverzoeken hebben verzoekers het volgende aangevoerd - verkort en zakelijk weergegeven - :
2.1.1
Het belang van de verdediging tot het horen van [naam getuige] is evident, nu de verklaring van [naam getuige] (daar waar hij verklaart € 50 per kilo verkochte droge hennep te hebben verdiend) als uitgangspunt voor de berekening van de hoogte van de ontnemingsvordering jegens verzoekers geldt. De verdediging wenst [naam getuige] onder meer te bevragen naar de exacte afspraken, of er daadwerkelijk aan verzoekers betaald is, wat de rol van verzoekers inhield en of er gelijke betalingsafspraken golden voor verzoekers.
2.1.2
Tijdens de contacten tussen de drie betrokken advocaten enerzijds en het kabinet RC anderzijds ten behoeve van de planning van de tweede datum voor het verhoor van de getuige [naam getuige] was al duidelijk geworden dat op 24 april 2018 één van de drie advocaten – te weten mr. Meulemeesters – verhinderd zou zijn. De rechter-commissaris was het daarom bekend, of het had hem bekend kunnen zijn, dat mr. Koopman zou waarnemen voor mr. Meulemeesters.
2.1.3
In de ochtend van 24 april 2018 is mr. Koopman tijdig met de auto vanuit Utrecht naar Rotterdam vertrokken om het verhoor bij te wonen en het ondervragingsrecht uit te oefenen. Wegens verhindering van mr. Meulemeesters is onderling afgesproken dat mr. Koopman tevens zou waarnemen voor hem. Helaas is mr. Koopman die ochtend in de file beland, hetgeen zij tijdig kenbaar heeft gemaakt aan het kabinet R-C. Zij heeft om 09.17 uur contact opgenomen met de secretaresse van mr. Meulemeesters en laatstgenoemde heeft aansluitend contact opgenomen met het kabinet van de rechter-commissaris en aan een medewerker aldaar doorgegeven dat mr. Koopman helaas niet tijdig bij de rechtbank zou
kunnen zijn in verband met file op de A12 en A20 en vertraagd was met vijftien minuten.
Ook advocaat mr. Reisinger, kantoorgenoot van beide advocaten die aanwezig was bij de getuige op het politiebureau in Almere, is hiervan op de hoogte gesteld.
2.1.4
Om 09.31 uur heeft mr. Koopman aan mr. Reisinger een berichtje gestuurd dat zij op drie kilometer van de rechtbank was. Op dat moment was het verhoor nog niet gestart.
Mr. Reisinger heeft dit vervolgens aan de rechter-commissaris doorgegeven, waarop deze te kennen heeft gegeven dat drie kilometer binnen Rotterdam nog lang kon duren en dat hij niet wilde wachten op de komst van mr. Koopman. Mr. Reisinger heeft de rechter-commissaris ook nog verzocht om even te wachten op de komst van mr. Koopman, met name omdat mr. Koopman op korte afstand van de rechtbank was en zowel mr. Reisinger als de getuige was verschenen. Hieraan heeft de rechter-commissaris geen gehoor willen geven. De rechter-commissaris is even na half tien is begonnen met het videoverhoor. Daarbij is door de rechter-commissaris meegedeeld dat geen van de raadslieden was verschenen en dat enkel door één van de raadslieden was medegedeeld dat zij verlaat was. De rechter-commissaris was er dan ook van op de hoogte dat mr. Koopman zou verschijnen.
2.1.5
Om 09.45 uur heeft mr. Koopman zich gemeld bij het kabinet. Vrijwel direct werd zij naar binnen geroepen en heeft gesproken met de rechter-commissaris. Hij deelde mee dat het verhoor geen doorgang meer zou vinden en hij de getuige niet opnieuw meer zou oproepen. De rechter-commissaris gaf aan dat hij op tijd was en de getuige ook en dat mr. Koopman ervoor had moeten zorgen ook op tijd te zijn. Mr. Koopman heeft haar excuses aangeboden voor het feit dat zij niet tijdig aanwezig was en aangegeven dat zij begrijpt dat dit vervelend is. Zij heeft de rechter-commissaris gevraagd of hij de getuige vragen heeft gesteld, waarop hij aangaf dat hij geen vragen had gesteld aan de getuige.
