ECLI:NL:RBROT:2018:5445

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
10/701169-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een minderjarige verdachte in een zaak van seksueel misbruik

Op 1 mei 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2001, die werd beschuldigd van het plegen van seksueel misbruik van een minderjarige, te weten een vijfjarig kind. De zaak kwam voor de rechtbank na een melding van de moeder van het slachtoffer, die op 4 augustus 2017 had gehoord dat de verdachte, die toen vijftien jaar oud was, seksuele handelingen zou hebben verricht met haar zoon in een familiedouche op de camping Duinrell te Wassenaar. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een jeugddetentie van twee maanden, maar de verdediging betwistte de bewijsvoering en pleitte voor vrijspraak.

De rechtbank heeft de verklaringen van de moeder en de getuigen, waaronder de broers van het slachtoffer, zorgvuldig gewogen. Ondanks dat er enkele verklaringen waren die de beschuldigingen ondersteunden, was de rechtbank van mening dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De verdachte heeft altijd ontkend betrokken te zijn geweest bij het tenlastegelegde feit, en er waren geen forensische bewijzen die de beschuldigingen konden staven. Bovendien waren er twijfels over de betrouwbaarheid van de getuigenverklaringen, vooral gezien de jonge leeftijd van het slachtoffer en de invloed van de moeder op de verklaringen van de getuigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, en heeft de verdachte vrijgesproken van alle beschuldigingen. De rechtbank heeft ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, aangezien de verdachte eerder was geschorst. Deze uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid in strafzaken, vooral wanneer minderjarigen betrokken zijn.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummer: 10/701169-17
Datum uitspraak: 1 mei 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte ] op [geboortedatum verdachte] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.J.M. Vélu, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 17 april 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.P.G. de Beer heeft gevorderd:
- bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
 veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 2 maanden met aftrek van voorarrest, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar
o met als algemene voorwaarde onder meer dat de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering
o en onder de bijzondere voorwaarde dat hij
 zal meewerken aan psychomotore therapie (PMT), zoals geboden door Pamijer en/of De Viersprong of een soortgelijke instelling,
 met opdracht aan de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarde en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot bewezenverklaring van het aan de verdachte ten laste gelegde feit, te weten met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
De officier van justitie baseert zich daarbij op de verklaringen van de moeder van [naam slachtoffer] en de getuigenverklaringen van de broers van [naam slachtoffer] , zijnde [naam broer slachtoffer] en [naam broer 2 slachtoffer] .
De raadsman heeft kortgezegd bepleit dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.1.2.
Beoordeling
Op 9 augustus 2017 heeft [naam moeder slachtoffer] melding gedaan van het feit dat haar destijds vijfjarige zoon [naam slachtoffer] tegen haar had gezegd dat de destijds vijftienjarige verdachte, “zijn piemel erin had gestoken”. Dit zou op 4 augustus 2017 hebben plaatsgevonden in een familiedouche in een sanitair gebouw op de camping Duinrell te Wassenaar. De moeder van [naam slachtoffer] is hier op 4 augustus 2017 van op de hoogte geraakt, doordat een van haar andere zonen genaamd [naam broer 2 slachtoffer] , nadat hij terugkwam van het sanitair gebouw, aan haar vertelde dat de verdachte in de familiedouche op [naam slachtoffer] had gelegen en dat de verdachte en [naam slachtoffer] allebei bloot waren. Toen de moeder vervolgens aan [naam slachtoffer] vroeg wat er was gebeurd, heeft [naam slachtoffer] tegen zijn moeder gezegd dat de verdachte zijn piemel in zijn kont had gedaan. Later is gebleken dat de destijds achtjarige [naam broer 2 slachtoffer] dit niet zelf had gezien maar dat hij dit had gehoord van een andere broer van [naam slachtoffer] , genaamd [naam broer slachtoffer] , die bijna tien jaar oud was en eveneens in het sanitair gebouw aanwezig was geweest.
