ECLI:NL:RBROT:2018:5400

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
5 juli 2018
Zaaknummer
18/2894
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor het plaatsen van een reuzenrad in Rotterdam

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 juni 2018 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een reuzenrad, genaamd "DinnerWheel", aan de Hoogstraat 135 in Rotterdam. De vergunning is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam op 6 december 2017, en het bezwaar van de verzoekers tegen het bestreden besluit is ongegrond verklaard op 12 april 2018. De verzoekers, bewoners van de Markthal, hebben tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat zij vrezen voor onevenredige aantasting van hun privacy door de plaatsing van het reuzenrad.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het bouwplan in strijd is met de geldende bestemmingsplannen, maar heeft geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De voorzieningenrechter heeft daarbij de belangen van de verzoekers afgewogen tegen de belangen van de vergunninghoudster en de aantrekkelijkheid van de binnenstad. De voorzieningenrechter concludeert dat de afstand van 43 meter tussen het reuzenrad en de woningen van de verzoekers voldoende is om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen. De verzoekers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de privacy in wezenlijk opzicht wordt aangetast door de nieuwe positionering van het reuzenrad ten opzichte van een eerder reuzenrad dat op dezelfde locatie heeft gestaan.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen aanleiding is om te veronderstellen dat het bestreden besluit in beroep niet in stand kan blijven. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 3
zaaknummer: ROT 18/2894
uitspraak van de voorzieningenrechter van 29 juni 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen
[verzoekers] ,wonende te Rotterdam, verzoekers,
gemachtigde: mr. B.J.W. Walraven,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam, verweerder,
gemachtigde: mr. A.J.J. van der Vlist,

met als derde partij: Skyview Projects B.V., vergunninghoudster,

gemachtigde: [gemachtigde] .

Procesverloop

Bij besluit van 6 december 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van reuzenrad “DinnerWheel” en een keukenunit voor een periode van één jaar aan de Hoogstraat 135, naast de Markthal te Rotterdam.
Bij besluit van 12 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (18/2793). Ook hebben verzoekers de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 28 mei 2018 heeft verweerder de tijdelijke omgevingsvergunning verlengd tot en met 1 augustus 2019. Verzoekers hebben tegen dit besluit bezwaar gemaakt waarbij verweerder is verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep
.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2018. Verzoekers hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en W.H.N. van der Zwam (cluster stadsontwikkeling), bijgestaan door C. van den Bergh (DCMR), J.C. Obreen (DCMR) en K.H.W. van Troost.

