ECLI:NL:RBROT:2018:5276
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake verzoek om specificatie van politiegegevens uit de Basis Registratie Personen
In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Rhijnsburger, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. I.D. de Hoop. Het primaire besluit, genomen op 23 mei 2017, wees het verzoek van eiser om een specificatie van de gegevens die door de politie uit de Basis Registratie Personen (BRP) zijn opgevraagd, af. Het bestreden besluit van 1 augustus 2017 verklaarde het bezwaar van eiser ongegrond. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, waarbij hij nadere stukken heeft ingediend en verweerder een verweerschrift heeft ingediend. De zitting vond plaats op 10 april 2018, waar eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder.
De rechtbank heeft overwogen dat de Wet politiegegevens (Wpg) en de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) van toepassing zijn op de verwerking van politiegegevens. Eiser heeft aangevoerd dat de politie in de periode van 18 september 2008 tot 23 november 2016 427 keer gegevens over hem heeft opgevraagd. Verweerder heeft echter gesteld dat deze opvragingen voortvloeien uit een automatische koppeling tussen het politieregistratiesysteem BVH en de BRP, en dat er geen specifieke opvragingen zijn gedaan. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit in rechte stand kan houden, omdat de bevragingen voortvloeien uit deze automatische koppeling en er geen reden van registratie is.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder van het horen van eiser heeft kunnen afzien, omdat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 27 juni 2018 en kan binnen zes weken worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.