2.1.6
Verzoekers menen dat uit de handelwijze zoals hierboven is omschreven, maar ook zoals
deze is omschreven in het proces-verbaal van bevindingen, zwaarwegende aanwijzingen kunnen worden afgeleid voor het oordeel dat de rechter-commissaris jegens de verdediging een vooringenomenheid koestert, althans dat de vrees hiervoor bij verzoekers objectief
gerechtvaardigd is. Hiertoe is het volgende van belang.
2.1.7
Uiteraard mag van raadslieden verwacht worden dat zij op tijd ergens aanwezig zijn.
Evengoed kan in die verwachting betrokken worden dat raadslieden – die enige afstand
moeten reizen – anticiperen op eventuele verkeersperikelen. Niettemin is het inherent aan
(auto)reizen dat files soms langer zijn dan verwacht of zich tijdens de rit nieuwe
belemmerende omstandigheden voordoen, waardoor de verwachte aankomsttijd niet (meer)
haalbaar blijkt te zijn. Dit komt helaas vaker voor in de rechtspraktijk. Het is dan een goede
praktijk om dit zo spoedig mogelijk op voorhand kenbaar te maken, waarbij de ervaring veelal leert dat hier rekening mee gehouden wordt door rechtbanken en hoven.
2.1.8
De vertraging van mr. Koopman was naar de mening van verzoekers niet zodanig, dat de
procesorde daarmee in het gedrang kwam. Daarbij heeft zij op voorhand tijdig aangekondigd wat haar vertraging ongeveer was en hoe laat zij verwachtte aanwezig te zijn. Dit bleek achteraf een accurate inschatting geweest te zijn.
2.1.9
Vanuit de zijde van de rechter-commissaris is op voorhand niet kenbaar gemaakt hoeveel tijd er voor het verhoor zou worden uitgetrokken. Evenmin is aan de verdediging gevraagd hoeveel tijd zij nodig zouden hebben voor de vragen die zij wensten te stellen. Ook is niet verzocht om op voorhand de vragen aan de rechter-commissaris te verstrekken, anders dan indien één van de advocaten onverhoopt verhinderd zou zijn.
2.1.10
Het is voor een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris niet ongebruikelijk om minstens een uur in te plannen; tijd die redelijkerwijs gemoeid is met het stellen van vragen en dicteren/controleren van antwoorden. Mr. Koopman mocht er dan ook op vertrouwen dat de tijd die redelijkerwijs met het verhoor gemoeid was, niet reeds verstreken was op het moment dat zij zich aandiende bij het kabinet RC. Hoe dan ook, de rechter-commissaris heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen er geen blijk van gegeven een belangenafweging te hebben gemaakt tussen enerzijds de bewaking van de procesorde
(waaronder het voortvarend verloop daarvan) en anderzijds het belang van de verdediging bij het horen van de getuige, waardoor niet inzichtelijk is geworden welke overwegingen de rechter-commissaris hier heeft gemaakt.
2.1.11
Daar komt nog bij dat de rechter-commissaris er vervolgens voor heeft gekozen om de getuige geen enkele vraag te stellen, terwijl de vraagpunten van de verdediging – naar de mening van verzoekers – evident waren c.q. hadden kunnen zijn. Niet valt in te zien waarom de rechter-commissaris niet zelf enkele vragen heeft gesteld en/of mr. Koopman (telefonisch) had benaderd met het verzoek om haar vragen (vast) kenbaar te maken. Nota bene was het voor de rechter-commissaris kenbaar dat mr. Koopman in direct contact stond met mr. Reisinger.
