ECLI:NL:RBROT:2018:5630
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.G.L. de Vette
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake in bewaring neming van thee uit China en de ontvankelijkheid van het bezwaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 16 juli 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [Naam] B.V. als eiseres en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) als verweerder. De zaak betreft de officiële in bewaring neming van een partij thee uit China, die door de NVWA is uitgevoerd op basis van een te hoog gehalte aan het bestrijdingsmiddel fenylfenol-2. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de NVWA, dat het bezwaar ongegrond verklaarde. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat de NVWA terecht heeft vastgesteld dat de partij thee niet voldeed aan de wettelijke normen.
De rechtbank heeft in haar overwegingen aandacht besteed aan de vraag of eiseres ontvankelijk was in haar beroep. De NVWA had in het bestreden besluit aangenomen dat eiseres zelf bezwaar had gemaakt, terwijl eiseres stelde dat dit namens de leverancier was gedaan. De rechtbank oordeelde dat de NVWA niet had aangetoond dat eiseres niet als belanghebbende kon worden aangemerkt, en dat artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in de weg stond aan de ontvankelijkheid van het beroep.
Vervolgens heeft de rechtbank de inhoudelijke beoordeling van het geschil uitgevoerd. De NVWA had de partij thee in bewaring genomen op basis van een monster dat een te hoog gehalte aan fenylfenol-2 vertoonde. Eiseres betoogde dat de NVWA te veel vasthield aan dit monster en dat er een nieuw monster genomen moest worden. De rechtbank oordeelde echter dat de NVWA voldoende bewijs had geleverd dat het eerste monster een te hoog gehalte aan fenylfenol-2 bevatte en dat er geen aanleiding was voor een nieuw monster. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees op de wettelijke bepalingen die de NVWA in acht had genomen.