Hoewel in de melding van de moeder van [naam slachtoffer] en haar verklaring, zoals afgelegd bij de rechter-commissaris op 2 maart 2018, en de bij de politie afgenomen studioverhoren van [naam broer slachtoffer] en [naam broer 2 slachtoffer] op zich voldoende wettig bewijs kan worden gevonden, is de rechtbank er op basis van deze verklaringen en de overige stukken in het dossier niet van overtuigd geraakt dat de verdachte het tenlastegelegde bij [naam slachtoffer] heeft begaan. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte heeft betrokkenheid bij het aan hem tenlastegelegde feit van begin af aan ontkend. Ook ter terechtzitting heeft verdachte volhard in zijn ontkenning. De moeder van [naam slachtoffer] heeft ervoor gekozen geen aangifte te doen. [naam slachtoffer] zelf is niet gehoord: van hem bevindt zich geen verklaring in het dossier. Bij het forensisch medisch onderzoek dat op 9 augustus 2017 bij [naam slachtoffer] is verricht, zijn door de forensisch arts op of in het lichaam van [naam slachtoffer] geen zaakrelevante afwijkingen/letsels aangetroffen.
De broers [naam broer 2 slachtoffer] , geboren [geboortedatum broer 2] 2008, en [naam broer slachtoffer] , geboren op [geboortedatum broer 3] 2007, zijn respectievelijk op 29 november 2017 en 1 december 2017 in een kindvriendelijke studio gehoord. [naam broer slachtoffer] heeft tijdens het studioverhoor kort en zakelijk weergegeven onder meer het volgende verklaard. Hij was op 4 augustus 2017 gezamenlijk met [naam slachtoffer] , de verdachte en broertje [naam broer 2 slachtoffer] in het sanitair gebouw van de camping van Duinrell. [naam broer slachtoffer] hoorde dat de verdachte tegen [naam slachtoffer] zei dat hij op de grond moest gaan liggen, omdat hij hem wilde neuken en dat [naam slachtoffer] dit niet wilde. Toen [naam broer slachtoffer] onder de deur door in de familiedouche keek, zag hij dat de verdachte bloot op [naam slachtoffer] lag. Toen [naam broer slachtoffer] zei dat hij het zou gaan zeggen, zag hij dat de verdachte zijn stijve piemel uit de kont van [naam slachtoffer] haalde. Verder heeft [naam broer slachtoffer] verklaard dat hij hoorde en zag dat [naam slachtoffer] toen moest lachen. De rechtbank acht het opmerkelijk dat [naam slachtoffer] zo kort nadat de verdachte tegen zijn zin seksueel bij hem zou zijn binnengedrongen, zou hebben moeten lachen. Tijdens een verhoor bij de rechter-commissaris van 2 maart 2018 is door de moeder van [naam slachtoffer] verklaard dat [naam broer slachtoffer] zwakbegaafd is en dat zij zelf niet met [naam broer slachtoffer] heeft gesproken over hetgeen hij gezien zou hebben en dat hij pas maanden later, toen [naam broer 2 slachtoffer] had gezegd dat [naam broer slachtoffer] het had gezien, er over ging vertellen.
Naar het oordeel van de rechtbank valt verder onvoldoende uit te sluiten dat wat [naam slachtoffer] tegen zijn moeder heeft gezegd, is beïnvloed. Door de moeder van [naam slachtoffer] is tijdens het informatieve gesprek bij de politie verklaard dat [naam slachtoffer] pas nadat hem een snoepje was beloofd, had gezegd dat de verdachte zijn piemel erin had gestoken. Door [naam broer slachtoffer] is tijdens het studioverhoor verklaard dat zijn moeder tegen [naam slachtoffer] heeft gezegd dat indien hij zou liegen, hij geen cadeautjes meer zou krijgen. Tevens heeft [naam broer slachtoffer] verklaard dat zijn moeder toen [naam slachtoffer] had gezegd dat de verdachte hem had geneukt, tegen [naam slachtoffer] had gezegd dat indien hij gelogen zou hebben, hij veel straf had gekregen.
Gelet op al het voorgaande heeft de rechtbank niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het feit heeft begaan. Nu de rechtbank het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen acht, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.P. van der Stroom, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. F.W.H. van den Emster en S. Woudman-Bijl, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.J. Berke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2018.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 04 augustus 2017 te Wassenaar, met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren, althans beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten met [naam slachtoffer] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2012), buiten
echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd die bestonden uit, of mede bestonden uit, [het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk] het brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de anus, althans tussen de billen van die [naam slachtoffer] ;
art 244 Wetboek van Strafrecht