2.1.12
Met de mededeling aan de getuige dat het getuigenverhoor is afgerond en dat de rechter-commissaris voornemens is de getuige niet meer op te roepen, miskent de rechter-commissaris niet alleen (opnieuw) het belang van de verdediging, maar ook de opdracht van de rechtbank om deze getuige te (laten) horen. Ook deze beslissing neemt de rechter-commissaris zonder daarbij blijk te geven van enige afweging omtrent de te respecteren belangen. Het is overigens ook niet zo dat er talloze pogingen zijn ondernomen om de getuige [naam getuige] te (laten) horen. Slechts één keer eerder is een gepland verhoor geannuleerd wegens gezondheidsredenen van de getuige; een omstandigheid die de verdediging niet kan worden tegengeworpen.
2.1.13
Al met al is het onbegrijpelijk dat de rechter-commissaris niet (even) de komst van mr. Koopman heeft willen afwachten, terwijl hij anderzijds geen vragen stelt en voorts de getuige meedeelt dat hij niet voornemens is om hem opnieuw op te roepen. Zowel de procesorde als het belang van de getuige lijken niet gediend te zijn met deze handelwijze. Immers kunnen verzoekers zich voorstellen dat de getuige liever (hooguit) 15 minuten langer had gewacht, dan dat nu de kans bestaat dat hij nog een keer moet terugkomen, hetgeen als het aan verzoekers ligt, nu wel aan de orde is.
2.2
De rechter-commissaris heeft niet in de wraking berust.
De rechter-commissaris bestrijdt deels de feitelijke grondslag van de verzoeken en heeft overigens te kennen gegeven dat niet sprake is van een omstandigheid die grond tot wraking van de rechter kan opleveren. Daarbij is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd:
2.2.1
Wat betreft de beslissingen om de getuige niet opnieuw te zullen oproepen en het RC-onderzoek als geëindigd te beschouwen: uit deze beslissingen, genomen voorafgaand aan de indiening van het wrakingsverzoek, volgt dat de bemoeienis van de rechter-commissaris met de zaak ten einde is. Een eventuele gegrondverklaring van het wrakingsverzoek verandert daar niets aan: het RC-onderzoek is en blijft beëindigd. De rechter-commissaris vraagt zich af in hoeverre er (nog) een belang bestaat bij een uitspraak van de wrakingskamer.
2.2.2
Ten aanzien van de beslissing om niet te wachten op mr. Koopman:
Er bestaat niet een recht-op-wachten-door-de-rechter-commissaris-als-een-advocaat-te-laat-komt. De uitnodiging voor een getuigenverhoor kent tijd en plaats en het is aan de betrokkenen om ervoor te zorgen dat ze er dan zijn. Dat wordt van de rechter-commissaris verwacht en dat verwacht hij ook van anderen. Om 9.30 uur op de rechtbank in Rotterdam verschijnen is bepaald geen onmogelijke opgave. Wie dat niet haalt en het wijt aan files, is te laat vertrokken. Zeker van een professionele procesdeelnemer als een advocaat mag worden verwacht dat deze rekening houdt met files op een doorsnee dinsdagochtend in Nederland.
2.2.3
De rechter-commissaris heeft door deze beslissing geen blijk gegeven van vooringenomenheid of de schijn daarvan. Hij heeft geen enkel oordeel gegeven, expliciet noch impliciet, over de vragen waarover de ontnemingsrechter zich zal moeten buigen. Op geen enkele wijze heeft de rechter-commissaris een oordeel gegeven over het bewijsmateriaal. De rechter-commissaris heeft mr. Koopman niet anders behandeld dan de andere raadslieden of de officier van justitie. Hij heeft niemand voorgetrokken en niemand achtergesteld. De rechter-commissaris heeft eenvoudigweg geconstateerd dat mr. Koopman er niet was en dat niet is gebleken van omstandigheden die niet voor haar rekening en risico komen. Dat heeft niets te maken met vooringenomenheid. De beslissing laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Naar de indruk van de rechter-commissaris begrijpt de verdediging precies wat er is besloten, alleen is zij het er volstrekt mee oneens – maar dat is niet waar wraking over gaat. Wraking is geen intern appel. Van een onbegrijpelijkheid die zodanig is dat de beslissing slechts kan zijn ingegeven door vooringenomenheid is al helemaal geen sprake.
