ECLI:NL:RBROT:2018:5437

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 april 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
10/681138-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afdreiging van een vijftienjarig meisje door een leeftijdsgenoot met dreiging van verspreiding van naaktfoto's

Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vijftienjarige verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afdreiging van een eveneens vijftienjarig meisje. De verdachte heeft gedreigd naaktfoto's van het slachtoffer op internet te plaatsen als zij niet aan zijn eis om geld te geven zou voldoen. Het slachtoffer heeft uiteindelijk twee keer geld aan de verdachte overhandigd. Tijdens de rechtszitting op 20 maart 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij onder druk stond van een andere jongen, maar de rechtbank heeft deze verklaring niet geloofwaardig geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd in de periode van 13 juli 2017 tot en met 21 juli 2017, waarbij hij het slachtoffer via Snapchat heeft bedreigd met de woorden dat zij meer naaktfoto's moest sturen of anders zou hij haar foto's op internet zetten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 121 dagen, waarvan 50 dagen onvoorwaardelijk en de rest voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder het zich laten behandelen in een residentiële zorginstelling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die bestaat uit materiële en immateriële schade, en heeft de verdachte veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding. De rechtbank heeft de ernst van het feit en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/681138-17
Datum uitspraak: 3 april 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 2002,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. S. Kandemir, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 20 maart 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 101 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar
  • met als algemene voorwaarde onder meer dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland
  • en onder de bijzondere voorwaarden dat hij zich zal inspannen tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding en hij regelmatig naar school gaat, ook indien dat inhoudt dat hij naar School2care gaat, met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij in de tenlastegelegde periode geld bij aangeefster [naam slachtoffer] heeft opgehaald en dat zij ook daadwerkelijk twee keer geld aan hem heeft betaald. De verdachte heeft verklaard dat hij daartoe gedwongen is geweest door een jongen genaamd [naam] . Hij stelt heel erg bang te zijn geweest en nog te zijn voor deze [naam] door de bedreigingen die hij heeft geuit. De verdachte heeft tevens verklaard dat niet hijzelf maar deze [naam] met de smartphone van de verdachte aangeefster heeft afgedreigd door de berichten (die op de tenlastelegging vermeld staan) naar aangeefster te sturen.
4.1.2.
Beoordeling
De rechtbank overweegt dat de politie de verklaring van de verdachte heeft onderzocht en de identiteit van deze [naam] heeft vastgesteld. Verder maken WhatsAppberichten tussen [naam] en de verdachte deel uit van het procesdossier. Daarin is te lezen dat die [naam] aan de verdachte weliswaar gevraagd heeft geld te betalen, maar dat is ruimschoots na de ten laste gelegde periode. In de WhatsAppberichten is verder niets aangetroffen wat betrekking zou kunnen hebben op de afdreiging van aangeefster [naam slachtoffer] en het biedt geen invoelbare grond voor de angst die de verdachte stelt te hebben (gehad). De berichten hebben onder meer betrekking op samen blowen – “swen of keef” – maar van die berichten stelt de verdachte geen weet meer te hebben en ze ook niet te begrijpen. De politie heeft [naam] gehoord en hij ontkent alle betrokkenheid bij de afdreiging. Opmerkelijk is dat de verdachte ter terechtzitting uitgebreid is gevraagd te reageren op het gebrek aan ondersteuning voor zijn verklaring, maar dat hij heeft volhard zonder nadere uitleg. Nu er geen enkele ondersteuning te vinden is voor de verklaring van de verdachte, acht de rechtbank deze niet geloofwaardig en wordt het verweer van verdachte verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op tijdstip(pen) in de periode van 13 juli 2017 tot en met 21 juli 2017
te Papendrecht en/of Alblasserdam en/of Utrecht,
(telkens) met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met, smaadschrift, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 110 euro, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , die [naam slachtoffer] via Snapchat de woorden heeft toegevoegd: "Stuur mij meer naaktfoto's, anders zet ik je
foto's op internet en Instagram" en/of "Als je geen naaktfoto's meer stuurt,
dan weet je wat er gaat gebeuren" en "Als jij mij 50 euro geeft blijft
alles tussen ons" en "Geef mij 40 euro en ik laat je met rust en doe niets
met je foto's", althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
afdreiging, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De vijftienjarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afdreiging van een eveneens vijftienjarig meisje. Hij heeft gedreigd naaktfoto’s van haar op internet te zetten als zij niet zou voldoen aan zijn eis om geld aan hem te geven. Aangeefster heeft uiteindelijk twee keer geld aan de verdachte gegeven.
De verdachte heeft het slachtoffer gechanteerd met het verspreiden van naaktfoto’s om er zelf financieel beter van te worden. Daarmee heeft hij haar vertrouwen ernstig beschaamd en haar angst aangejaagd. De vrees voor zoiets beschamends als jouw naaktfoto’s op het internet is een hele sterke en de sociale consequenties daarvan zijn helaas al te bekend.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van aangeefster blijkt ook dat zij nog lang negatieve psychische gevolgen van deze nare ervaring heeft gehad.