Overwegingen

1. Het plan voorziet in een reuzenrad van 50 meter hoog met 36 gondels. In de gondels kan lunch, high tea en diner geserveerd worden. Daartoe omvat het bouwplan een keukenunit waar eten en drinken wordt voorbereid. De keukenunit is 53 m² groot en zal geplaatst worden naast het reuzenrad. De openingstijden van het reuzenrad zijn van 11.00 uur tot 20.00 uur door de week en van 11.00 uur tot 21.00 uur op zaterdag en zondag.
2. Verzoekers wonen allen aan de Grote Markt (in de Markthal) en hebben zicht op de bouwlocatie. De afstand van de dichtstbijzijnde woningen in de Markthal tot de bouwlocatie is 43 meter. Het reuzenrad komt evenwijdig aan de Markthal te staan. In 2016 en 2017 heeft op de locatie gedurende een maand ook een reuzenrad gestaan. Dit reuzenrad, The View of Rotterdam genaamd, stond op een afstand van 14 meter van de woningen in de Markthal, en stond haaks op de Markthal.
3. Tussen partijen is niet in geschil dat het bouwplan in strijd is met de regels uit het van toepassing zijnde bestemmingsplan “Laurenskwartier” van 2013 en het bestemmingsplan “Laurenskwartier” van 2002. De locatie waar het tijdelijke reuzenrad is voorzien is bekend als een ‘ontwikkellocatie’ en er zijn plannen voor het realiseren ter plaatse van een wooncomplex Rotta Nova in 2019.
4. Verweerder heeft bij het bestreden besluit, met overneming van het advies van de algemene bezwaarschriftencommissie van de gemeente Rotterdam, de met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 2˚, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) in samenhang met artikel 4, elfde lid, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) verleende omgevingsvergunning in stand gelaten.
5. Verzoekers stellen dat zij onevenredig zullen worden aangetast in hun privacy door de plaatsing van het reuzenrad. Naar de mening van verzoekers verliest verweerder uit het oog dat de attractie wordt geplaatst om uitzicht te bieden op de omgeving. Dat het rad anders is gesitueerd dan in het verleden doet aan de aantasting van de privacy niet af. Naar de mening van verzoekers verliest verweerder bij het afwegen van de bij het besluit betrokken belangen uit het oog dat de binnenstad leefbaar moet blijven. Verzoekers menen dat het reuzenrad past onder de noemer ‘vaste kermis e.d.; pretparken’ (SBI-code 9321), waarvoor een afstand van 300 meter tot woonbebouwing is geïndiceerd. Verzoekers wijzen erop dat de toezeggingen van de exploitant dat de gondels zullen worden afgeplakt, telelenzen zullen worden verboden en dat hier ook toezicht op zal zijn door middel van beveiligingscamera’s geheel vrijblijvend zijn. Naar de mening van verzoekers heeft verweerder hinder als gevolg van het draaien van het rad ten onrechte niet meegenomen. Verzoekers menen overigens dat verweerder, gelet op de aard van de overlast, de periode waarvoor de vergunning is verleend, had moeten beperken tot maximaal drie maanden.
6.1.
Indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
6.2.1.
Op grond van artikel 2.1, eerste lid, van de Wabo is het verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (…).
Artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo bepaalt dat voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
(..).
6.2.2.
Artikel 4, elfde lid, van Bijlage II van het Bor bepaalt dat voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, in aanmerking komen, voor zover van belang, ander gebruik van gronden of bouwwerken dan bedoeld in de onderdelen 1 tot en met 10, voor een termijn van ten hoogste tien jaar.
7.1.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat toepassing van de kruimelgevallenregeling een discretionaire bevoegdheid is van verweerder; verweerder dient daarbij alle ruimtelijk relevante belangen die rechtstreeks bij de aanvraag zijn betrokken te wegen. Bij de beoordeling van de aanvraag moet worden bezien of de te verwachten overlast van de bewoners gelet op de overige belangen evenredig is.
7.2.
De voorzieningenrechter ziet voorshands geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat met de komst van het “Dinnerwheel” een aanvaardbaar woon- en leefklimaat van verzoekers gewaarborgd is. In dit kader acht de voorzieningenrechter de ligging van de woningen van verzoekers in stedelijk gebied en de (minimale) afstand van het “Dinnerwheel” van 43 meter tot de woningen van verzoekers doorslaggevend. Daarbij komt dat verzoekers naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt dat met de andere positionering van “Dinnerwheel” ten opzichte van “The View of Rotterdam”, de inbreuk op de privacy wezenlijk wordt verslechterd. Hoewel verweerder nagelaten heeft de in het bestreden besluit genoemde privacy bevorderende maatregelen, zoals het voorzien van de zijkanten van de gondels aan de kant van de woningen van de Markthal van bestickeringen, middels voorschriften aan de vergunning te verbinden, ziet de voorzieningenrechter, mede gelet op de ook ter zitting getoonde welwillende houding van vergunninghoudster, onvoldoende aanleiding te twijfelen aan de nakoming door vergunninghoudster daarvan.
7.3.
De omstandigheid dat verweerder in het bestreden besluit de (mogelijke) hinder als gevolg van het draaien van het rad niet expliciet heeft meegenomen leidt evenmin tot een ander oordeel, nu verweerder desgevraagd ter zitting heeft toegelicht dat er geen normstelling is voor (hinder als gevolg van) het draaien van een dergelijk rad, onder meer doordat het rad langzaam draait en ook regelmatig stopt. Verzoekers hebben op dit punt geen rapport van een eigen deskundige overgelegd. Verweerder heeft ter zitting de stelling van verzoekers dat de SBI-code voor vaste kermisattractie op het reuzenrad van toepassing is bovendien genoegzaam weersproken door te wijzen op het ontbreken van bij deze code behorende overlast als gevolg van geluids- en lichteffecten.
7.4.
Gelet op het voorgaande en daarbij in aanmerking genomen dat verweerder de komst van het “Dinnerwheel” op de locatie als welkome bijdrage en als extra impuls voor de aantrekkelijkheid van de binnenstad ziet en dit ook aansluit bij het inzetten op het verhogen van de attractiewaarde van de binnenstad (zie in dit verband het binnenstadsplan 2008-2020, Binnenstad als Citylounge), komt de voorzieningenrechter voorshands tot de conclusie dat verweerder na afweging van de bij het besluit betrokken belangen in redelijkheid de omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. De aan de omgevingsvergunning verbonden termijn van een jaar acht de voorzieningenrechter, mede gelet op de financiële belangen van vergunninghoudster, die in dat geval meer rendement kan halen uit de eenmalige opbouw van het reuzenrad, niet onredelijk.
8. De voorzieningenrechter ziet in de omstandigheid dat verzoekers in het bezwaarschrift tegen de verlenging van de omgevingsvergunning hebben verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep in verband met de lopende beroepsprocedure tegen het bestreden besluit en het eerst kort voor de zitting indienen van de nadere gronden van beroep aanleiding niet tevens uitspraak te doen in de hoofdzaak.
9. Uit het voorgaande volgt dat in beroep het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Flikweert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.V. Baan-de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 juni 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.