2.2.4
De rechter-commissaris heeft mr. Koopman niet anders behandeld dan hij anderen behandelt in dezelfde omstandigheden. De rechter-commissaris heeft geen eerdere gedragingen van haar betrokken in zijn beoordeling. De rechter-commissaris koestert geen vooringenomenheid jegens haar: hij verlangt alleen dat – alle – raadslieden die hij uitnodigt voor een verhoor op tijd vertrekken en op tijd aankomen en hij verbindt er consequenties aan als iemand te laat is zonder goede reden.
2.2.5
Ten slotte de beslissing van de rechter-commissaris om zelf geen vragen te stellen aan de getuige. De beslissing van de rechtbank behelst een verwijzing voor het horen van getuigen. De formulering is een standaardformulering. In het algemeen wordt hieruit niet de plicht voor de rechter-commissaris afgeleid om zelf vragen te stellen aan de getuigen. De rechter-commissaris ziet niet in waarom dat in deze zaak anders zou zijn, te minder nu de getuigenverhoren zijn gevraagd door de verdediging. Als de verdediging anders denkt over de plicht van de rechter-commissaris vragen te stellen, dan had hij wel verwacht dat dat bij de eerdere verhoren in deze zaak ter sprake was gekomen. Immers, anders dan mr. Koopman op 24 april 2018 kennelijk op het netvlies stond, heeft de rechter-commissaris tijdens die eerdere verhoren ook geen zaaksgerelateerde vragen aan de getuigen gesteld. De processen-verbaal van die verhoren kunnen erop worden nageslagen.
De rechter-commissaris beschouwt het in het algemeen niet als zijn taak om te bedenken welke vragen een advocaat zou kunnen hebben voor een getuige. Zou hij dat bovendien doen voor mr. Koopman alleen, dan zou hij haar en haar cliënt anders behandelen dan de anderen.
2.2.6
Volgens vaste jurisprudentie is wraking een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. De onafhankelijkheid van de rechter-commissaris staat in dit verzoek niet ter discussie. Met enige vorm van partijdigheid hebben de beslissingen van de rechter-commissaris niets te maken. Of zijn beslissingen inhoudelijk juist zijn, is niet aan het oordeel van de wrakingskamer onderworpen.
Het wrakingsverzoek is in wezen niets meer of minder is dan een intern appel tegen de beslissingen van de rechter-commissaris. De verdediging heeft niet haar zin gekregen en dat is in het verkeerde keelgat geschoten. Dat kan zijn, maar dan moet de verdediging niet bij de wrakingskamer aankloppen, maar bij de zittingsrechter. Als die van oordeel is dat het – om welke reden dan ook – geraden is de getuige nogmaals op te roepen voor een verhoor, dan kan die dat bevelen.
2.2.7
Wat betreft de zaak van verzoeker [naam verzoeker 2], waarin mr. Meulemeesters optreedt, is de rechter-commissaris eerst bij kennisneming van het wrakingsverzoek ervan op de hoogte geraakt dat mr. Koopman mede namens hem zou optreden. Tot dan toe, en dus ook ten tijde van zijn beslissingen, wist de rechter-commissaris niet anders dan dat mr. Meulemeesters tijdig was uitgenodigd voor het verhoor en zonder bericht niet was verschenen. Welke reden zou de rechter-commissaris dan moeten hebben (gehad) om in zijn zaak een verhoor uit te stellen of alsnog plaats te laten vinden?