De verdachte heeft zich kennelijk niet bekommerd om de gevolgen die dit feit voor het slachtoffer zouden hebben, hetgeen de rechtbank verdachte zwaar aanrekent. Daarnaast rekent de rechtbank de verdachte aan dat hij tegen beter weten in is blijven volharden in zijn verklaring dat niet hij, maar iemand anders hiervoor verantwoordelijk zou zijn geweest.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op de navolgende rapportages die over de verdachte
zijn opgesteld.
Drs. C. van den Bergh, GZ-psycholoog, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 februari 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Bij de verdachte is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestesvermogens te classificeren als een norm overschrijdend gedragsstoornis. De verdachte heeft een gemiddelde intelligentie, maar er is sprake van een emotionele achterstand wat zich bij de verdachte uit in een stagnerende persoonlijkheidsontwikkeling. De morele keuzes die hij maakt worden ingegeven door wensvervulling en gedrag waarin zijn eigen belang en voordeel het zwaarst wegen. Hij verplaatst zich onvoldoende in de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. Hierdoor kan hij zich zonder schuld of schaamtegevoelens grensoverschrijdend en egocentrisch gedragen. Er is bij de verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling omdat zijn tekortkomingen leiden tot disfunctioneren in verschillende levensdomeinen.
Het is vanuit de informatie van de geraadpleegde informanten duidelijk geworden dat de verdachte al langere tijd grensoverschrijdend gedrag laat zien. Indien het ten laste gelegde feit bewezen wordt dan is het waarschijnlijk dat de scheefgroei in de persoonlijkheid van de verdachte van invloed is geweest op zijn kerncognities en daarmee op zijn gedrag. Tevens kan het risico hoog worden geschat dat de verdachte zich zonder behandeling opnieuw grensoverschrijdend zal gedragen. Er zijn niet zoveel beschermende factoren. Wel lijkt de verdachte in staat om nieuwe vaardigheden en kerncognities aan te leren, mits dat binnen een structurerende omgeving wordt ingesleten.
Onderzoeker kan geen verbinding leggen tussen de feiten die hem ten laste worden gelegd en zijn gedrag ten tijde van die feiten. Hij legt het gebeurde volledig buiten zijn eigen invloed. Hierbij ervaart hij zichzelf als slachtoffer van de ontstane situatie. Indien de feiten bewezen worden dan is het opmerkelijk dat betrokkene zijn ontkenning zo lang heeft volhouden.
Geadviseerd wordt hem een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen indien het feit bewezen worden. Dat is passend bij zijn emotionele ontwikkeling waarin hij vanuit een kosten en batenanalyse oordeelt over situaties. Daarnaast is het belangrijk om te investeren in deze jongen om de stagnerende persoonlijkheidsontwikkeling te doorbreken. Hij denkt sterk vanuit wantrouwen en hij voelt zich gauw gekrenkt. Deze gedachten zijn van grote invloed op zijn handelen en op de morele keuzes die hij maakt. Een behandeling in ambulant kader wordt afgeraden. Hij is weinig leerbaar gebleken voor aanwijzingen van anderen in zijn omgeving. Hij heeft geen toegang meer tot zijn school of de time out voorziening en hij heeft geen dagbesteding. Hij neemt geen deel aan een pro-sociale vrijetijdsbesteding. Het inslijten van adequaat gedrag en dat steeds verbinden met de juiste cognities vraagt om behandeling in een drie milieusetting. Verdachtes moeder heeft te weinig invloed op zijn gedrag buiten haar toezicht. Onderzoeker ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan een behandeling te adviseren in een residentiële behandelgroep voor jongeren. Een dergelijke behandeling biedt nu de meeste kansen om de stagnerende persoonlijkheidsontwikkeling om te buigen. Geadviseerd wordt derhalve om als bijzondere voorwaarde op te nemen dat verdachte zich residentieel laat behandelen in een drie milieusetting voor jongeren. De verwachte duur van de behandeling wordt geschat op minimaal een jaar.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 maart 2018. Dit rapport houdt onder meer het volgende in:
Mocht het aandeel van de verdachte groter zijn dan hij op dit moment aangeeft, verhoogt dit de kans op recidive, omdat hij de schuld bij een ander legt en daarmee zichzelf excuseert. Vanuit het instrument wat gebruikt is om het recidive risico in te schatten, wordt
zowel vanuit de politie als de Raad het risico ingeschaald op midden. De Raad
schat de kans op herhaling echter hoger in, omdat de gestelde diagnose van een normoverschrijdende gedragsstoornis niet meegewogen kan worden. De grootste zorgen van de Raad liggen op de domeinen school, vrijetijdsbesteding, attitude en agressie.