2.3
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoekers in hun verzoeken, althans tot afwijzing van die verzoeken.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is dus toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben omdat die rechter jegens die partij een vooringenomenheid koestert, althans die partij dienaangaande een vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is.
3.2
De wrakingskamer is van oordeel dat de rechter-commissaris, ondanks zijn beslissing om zijn werkzaamheden te beëindigen, niet beschouwd kan worden als een rechter die de zaak niet meer behandelt in de zin van artikel 512 Sv. De huidige situatie is niet gelijk te stellen met de situatie waarin een rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan. De ontnemingszaken zijn immers niet afgedaan en zullen wederom op zitting komen. Zoals de rechter-commissaris zelf aanvoert, kunnen verzoekers alsdan vragen de getuige alsnog te horen en de verzoekers hebben al aangekondigd dit te zullen gaan doen. Nu de ontnemingskamer de getuige reeds eerder heeft toegewezen op verzoek van de verdediging, is bepaald niet ondenkbaar dat de getuige in een later stadium van de strafzaken alsnog moet worden gehoord. Dat kan dus resulteren in een terugverwijzing naar de rechter-commissaris. Er kan dus niet op voorhand gezegd worden dat de bemoeienis van de rechter-commissaris bij deze zaak definitief tot een einde is gekomen.
3.3.
Gelet op het voorgaande zijn verzoekers ontvankelijk in hun verzoeken. Hun belang bij het wrakingsverzoek is met het voorgaande gegeven.

4.De verdere beoordeling

4.1
Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking dient voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de door verzoeker geuite vrees voor vooringenomenheid van de rechter door objectieve factoren gerechtvaardigd is.
4.2
Vooropgesteld moet worden dat een voor een partij onwelgevallige beslissing van een rechter op zichzelf geen grond voor wraking oplevert. Dat geldt ook indien die beslissing op het oog mogelijk onjuist is, en ook indien er geen hogere voorziening mocht openstaan tegen die beslissing. Het is niet aan de wrakingskamer om de beslissing inhoudelijk te toetsen. Wraking kan immers niet fungeren als rechtsmiddel tegen onwelgevallige of onjuiste beslissingen.
4.3
Dat kan anders zijn indien een aangevochten beslissing zozeer onbegrijpelijk is, dat daarvoor redelijkerwijze geen andere verklaring is te geven dan dat de beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt.
4.5
Voor de beoordeling gaat de wrakingskamer uit van deze feitelijke gang van zaken:
Naast de getuige [naam getuige] zijn er drie andere getuigen toegewezen. Op 28 april 2018 waren de drie andere getuigen reeds gehoord, steeds in aanwezigheid van de verdediging. Het op 5 december 2017 geplande verhoor van de getuige [naam getuige] kon geen doorgang vinden vanwege ziekte van de getuige.
Vervolgens is dat verhoor door de rechter-commissaris in overleg met de verdediging van verzoekers gepland op 24 april 2017 om 09.30 uur, waarbij de getuige via een videoverbinding zou worden gehoord. De getuige zou met zijn raadsman (een kantoorgenoot van de advocaten van verzoekers) aanwezig zijn in het politiebureau in Almere, terwijl de rechter-commissaris met de verdediging aanwezig zou zijn op het kabinet RC in Rotterdam. Voor het verhoor van de getuige [naam getuige] was in ieder geval een uur gereserveerd. De verdediging van verzoekers is tijdig en correct over deze nieuwe datum geïnformeerd en voor het getuigenverhoor uitgenodigd.
Op 24 april 2018 om 09.30 uur waren alle betrokkenen op de afgesproken plaatsen aanwezig, met uitzondering van de verdediging. Daaraan voorafgaande, om circa 09.18 uur heeft mr. Koopman aan het kabinet RC doen weten dat zij onderweg was, dat zij door filevorming was vertraagd en dat zij circa 15 minuten later dan gepland zou arriveren. Ook de kantoorgenoot in Almere is hiervan op de hoogte gebracht.
Om 09.31 uur heeft mr. Koopman aan haar kantoorgenoot in Almere bericht dat zij op ongeveer drie kilometer van het kabinet RC was. Deze informatie is door de kantoorgenoot doorgegeven aan de rechter-commissaris.
De rechter-commissaris heeft om 09.31 uur de videoverbinding doen openen en heeft geconstateerd dat geen van de advocaten van verzoekers was verschenen. Hij heeft de getuige geen vragen gesteld en heeft het getuigenverhoor afgesloten, waarna de videoverbinding om 09.37 uur is verbroken.
Mr. Koopman is om 09.45 uur gearriveerd in het kabinet RC en heeft om 09.50 uur een gesprek gehad met de rechter-commissaris.
4.6
Uit deze feiten kan worden afgeleid dat de advocaat ongeveer een kwartier te laat is gearriveerd overeenkomstig de eerder aan de rechter-commissaris gedane mededeling. De rechter-commissaris heeft de komst van de advocaat echter niet willen afwachten omdat hij van advocaten verwacht dat ze op tijd komen, behoudens gegronde redenen.
4.7
Het hanteren van de regel dat partijen, zoals in dit geval advocaten, op tijd aanwezig dienen te zijn, geeft in het algemeen geen blijk van partijdigheid of vooringenomenheid. Afspraak is afspraak. Maar de afspraak om een getuigenverhoor op een bepaald tijdstip aan te vangen is niet een doel op zichzelf; de afspraak dient de procesorde en meer in het bijzonder het verhoor van de getuige. Het ligt dan ook in de rede om het te laat komen te bezien in het licht van de bedoeling van de afspraak, het horen van de getuige.
4.8
Dat de rechter-commissaris de komst van de advocaat niet heeft willen afwachten, is in het licht van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen in redelijkheid niet te begrijpen. Niet valt in te zien dat het doel van de afspraak niet alsnog kon worden bereikt, zonder dat andere belangen in het gedrang kwamen.
4.9
De wrakingskamer gaat voorbij aan de stelling van de rechter-commissaris dat de verdediging in de zaak tegen de verzoeker [naam verzoeker 2] zonder bericht van verhindering niet is verschenen bij het getuigenverhoor. De rechter-commissaris zou de informatie omtrent de waarneming van mr. Meulemeesters bij dat getuigenverhoor immers hebben ontvangen van mr. Koopman indien hij haar komst had afgewacht.
4.1
Wat betreft de opmerking van de rechter-commissaris ter zitting van de wrakingskamer dat – zo er al sprake zou zijn van partijdigheid van zijn kant – hij niet vermag in te zien jegens wie hij dan partijdig zou zijn geweest, overweegt de wrakingskamer dat het niet doen plaatsvinden van het verhoor van de getuige in ieder geval niet in het voordeel van de verzoekers is. Het gaat immers om een getuige die op hun verzoek en in hun belang is toegewezen door de ontnemingskamer.
4.11
De slotsom is dat de beslissing van de rechter-commissaris om de getuige niet te horen en niet meer op te roepen onder de hiervoor geschetste omstandigheden zozeer onbegrijpelijk is, dat de verzoekers op grond van objectieve factoren gerechtvaardigde vrees kunnen hebben dat deze beslissing is ingegeven door vooringenomenheid. De verzoeken zijn dus gegrond en worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- wijst toe de verzoeken van [naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] tot wraking van rechter-commissaris in strafzaken mr. drs. J. van den Bos.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.R. Roukema, voorzitter, mr. G.A.F.M. Wouters en mr. N. Doorduijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juni 2018 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoekers
- mr. K.R. Koopman en mr. M.H.H. Meulemeesters
- mr. drs. J. van den Bos
- mr. P.P.A.M. Notenboom