De Raad vindt dit het kenmerkendst tot uiting komen in de negatieve houding en het gedrag van de verdachte tijdens lessen en stage, wat er toe geleid heeft dat de verdachte naast de klas werd begeleid omdat anders de veiligheid van de andere leerlingen niet gewaarborgd kon worden. Vanuit de meldingen bij de politie en de gesprekken die de wijkagent met
de verdachte en moeder gevoerd heeft komt naar voren dat hij dit gedrag ook in zijn
vrije tijd vertoont. Er zijn zorgen over zijn sociale contacten hij en de rol die hij inneemt. Hier lijkt onvoldoende zicht op te zijn (geweest) vanuit de thuissituatie. Moeder heeft naar aanleiding hiervan het wijkteam ingeschakeld om haar te ondersteunen bij het omgaan met het gedrag van verdachte en de problemen op school. De Raad vindt dit positief van moeder. Indien zijn aandeel groter is dan hij doet vermoeden, is de Raad van mening dat het risico op recidive hiermee niet volledig weggenomen wordt, aangezien de omgeving niets aan verdachte heeft gemerkt en moeder zelf ook eerlijk aangeeft niet voor het toezicht op hem in te kunnen staan. Mocht blijken dat de verdachte meer van doen heeft met het delict dan hij tot op heden aangeeft, is de Raad ook van mening dat hem een duidelijke grens moet
worden gesteld. De Raad wil zich aansluiten bij het advies van de Pro-Justitia rapportage, voor opname in een residentiële behandelgroep in combinatie met toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering. De jeugdreclasseerder kan dan in dit naar te verwachten intensieve traject ook naast moeder gaan staan en haar weer sterker maken in haar ouderrol. Als stok achter de deur adviseert de Raad ook binnen het strafrechtelijk kader een voorwaardelijke jeugddetentie (met aftrek van de duur van de voorlopige hechtenis).
De Raad adviseert de rechtbank tenslotte te bepalen dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straffen
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke jeugddetentie achterwege te laten. Hiervoor bestaat gezien de ernst van het feit echter geen aanleiding.
Nu de psycholoog en de Raad begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk achten, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd:
[naam benadeelde], wonende te Papendrecht, ter zake van het tenlastegelegde feit.
De benadeelde partij vordert een bedrag van € 168,08 aan materiële schade en een bedrag van € 1.300,-- aan immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade volledig kan worden toegewezen en dat de immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van 250,-- en voor het overige niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen vanwege de bepleite vrijspraak en subsidiair verzocht de gevorderde schade te matigen nu de verdachte niet in staat is dit bedrag te betalen en meer subsidiair heeft de verdediging zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze als onvoldoende gemotiveerd betwist worden toegewezen.
Voorts is niet betwist dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 500,--, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van hetgeen aan hoofdsom meer is gevorderd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 juli 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 668,08.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77gg en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor
de duur van 121 (honderdéénentwintig) dagen,
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
50 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op twee jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugd/reclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer] , geboren [geboortedatum slachtoffer] 2001 te Den Haag, zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende één jaar of zoveel korter als zijn behandelaars in overleg met de jeugdreclassering nodig achten, zal laten opnemen in een residentiële zorginstelling in de vorm van een drie milieu setting voor jongeren, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens die instelling zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland
tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 668,08 (zegge: zeshonderdachtenzestig euro en acht eurocent), bestaande uit € 168,08 aan materiële schade en € 500,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 668,08 (zegge: zeshonderdachtenzestig euro en acht eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 juli 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 668,08 vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
10 dagen; toepassing van de vervangende jeugddetentie heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. S.C.C. Hes-Bakkeren, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. M. van Kuilenburg en M. Jeltes, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 april 2018.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van
13 juli 2017 tot en met 21 juli 2017
te Papendrecht en/of Alblasserdam en/of Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een
geheim, te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag van (in totaal) 110 euro,
in elk geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, die [naam slachtoffer] via Snapchat
de woorden heeft toegevoegd: "Stuur mij meer naaktfoto's, anders zet ik je
foto's op internet en Instagram" en/of "Als je geen naaktfoto's meer stuurt,
dan weet je wat er gaat gebeuren" en/of "Als jij mij 50 euro geeft blijft
alles tussen ons" en/of "Geef mij 40 euro en ik laat je met rust en doe niets
met je foto's", althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking;
art 318 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 13 juli 2017 tot en met 21 juli 2017
te Papendrecht en/of Alblasserdam en/of Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een ander, te weten [naam slachtoffer] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of
door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die
ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te
dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s),
- die [naam slachtoffer] benaderd via Snapchat en/of
- die [naam slachtoffer] gevraagd naaktfoto's van zichzelf te sturen en/of
- met die [naam slachtoffer] seks gehad en/of (vervolgens)
- tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat zij meer naaktfoto's moest sturen, anders zou hij,
verdachte, foto's op internet en/of Instagram plaatsen en/of (hierbij)
- de woorden toegevoegd: "Stuur mij meer naaktfoto's, anders zet ik je foto's
op internet en Instagram" en/of "Als je geen naaktfoto's meer stuurt, dan
weet je wat er gaat gebeuren" en/of "Als jij mij 50 euro geeft blijft alles
tussen ons" en/of "Geef mij 40 euro en ik laat je met rust en doe niets met
je foto's" en/of "Stuur nu kkr hoer" en/of "Spring en film je tieten en je
kont van achter, stop er vinger in" en/of "Stuur van je kont van achteren en
ga kreunen als je vinger erin stopt" en/of "Binnen 10 sec sturen vieze
slet" en/of "Snel kk sletje", althans telkens woorden van gelijke aard en/of
strekking;
art 284 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht